waalwrjkse en lAnostoAAtse couR^nt
1
IlSiït;
3r. czA* c^ijk en
door
tegeltjes
nu plantsoen
bij sluis
X*
hoge kosten
V -»
I
Ir. A. J. Rijken
VRIJDAG 4 NOVEMBER 1966
87e JAARGANG No. 87
De Echo vAn het
Uitgever
Waalwij kse Stoomdrukkerij
Ant.oon Tielen
Hoofdredacteur JAN TIELEN
Gironummer 1069687
Dit blad verschijnt 2x per week
Abonnement
p. week (0,26 2 ct. inc.k.) 0,28
p. mnd. (1,10 10 ct. ine k.) f 1.20
p. kwrt. (3,25 10 ct. inc.k.) 3,35
p. kwrt. p.post 3,70 bij girobetaling
(bij incasso p. postkwit. 60ct extra)
Losse nummers 20 cent.
Advertentieprijs: 13 cent per ir-n.
Contractadvertenties: speciaal tarief
Opgericht 1878
Bureaux Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160-2621 Kaatsheuvel: Dr. van Beurdenstraat 8, tel. 04167 - 2002
Telegram-adres „ECHO"
óór enkele jaren verscheen
1/ er van de hand van G. D.
van der Heide, archeoloog
bij de Directie van de Wieringermeer
(Noordoostpolderwerken) te Schok
land, een beschrijving van de archeo
logie van het Zuiderzeegebiedonder
de titel; Oudheidkundig Bodemon
derzoek in Nieuw Land. Het tweede
hoofdstuk is gewijd aan de opgraving
van scheepswrakken in het Zuider
zeegebied.
In zijn inleiding wijst hij erop, dat
het onderzoek van schepen zich tot
nu toe in Europa vooral beperkt tot
de VikingertijdIn de Scandinavische
landen zijn enige bijzondere scheeps-
resten uit die periode onderzocht. In
Utrecht werd een schip omstreeks
1936 opgegraven en geconserveerd,
het is in het Centraal Museum aldaar
opgesteld. Voorts brengt hij in her
innering de schepen van het Nemi-
meer in Italië, de onderzochte, maar
niet intact gebleven schepen van het
Belgische Brugge en het Duitsche
Elbing en van Capelle, een Hollands
dorp in de Langstraat. Hij merkt op,
dat de opgraving in Capelle al van
vroege tijd dateert, n.l. van 1823 en
op uitstekende wijze is uitgevoerd.
Vóór de opgraving van scheepswrak
ken in het Zuiderzeegebied waren er
in Nederland slechts drie opgravin
gen van schepen bekend. In Pesse, in
Behoorde schip van
Capelle tot vloot
van Prins Maurits?
Drenthe, werd de oudstbekende boot
van West-Europa gevonden. Deze
kano werd voor enkele jaren bij toe
val ontdekt tijdens het afgraven van
veen. Zij is gemaakt door uitholling
van een boomstam met behulp van
vuur en kleine werktuigen. Met be
hulp van moderne onderzoekmetho
den werd de ouderdom vastgesteld op
meer dan 8000 jaren.
het Vaderland en deszelfs Geschie
denis"), die zich volgens het ver
slag de moeite gaf, om naar Ca
pelle te trekken en het schip in
persoon te gaan bezichtigen. Van
het gevonden materiaal werd een
copie van het schip gemaakt, dat
aan de Koning werd aangeboden
en in het Rijksmuseum van Vader.
landsche Zeldzaamheden te 's-Gra-
venhage geplaatst werd. Een twee
de copie werd gemaakt door de
„onderconstructeur der Marine op
de Maze", de heer C. J. Glavimans,
die tevens een uitgebreid rapport
met tekeningen van het schip en
van de belangrijkste daarin gevon
den voorwerpen maakte. Ook dit
schip kreeg een plaats in het mu
seum.
