wAAlwrjkse en lanqstRAAtse coimnt
Vooronderzoek van beleidscommissie
structuuronderzoek aangeboden
HACHELIJKE RENTABILITEITSPOSITIE VAN NEDERLANDSE
SCHOENINDUSTRIE ONDERMEER GEVOLG VAN PRIJSDRUK
van <~Yïlierlo
Conclusies
Algemene conclusies
van vooronderzoek
Structuur
Aanbevelingen
Fiscale
verhoudingen
Warenonderzoek
Import
-Qxcluóieve
cllerenkledincj
WAALWIJK
Export
Structuuronderzoek
Financiering
\RIJDAG 5 JULI 1968
89e JAARGANG No. 54
De tcho vad het Zuióen
Uitgever
Waal wij ksche Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredakteur JAN TIELEN
Gironummer 1069687
Dit blad verschijnt 2x per week
Losse nummers 20 cent
Abonnement
p. week (0,30+ 2ct. inc.k.) ƒ0,32
p. mnd. (1,30+10 ct. inc.k.) 1,40
p. kwrt (3.65+10 ct. inc.k.) 3,75
p. kwrt. p. post 4,25 bij girobetaling
(bij incasso p. postkwit. 75 ct. extra)
Advertentieprijs: 14 cent per mm.
Contractadvertenties: speciaal tarief
Opgericht 1878
Bureaus Grotestraat 205. Waalwijk Tel. 04160-2621-2746 KaatsheuvelDr. van Beurdenstraat 8, tel. 04167-2002
Telegram-adres „ECHO"
Er zijn diepgaande onderzoekingen nodig
om de oorzaken op te sporen
TILBURG - De Nederlandse schoenindustrie verliest terrein op de bin
nenlandse markt. Hoewel de export stijgt kompenseert deze het binnen
lands marktverlies niet voldoende. Zowel de stagnatie van de omzet als
de prijsdruk leiden tot dalende rentabiliteit. In deze gang van zaken heeft
het Bedrijfschap voor de Schoenindustrie aanleiding gevonden in overleg
met het Ministerie van Economische Zaken en met financiële medewer
king van dit ministerie te besluiten tot een systematisch onderzoek van
de factoren die aan deze ontwikkeling ten grondslag liggen, naar de volg
orde van belangrijkheid van deze factoren en naar de vraag, welke maat
regelen genomen zouden kunnen worden en met welke prioriteit, om aan
deze ontwikkeling een halt toe te roepen. In overleg met het Raadgevend
Bureau Ir. B. W. Berenschot N.V. is in eerste instantie een plan voor een
vooronderzoek opgesteld met de bedoeling daaruit indicaties te verkrij
gen over de problemen en over de volgorde waarin zij aan een nadei onder-
Het vooronderzoek heeft, voor zo
ver dit nog nodig was, bevestigd, dat
de Nederlandse schoenindustrie als
geheel struktureel in een zorgwek
kende situatie verkeert. De rentabili
teit van de bedrijven is teruggelopen
tot een niveau, dat gemiddeld niet
ver van het nulpunt verwijderd is, en
daalt nog steeds. Deze hachelijke ren
tabiliteit is mede een gevolg van de
prijsdruk, waaraan een deel van de
produkten van de Nederlandse
schoenindustrie blootstaan, en wel in
het bijzonder die produkten, waarvan
de arbeidskosten, in vergelijking met
de materiaalkosten, relatief hoog
zijn; een prijsdruk die met name
wordt uitgeoefend door importen uit
Italië, uit Oost-Europese landen en
uit het Verre Oosten.
De teruggang van de rentabiliteit
blijkt zich voor te doen bij alle cate
gorieën van bedrijven. Bij het voor
onderzoek is ook gebleken, dat de
omstandigheden, die aan deze situatie
ten grondslag liggen, bijzonder ge
compliceerd zijn, en dat diepgaande
onderzoekingen nodig zullen zijn om
de werkelijke oorzaken daarvan op te
sporen.
In het rapport worden suggesties
gedaan voor studies, voorzieningen en
maatregelen, die reeds op korte ter
mijn ten uitvoer kunnen worden ge
bracht. De bevinding, dat de terug
gang van de rentabiliteit tot een zeer
laag peil zich voordoet bij alle cate
gorieën van bedrijven, geeft de Be
leidscommissie namelijk aanleiding te
bepleiten, dat een beleid op korte
termijn in gang wordt gezet, dat er
toe kan bijdragen te voorkomen dat
ook goed gestruktureerde en goed ge
leide bedrijven geen uit weg meer
zouden kunnen vinden uit de vicieuze
cirkel waarin zij zijn geraakt of drei
gen te geraken.
Immers, de voortdurende daling van
de rentabiliteit leidt gemakkelijk tot
een gebrek aan voldoende middelen
voor herstructurering;
- daaruit kan volgen een achterblij
ven bij de technische en economi
sche ontwikkeling van de concur
renten;
- daardoor ontstaat verdere prijs
druk en/of omzetdaling, die een
nog verdere achteruitgang van de
rentabiliteit teweegbrengen en de
kringloop opnieuw in gang zet
ten.
