oe ket tock nog een
witte kerót werd
Be ikJjnftgeleerïien
3C,
VRIJDAG 23 DECEMBER 1966
87e JAARGANG No. 101
Birefette en jfflebetoerfeerö
„Be €cï)o ban fjet Htitoen"
L. VAN SCHOOTEN.
De tcho va
Uitgever
Waalwij kse Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredacteur JAN TIELEN
Gironummer 1069687
Dit blad verschijnt 2x per week
Opgericht 1878
Bureaux Grotestr
erstmis, een van de belang
rijkste feesten die de wereld
kent, kan men op zeer verschil
lende manieren vieren en lang
niet iedereen is in staat zich die
dagen uitsluitend te wijden aan
gedachten van vrede en geluk,
als men dat al wil.
Dat was ook niet het geval met
de heer Pallinger, die zich wel
iswaar voorbereidde op de sfeer
volle viering in eigen gezin, maar
die nog steeds moest denken aan
het bericht dat hij de vorige week
had ontvangen. Het was slecht
nieuws voor hem geweest toen
hij vernam dat een groep van
zeven mensen, die een onderzoe
kingstocht maakten in de warme
binnenlanden van dit onmetelij
ke werelddeel, in handen was
gevallen van Pendelos, de leider
van de partisanen.
Voor zover hij van Pendelos ge
hoord en gelezen had, was er
voor de expeditie weinig hoop
meer, als ze al niet was omge
bracht, want deze partisanen
terroriseerden sinds jaren het
binnenland, zonder dat de over
heid er veel vat op had. Pende
los en zijn mannen hadden het
voordeel dat ze vanuit de bergen
konden opereren, waar ze prak
tisch onvindbaar waren. Hun
strooptochten kenmerkten zich
gewoonlijk door 't aantal moor
den dat er mee gepaard ging, de
vernielingen aan spoorlijnen en
gebouwen en de wreedheid waar
mee vooral regeringsambtenaren
werden behandeld.
Merkwaardig genoeg had zich in de
loop der jaren een vreemde legen
de gevormd om de persoon van
Pendelos zelf. Hoewel iedereen
moest weten dat deze man slechts
zeer zelden zijn gevangenen losliet
en dan nog tegen hoge losgelden,
was zijn naam verbonden aan een
eigenaardige romantiek, die wilde
dat Pendelos slechts die mensen te-
rechtstelde die op een of andere
wijze met het heersende bewind te
maken hadden. Hij en zijn mannen
zouden de eenvoudige lieden met
rust laten en ze zelfs af en toe hel
pen door hen geld of goed te geven.
Wat er precies van waar was, wist
Pallinger, die door de regering van
zijn land vier jaar geleden hier naar
toe was gezonden, niet. Het lot van
de expeditie had hem waarschijn
lijk minder geïnteresseerd, er ver
dwenen wel meer mensen op deze
manier, als niet een van de expedi
tieleden een heel goede vriend van
hem was geweest, een geestelijke
en tevens een landgenoot, die hij al
meer dan twintig jaar kende.
en week voor Kerstmis had
Pendelos de expeditie verrast toen
ze dichter bij de bergen waren ge
komen, dan veilig was. Natuurlijk
had het nieuws van de overval ie
dereen doen opschrikken en een af.
deling van het leger werd uitge
zonden om hen te zoeken, maar zij
was vandaag, een dag voor Kerst
mis teruggekeerd zonder enig re
sultaat geboekt te hebben. In die
week had men niets over het lot
van de expeditie vernomen en dat
was een slecht teken, want het was
Pendelos' gewoonte om hooguit
twee dagen nadat hij gevangenen
had gemaakt, door middel van een
brief bekend te maken dat men hen
terug kon kopen en tegen welke los
prijs. Op deze manier was het en
kele malen gelukt mensen uit zijn
klauwen te redden. Maar het zag
er niet naar uit dat de zeven nu
nog vrij zouden komen.
Pallinger ging dan ook de kerst
nacht in met een bezwaard gemoed
en diep in zijn hart had hij elke
hoop om zijn vriend ooit terug te
zien, opgegeven. Zijn verbazing was
dan ook groot toen hij de avond
van de eerste kerstdag vernam dat
alle zeven leden van de expeditie
gezond en wel waren aangekomen
in een klein dorp, in welks omge
ving ze waren vrijgelaten door de
mannen van Pendelos. Toen Pallin
ger het bericht ontving, waren ze
per vliegtuig op weg naar de hoofd
stad en hij had nog een half uur
over om naar het vliegveld te gaan.
Onderweg vroeg hij zich af hoe de
expeditie, waaronder niet minder
dan vier belangrijke regeringsamb
tenaren, was vrijgekomen en dat
schijnbaar zonder losprijs. Hij was
nauwelijks in de bijna verlaten hal
van het vliegveld aangekomen, toen
het vliegtuig arriveerde en een
groep mensen het toestel verliet.