Op de tekening (zie foto 1) is de
plaats, waar hef schip is gevonden,
aangegeven. Ten zuiden van het
dorp Capelle bevond zich vroeger
een laag stuk grond, begroeid met
struikgewas en bomen. De eigenaar
van dit perceel, Albert Vos, die in
Capelle woonde, was van plan hier-
f;rvos-iiK%- s\ ui:t hij*.
M Z-'IS.'
//■r/ writiuutb v
h) i'V. jsii
Het schip van Utrecht dateert van
later tijd', men veronderstelt, dat
deze ligt tussen de 2de en 8ste
eeuw na Chr. Tenslotte het schip
van Capelle, dat volgens de voor
zichtig gestelde conclusie van de
onderzoekers een onderdeel geweest
kan zijn van de schepen, die bij de
belegering van Geertruidenberg
door Prins Maurits gebruikt werden.
Door de heren J. de Vries, C. F.
van Maanen, S. I. Z. Wiselius en
J. P. van Capelle werd een uitge
breid verslag uitgebracht, dat ver
scheen in de verhandelingen der
tweede klasse van het Koninklijk
Nederlandsche Instituut van Weten
schappen, Letterkunde en Schoone
Kunsten, Derde deel 1824 p. 333-378.
Na bestudering van dit verslag, dat
bovendien een duidelijke tekening
van het schip en van de vindplaats
bevat, leek het mij allereerst voor
de bewoners van deze streek in
teressant, de vondst van dit schip
weer eens onder de aandacht te
brengen en enkele facetten van
dit onderzoek nog eens te belich
ten. Een der vier samenstellers
van het verslag, de heer Van Maa
nen, had zich reeds spoedig na de
vondst van het schip geïnteresseerd
en stelde Koning Willem I hiervan
op de hoogte. Ook meldde hij de
vondst aan de kantonrechter Mr.
J. P. Scholten te Waalwijk („een
man van kennis en vol liefde voor
niet bij de wind zeilen. Als vracht
schip kon het niet gediend hebben,
daar men geen zware lasten in het
ruim kon laden. Het dek viel op
door de stevige constructie, zodat
dit een zware last kon dragen. Wi
selius leidde uit het aanwezig zijn
van zgn. bolders af, dat het schip
bestemd was, om met andere vaar
tuigen stevig verbonden te worden.
Zijn gedachten gingen hierbij uit
naar de belegering van Geertrui
denberg door Prins Maurits.
Opvallend is de minutieuze be
schrijving, die van het schip wordt
gegeven, waarin tevens een uitleg
voorkomt van termen, die in de
scheepsbouw werden gebruikt. Als
bijzonderheid is vermeld, dat het
eikenhout, waarvap het schip ge
maakt was, een donkerblauwe kleur
had aangenomen. Terwijl het hout
aan de buitenkant verwering ver
toonde, was het binnenin volkomen
gaaf. Ook de eikenhouten nagels,
waardoor de verschillende onder
delen met elkaar verbonden waren,
waren nog hard en vertoonden even
eens de typische blauwe kleur.
De tegeltjes die in het schip gevon
den zijn. De spelling van de woorden
wijst er op dat ze afkomstig zijn uit
het begin van de 16e eeuw of uit
het midden van de 15e eeuw. (F. 2)
op een huis voor zijn zoon te bou
wen. Hij begon met het graven van
een sloot en stiet op het schip.
Hij wilde dit opgraven en ging
hiertoe een overeenkomst aan met
Jan Huisman, Jan Numans, Pieter
Stam en Adriaan Bossers. Zij maak
ten een begin, met de opgravingen,
doch wegens de hiermede gepaard-
gaande onkosten werd spoedig be
sloten, het schip te slopen. Dit zou
gebeurd zijn, „zoo niet de heer R.
Middelkoop, Schout van Capelle,
het belang van het gevondene voor
werp voor de Vaderlandsche Oud
heidkunde inziende, het een en
ander ter kennis hadde gebragt
van den heer Gouverneur van
Noord-Braband".