De geestelijke begroette Pallinger
warm en nam afscheid van zijn met
gezellen, die met een auto op weg
gingen naar een televisiestudio
voor een interview. Toen Pallinger
hem uitnodigde de rest van de
kerstdagen bij hem door te bren
gen, hapte hij gretig toe en een uur
later zaten ze in Pallingers studeer
vertrek met een glas warme punch
voor zich. De geestelijke genoot
kennelijk van zijn drank en begon
zelf zijn verhaal, wel wetend dat de
man tegenover hem zich moest in
houden geen vragen te stellen. Hij
stak zijn pijp op, dacht even na en
begon wat aarzelend te spreken.
205, Waal
traat
Zuióen
04167 - 2002
Abonnement
p. week (0,26 -f 2 ct. inc.k.) 0,28
p. mnd. (1,10 -j- 10 ct. inc.k.) 1,20
p. kwrt. (3,25 4- 10 ct. inc.k.) f 3,35
p. kwrt. p.post 3,70 bij girobetaling
(bij incasso p. postkwit. 60ct extra)
Losse nummers 20 cent.
Advertentieprijs: 13 cent per mm.
Contractadvertenties: speciaal tarief
Telegram-adres„ECHO"
ren bijna onafgebroken omhoog
gegaan. We werden uitgeladen
en moesten nog een eind lopen
in het donker, voor we bij een
gebouwencomplex kwamen. Op
dat moment hadden we wel door
dat we in handen van Pendelos
waren gevallen, maar ik kreeg
niet de indruk dat onze aanval
lers precies wisten waar zij wa
ren. In ieder geval werden we
opgesloten in een garage, waar
we de rest van de nacht heb
ben doorgebracht. Zonder eten,
drinken of zelfs maar slaap
plaatsen. Het enige waar we iets
aan hadden, waren een aantal
smerige dekens, waar we zo
goed en zo kwaad als het ging,
legers van maakten".
Pallingers gast zweeg even, nipte
van zijn punch en ging dan weer
verder met zijn relaas.
„Er was verder geen bewaking en
pas de volgende dag die zich aan
kondigde door een uiterst klein
alle mogelijke dingen die be
trekking hadden op zaken die de
regering betroffen. Verder gebeur
de er niets en we zaten totaal ont
moedigd te wachten op onze dood.
Je voelt wel dat onze stemming be
neden alle peil was en dat we het
ergste vreesden. Enkelen van ons
hoopten nog dat Pendelos ons om
inlichtingen te krijgen, in leven zou
laten, maar ik wist dat het zijn ge
woonte niet was om zo te hande
len. Alle anderen die ooit vrijge
kocht waren, hadden het zelfde
meegemaakt.
5^et was de zesde dag van onze
opsluiting en we hadden eindelijk
uitgekiend dat we bij de zoutmijnen
zaten, toen we dachten dat het zo
ver was. Dat was dus gisteren, de
kerstnacht. De deur ging open en
Pendelos verscheen. Hij bleek lang
,oals je wel zult weten, wer
den we vandaag precies 'n week
geleden overvallen door Pende
los. Niemand van ons kon verzet
bieden en dat zou ook nutteloos
zijn geweest. We werden niet al
te zachtzinnig in een smerige
auto gegooid en begonnen aan
een reis, die volgens mij meer
dan twee uur duurde. Je zult
wel begrijpen dat we gerad
braakt waren toen de wagen ein
delijk stopte.
Dat we in de bergen waren, had
den we al geraden, want we wa-
raampje in het dak, kregen we be
zoek. Er kwam een man die onze
namen wilde weten. Toen we die
noemden, zette hij grote ogen op
en verdween. Niet voor lang overi
gens, want na een poosje werden
we opgehaald en naar een kantoor
gebracht, waar een man zat. Het
was Pendelos, ik herkende hem van
een foto. Hij had geweldig veel
plezier om onze gevangenneming en
hij verzekerde ons herhaaldelijk dat
we dit jaar Kerstmis in de hemel
of in de hel zouden vieren, maar
in geen geval op aarde. Ik had de
indruk dat hij lang niet nuchter
was.
Om kort te gaan, op een gegeven
moment waagde ik het iets terug te
zeggen en tot mijn verwondering
luisterde hij aandachtig. Ik vroeg
hem of hij niet van plan was los
geld voor ons te vragen, maar toen
werd hij ernstig en zei dat hij ons
te belangrijk vond om ons in leven
te laten. Daarna wilde hij allerlei
inlichtingen van ons, die we nood
gedwongen gaven en na een uur
werden we teruggebracht naar ons
verblijf. Daar hebben we twee da
gen gezeten, voordat hij ons op
nieuw liet komen. Deze keer was
hij niet in zo'n best humeur, maar
hij wilde alleen maar meer inlich
tingen over ons werk. Hij heeft ons
werkelijk urenlang ondervraagd
niet nuchter meer en begon weer
een betoog over het feit dat onze
dood nu voor de deur stond.
Het klonk allemaal geweldig dra
matisch, en toen hij nogal erg be
gon te vloeken, viel ik fel uit en
vroeg hem in ieder geval zijn gods
lasteringen voor zich te houden en
ons dan liever te laten doden. Hij
vroeg daarop of we geen angst had
den, en ik antwoordde dat het geen
zin had bang te zijn als er geen
enkele kans overbleef om dit te
overleven.
Toen vroeg hij of ik niet hoopte op
mijn geloof om mij uit deze situa-
Goed, als we morgen van een witte
Kerst kunnen spreken, hier natuur
lijk, dan laat ik jullie allemaal
gaan".
Toen begon hij daverend te lachen
en liet ons vertwijfeld achter.
e begrijpt dat we die nacht
bijna geen oog dicht deden, zo
vast waren we overtuigd dat het
onze laatste nacht zou zijn. Je
kunt natuurlijk geen sneeuw
felen aan mijn verstand.
Overal waar we keken, alle gebou
wen en de hele omtrek waren wit,
sneeuwwit. Hoe ongelooflijk 't ook
mocht lijken ,het was een witte
Kerst geworden. En Pendelos hield
zijn woord, laadde ons in dezelfde
wagen waarin we gekomen waren
en liet ons naar dat dorp rijden.
Toen we wegreden zei hij, dat we
moesten zorgen geen tweede keer
in zijn handen te vallen, want dan
zou het met ons afgelopen zijn. En
zo zijn we dan teruggekomen".
Zij kenden elke letter van de Wet
en ieder woord van Israëls profeten
en in de synagogen neergezeten
verklaarden zij de schriften nauwgezet.
Zij wisten, hoe van oudsher was beloofd,
dat eenmaal de Verlosser zou verschijnen
en alle nood en zonde doen verdwijnen.
Ze kenden al die teksten uit hun hoofd.
Ze wisten 't waar en hoè der profetie:
in Bethlehem zou Hij worden geboren,
door God tot Vorst des Vredes uitverkoren;
het fundament van hun theologie.
En toen de wijzen uit het verre land
de nieuw geboren Koning kwamen zoeken,
vertelden zij hun uit de heilige boeken
en duidden hun de richting met de hand.
Daarna gingen ze allen weer naar bed
en bestudeerden verder de profeten
en in de synagogen neergezeten
predikten zij de profetie en Wet.
Herders en vreemdelingen zagen 't Kind,
de Vredevorst, gewonden in doeken.
De theologen doken in hun boeken
om daar het antwoord op de vraag te zoeken,
dat slechts degeen, die knielt in ootmoed, vindt.
„Ja maar", zei Pallinger, „hoe was
het mogelijk dat die witte Kerst
daar ontstond? U zei net zelf dat
in deze warmte sneeuw uitgesloten
is".
De geestelijke tegenover hem glim
lachte. „Het is heel eenvoudig", zei
hij. „En misschien kun je het een
wonder noemen. Herinner jij je dat
ik sprak over die ontploffing die
we hoorden? Wel, het schijnt dat
er een kist munitie tussen twee ge
bouwen door explodeerde. Dat ver
telde de chauffeur ons. In die ge
bouwen lag een enorme hoeveelheid
wit zout opgeslagen. We zijn opge
sloten geweest in de grootste zout-
opslagplaats van het land, die gis
teren nog in handen was van Pen
delos.
Die munitie is op de een of an
dere manier tot ontploffing ge
komen, en het zout, heel die ge
weldige hoeveelheid zout is de
lucht in gevlogen en weer neer
gevallen, tot zeker een kilometer
in de omtrek. Zo werd alles wit,
sneeuwwit"
Het bleef stil in de kamer toen
de geestelijke zweeg. Hij nipte
peinzend aan zijn glas punch,
dat ondertussen al bijna koud
was geworden.
tie te redden. Ik vertelde hem dat
ik niet zou sterven als de God
waarin ik geloof, dat niet zou wil
len. Hij dacht na en tóen kwam het.
Hij zei:
„Ik wil je een kans geven. Jij bent
geestelijke en Kerstmis is voor jou
dus een belangrijk feest. Nu weet
ik dat het in jouw land wel voor
komt dat er met Kerstmis sneeuw
ligt. Jullie noemen dat witte Kerst".
Hij leek me op dat moment volko
men ernstig en in spanning wacht
ten we af wat hij verder zou zeg
gen. Met een volkomen ernstig ge
zicht vertelde hij het:
„Vannacht gaat jouw kerstnacht in.
verwachten om deze tijd in dit
warme klimaat. Het enige wat
er die nacht nog gebeurde, was
het geluid van een explosie, maar
we konden door de echowerking
niet vaststellen waar die plaats
vond, maar het klonk nogal
dichtbij.
Na eindeloze uren zagen we einde
lijk het daglicht weer door 't ven
stertje komen en een uur later ging
de deur open. Pendelos verscheen
en zei kortaf dat we naar buiten
moesten komen. Hij keek me, toen
hij dat zei, nogal eigenaardig aan.
Wel, we liepen de buitenlucht in
en op dat moment begon ik te twij-