De tekening, waarop de vindplaats
is aangegeven, geeft ook een dui
delijk beeld van het schip. Het was
een schip met een platte bodem,
zonder kiel en niet vóór of achter
opgebogen. Het was geen zeeschip
het kon alleen op de rivieren ge
bruikt worden. Verder kon men
wel vóór of van de wind, maar
Voorwerpen, die zich in een opge
graven schip bevinden, zijn voor
de datering van groot belang. De
onderzoekers zijn zich hiervan wej
bewust geweest en hebben hieraan
voldoende aandacht besteed. Behal
ve enkele voorwerpen, die tot de
uitrusting van het schip behoord
hebben, vonden zij o.a. ook enkele
tegeltjes, waarvan foto 2 een beeld
geeft. Zij zijn van roodbakken klei
gemaakt en van een glazuurlaag
voorzien, de dikte bedraagt onge
veer 12 mm. Op het éene tegeltje
komt de spreuk voor: „alle dinc
heeft ciinen tiid", waarbij het ge-
bruik der c als s in ciinen opmer
kelijk is, terwijl in het opschrift
van het andere tegeltje „eedracht
heeft groote cracht" de spelling van
het woord groote, niet groete, erop
wijst, dat 't tegeltje op zijn vroegst
gemaakt is in het begin der zes
tiende of in het midden der vijf
tiende eeuw.
Op het links afgebeelde tegeltje
staat een voorwerp, dat volgens de
schrijvers het zgn. „Bourgondische
vuurstaal" voorstelt. Dit houdt ver
band met de Ridderorde van het
Gulden Vlies, die door Hertog Phi
lips van Bourgondië in 1430 werd
ingesteld. Het tegeltje zou dus een
aanwijzing zijn, dat het schip in"
elk geval van later datum is dan
1430. Verder werd er een soort
amulet gevonden met zgn. oud-
Russisch kerkschrift, waaruit men
zou kunnen opmaken, dat zich tij
dens het zinken van het vaartuig
een Illyriër, Dalmatiër of Moskoviet
hier te lande bevond, vermoedelijk
in dienst van Prins Maurits.
Een volgende vraag is, hoe het
schip op de gevonden plaats is te
recht gekomen. „Langs de buiten
kant van den weg, aan de westzijde
der vaart, is een grient-akker (fig.
6 a, b, c), daar ter plaatse „delle"
genaamd (del, dal betekent eigen
lijk laag), aanvang nemende een
weinig achter de sluis en zich, al
breeder en breeder uitstrekkende
totaan c op een kleinen afstand van
d, zijnde de plek, waar men het
schip gevonden heeft. Van hier
strekt die weg zich uit in eene
regtlijnige rigting met de vaart ver
der zuidwaarts; doch de weg aan
de oostzijde loopt onmiddellijk langs
de vaart heen. Tusschen de plaats
waar het schip heeft gelegen, en de
sluis, bevindt zich een wiel e, niet
wijd, maar van eene aanmerkelijke
diepte, doch hetwelk van tijd tot
tijd kleiner wordt".
Ik geef hier deze beschrijving let
terlijk weer, daar zij zo duidelijk
en precies de plaats aangeeft, waar
het schip heeft gelegen. Vele oude
re Capellenaren zullen zich de wiel
en omgeving herinneren, de plaats,
waar nu plantsoen is. Het is een
veenachtige bodem, het schip, dat
hellend in de bodem werd aange
troffen, was bedekt met een laag
moer, ook in het vaartuig zelf wer
den klompen moer aangetroffen.
In de geschiedenis treft men vier
feiten aan, die men met het schip
in verband zou kunnen brengen,
de St. Elizabethsvloed van 1421, de
Allerheiligenvloed van 1570, de in
neming van Geertruidenberg in
1489 door de aanhangers van Frans
van Brederode en tenslotte de be
legering en verovering van de stad
door Prins Maurits in 1593.
Volgens de verhandelingen moet
het schip daar gekomen zijn vóór
het jaar 1644, waarin de sluis van
Capelle gebouwd is, daar het schip
breder was dan de opening en dus
niet door de sluis kon.
Het dorp Capelle is tijdens de St.
Elizabethsvloed wel overstroomd,
doch het is na het ophouden van
de storm weer snel boven gekomen.
Het land lag vrij hoog, hierop weeg.
ook de betrekkelijk dunne laag
moer, die hier werd aangetroffen.
Als het schip dus tengevolge van
deze storm zou zijn aangespoeld,
zou het niet zo diep onder de op
pervlakte hebben gelegen. Ook de
gevonden tegel met het Bourgon
dische vuurstaal pleit hiertegen,
daar deze van latere datum is. Het
is niet waarschijnlijk, dat het schip
tijdens de Allerheiligenvloed aan
gespoeld zou zijn, daar deze meer
Vlaanderen dan Brabant trof, ter
wijl de voornaamste verwoestingen
in Friesland en Oost-Friesland wer
den aangericht.
Bij de inneming van Geertruiden
berg in 1489 werden „buizen, krom
steven en roeijachten" gebruikt.
Onder deze soorten vaartuigen is
het schip niet te rangschikken. Er
blijft over het vierde feit, het beleg
van Geertruidenberg door Prins
Maurits in 1593. De schrijvers ha
len enkele passages uit geschied -
schrijvingen aan, waaruit blijkt, dat
er over de rivier de Donge twee
bruggen lagen, om de legers aan
beide zijden met elkaar te verbin
den terwijl „de geheele waterzijde
in 't ront met schepen was belegt;
alle vast geanckert en met kabels
d'een aen d'ander gebonden, soodat
deze schepen een doorgaende ket-
tingh gelijck schenen"
„De Graaf van Mansveld! lag met
het Spaansche leger, dat tot ontzet
was aangerukt, eerst te Oosterhout.
Daarna, niets kunnende uitrigten,
omdat het land onder water stond,
brak hij vandaar op naar Capelle
en Wasbeek. Vermits hij echter
hier het water nog dieper en den
dijk zeer smal vond, kon hij de stad
weinig hulp toebrengen, zoodat de
zelve, na een driemaandsch beleg,
bij verdrag aan Maurits overging.
Gedurende het beleg hadden er
tekening van een penning kan men
deze platboomde vaartuigen waar
nemen. Uit archieven der Secretarie
van Capelle bleek, dat in 1644 in
de plaats van een oudere een nieu
we sluis werd gebouwd in de oude
dam voor de som van f 238. Het
is waarschijnlijk, dat vóór het aan
leggen van de nieuwe sluis een
oudere doorgebroken is en tijdelijk
een nooddam werd gelegd. Door
deze doorbraak ontstond het moe
rassig, laaggelegen stuk grond,
waarin ook een wiel gevormd werd.
Men kan nu ook verklaren, hoe
het schip op de gevonden plaats
is gekomen. Het schip heeft tij
dens de doorbraak van de oude
sluis gelegen in de haven van Ca
pelle, hetzij tussen de sluis en de
brug, hetzij in de buitenhaven. Door
de sterke beweging van het water
geraakte het los en werd „door den
bruischenden stroom medegesleept,
tot aan het einde van het, door de
doorbraak veroorzaakte wiel, welk
wiel van tijd tot tijd aangeflikt
zijnde, eindelijk tot een grient is
geworden".
Deze reconstructie vindt een beves
tiging in het rapport van de heer
Glavimans: „In de familie van Ger-
/•Vuh1
:11 FKJinf
«kV:)*
3.
j
«f.3c ZZf
Vr-iï-kki-iJ M,;i
twee hooge vloeden plaats, veroor
zaakt door storm, en wel op den
twaalfden April en op den vijfden
Junij, waardoor eenige vaten kruid
bedierven, en verscheidene schepen,
aken en ponten van de vloot weg
dreven".
Na de bezetting van Geertruiden
berg bood Prins Maurits hulp aan
's-Hertogenbosch. Het ligt voor de
hand, dat hij voor deze snelle hulp
platboomde vaartuigen, die te voren
bij de belegering van Geertruiden
berg dienst hadden gedaan, ge
bruikt heeft. Deze waren geschikt,
om ook over het ondergelopen land
te varen. Ook op platen en op een
Op de foto: Fig. 1. Het schip over
langs doorgesneden. Fig. 3 Het schip
van boven. Fig. 4. Dwarsscheepse
doorsnede op de 3e balk. Fig. 5.
Dwarsscheepse doorsnede op de 5e
balk. Fig. 6. Situatie van de plaats
waar het schip gevonden is. Fig. 7.
Langscheepse stand van het schip op
de grond. Fig. 8. Dwarsscheepse
stand bij de 3e balk. (FOTO 1)
Naar aanleiding van deze verhandeling, waarin sprake is van twee
modellen, die van het schip zijn gemaakt en van twee tegeltjesdie
hierin werden gevonden, stelde Ir. A. J. Rijken zich in verbinding
met het Rijksmuseum te Amsterdam. Het hoofd van de historische
afdeling, de heer D. A. Couvée, deelde over de modellen het vol
gende mede: Onder het inventarisnummer N.M. 5907 vallen twee
modellen, beide genoemd „model van een schip, dat in 1822 bij
Capelle werd opgegraven"Eén ervan, het kleinste, is gemaakt uit
hout van het wrak. Het maakt de indruk nauwkeurig nagemaakt te
zijn. De datering is moeilijk: kan zijn van 13e tot 15e eeuw. Het
tweede is een model msserspink van veel latere datum met bijzon
derheden, die niet uit het wrak konden worden afgeleid.
Over de twee gevonden tegeltjes gaf de Conservatrice van de ver
zameling ceramiek en glas Mevr. M. A. Heukensfeldt-Jansen de
volgende inlichting: De gebruikelijke naam van het voorwerp op
het midden van een der tegels is de Bourgondische vuurslag, een
stuk staal om vonken uit een vuursteen te slaan. In het Rijksmuseum
bevinden zich ook enkele van deze tegels met de Bourgondische
vuurslag en dezelfde tekst in Gotische letters. De, zowel in de Noor
delijke als in de Zuidelijke Nederlanden gevonden geïncrusteerde
tegels dateren in hoofdzaak uit de 15e en de 16e eeuw. Daar de
inschriften in de Nederlandse taal zijn gesteld, mag worden aan
genomen, dat zij van Nederlandse makelij zijn. Helaas is het niet
te bepalen in welke plaats of in welke provincie zij vervaardigd
werden.
rit Verheijde, een bejaard en alzins
geacht ingezeten van het dorp Ca
pelle, bestaat eene overlevering,
die door verscheiden geslachten
heen is bewaard gebleven: dat, n.l.,
„weleer de sluis van dat dorp is
doorgebroken en" bij die gelegen
heid een schip in de haven liggen
de, door dezelve sluis geraakt en
verdwenen is, welk schip, men al-
zoo geloofde achter die sluis, op
deze of gene plaats gezonken te
zijn". „De heer R. Middelkoop bo
venvermeld, getuigt dat verhaal
meermalen, toen er van het ont
dekken van ons schip nog geen
vermoeden altoos was, uit den
mond van opgemelden Gerrit Ver
heijde gehoord te hebben".
In de negentiende eeuw genoot het
oudheidkundig onderzoek nog be
trekkelijk weinig algemene belang
stelling. Hef moet dus wel als een
bijzonderheid worden aangemerkt,
dat de heer R. Middelkoop, Schout
van Capelle, het belang van deze
vondst inzag en hiervan de Gou
verneur van Noord-Brabant in ken
nis stelde. De vondst werd hierdoor
behouden, waarna het uitgebreide
en minutieuze onderzoek kon plaats
vinden, waarbij ook aandacht werd
besteed aan de voorwerpen, die zich
in het schip bevonden en aan de
grondlaag, die het bedekte.