Per november 1967 waren in Ne
derland 284 bedrijven bij het Bedrijf
schap geregistreerd met in totaal
12988 werkzame personen, directie
leden niet inbegrepen en ook exclu
sief thuiswerkers. Deze bedrijven ver
schillen onderling sterk in vele op
zichten. De Nederlandse schoenindu
strie bestaat in hoofdzaak uit middel
grote en kleine ondernemingen. In
geheel West-Europa is dit niet an
ders. In de Verenigde Staten van
Amerika kent men naast een zeer
groot aantal kleine en middelgrote
bedrijven enkele zeer grote onderne
mingen, doch die zijn ieder weer on
derverdeeld in gedecentraliseerde
produktie-eenheden. Naar West-
Europese verhoudingen gemeten be
horen bedrijven met meer dan 200
man personeel tot de groten. Neder
land telt 12 van zulke bedrijven, die
tezamen ca. 40% van de totale pro-
duktie representeren. Voorts telt de
industrietak 167 bedrijven met min
der dan 25 man personeel die teza
men 6 a 7% van de produktie ver
tegenwoordigen. De grote midden
moot zijn de 105 bedrijven met 25
tot 200 man personeel, die met elkaar
53% van de produktie vertegenwoor
digen.
Van de 284 bedrijven die de schoen
industrie in november 1967 kende,
zijn er 186 ofwel 65% die gespecia
liseerd zijn in deze zin, dat zij uit
sluitend één soort schoeisel vervaar
digen, dus dames- en meisjesschoenen
ofwel herenschoenen etc. Meestal be
vinden zij zich bovendien binnen één
van deze groepen van produkten nog
in een bepaalde prijs- of kwaliteits
klasse.
In de periode 1962 - 1967 is de
personeelsbezetting met 16% gedaald
en wel van in totaal 18268 tot 14907
(het aantal bedrijven is teruggelopen
van 312 naar 284). Het aandeel van
de beambten in de totale personeels
bezetting vertoont een lichte neiging
tot stijgen. Het aandeel van de vrou
wen in de personeelsbezetting ten
deert naar een langzame daling, welk
feit voornamelijk wordt veroorzaakt
door de relatief sterke stijging van 't
aantal mannen in de stikkerijafdelin-
gen. De leeftijdsopbouw van het per
soneel toont als geheel een redelijke
stabiliteit. De verschuiving van de be
zetting in de stikkerij-afdelingen van
- niet voldoende stijging van de ex
port om het binnenlands marktver
lies te compenseren.
Bij de import-toename spelen de vol
gende faktoren een rol:
- inkoopprijzen lager, in het bijzon
der voor arbeidsintensieve artike
len;
- meer kans op exclusiviteit voor de
winkelier;
- sommige importartikelen zijn mo
dieuzer en hebben een aantrekke
lijker voorkomen;
- sommige fabrikanten richten zich
in de ogen van de afnemers te
weinig op de markt.
Marktgerichtheid en onderlinge sa
menwerking zijn onderwerpen die bij
de industrie aandacht verdienen. Ge
streefd zal moeten worden naar uit
breiding en grotere spreiding van de
export.
Gelet op de informaties en gege
vens die bij het vooronderzoek zijn
verkregen en gezien de trendmatige
ongunstige ontwikkeling in de schoen
industrie, meent de Beleidscommissie
te moeten bepleiten, dat in afwach
ting van de resultaten van het struk-
tuuronderzoek, een beleid op korte
termijn in gang wordt gezet, dat er
toe kan bijdragen te voorkomen dat
ook de goed gestruktureerde en goed
geleide bedrijven in onoverkomelijke
moeilijkheden zouden geraken.
De commissie beveelt daartoe een
aantal studies, voorzieningen en
de sociale verzekering.
Het is ontegenzeggelijk van groot
belang, niet alleen voor de schoen
industrie, doch ook voor andere sek
toren van het bedrijfsleven, dat een
beter inzicht wordt verkregen in de
feitelijke verhoudingen wat betreft de
lonen en sociale lasten in de E.E.G.-
landen, in het bijzonder met betrek
king tot Italië. De Beleidscommissie
beveelt daarom aan dat de Minister
van Sociale Zaken op korte termijn
hiernaar een onderzoek zal doen in
stellen, met gebruikmaking van de
gegevens die reeds beschikbaar zijn
op het Ministerie van Sociale Zaken,
op het Loonbureau en op het Cen
traal Bureau voor de Statistiek, en
met inschakeling van de betrokken
E.E.G.-instanties, in het bijzonder het
Statisch Bureau van de E.E.G. Zij
zou het op prijs stellen, indien de re
sultaten van dit onderzoek ter be
schikking zouden komen bij het ver
dere struktuuronderzoek. In de stu
die zou mede kunnen worden betrok
ken een onderzoek naar de stand van
zaken wat betreft de feitelijke ver
houdingen tussen vrouwenionen en
mannenlonen in de verschillende
EEG-landen.
In aansluiting aan hetgeen hier
voor onder „loonkostenvergelijking"
is bepleit met betrekking tot de lonen
en sociale lasten, beveelt de Beleids
commissie de Minister van Economi-
vrouwen naar mannen is te consta
teren zowel in de leeftijdscategorie
beneden 22 jaar als bij het personeel
van 22 jaar en ouder.
In de beperkte opzet die in het
kader van dit vooronderzoek mogelijk
was heeft het vergelijkend warenon
derzoek geen duidelijk inzicht opge
leverd omtrent de faktoren die bij de
import een belangrijke rol spelen.
Door de Selectie-werkgroep werd een
collectie dames- en herenschoenen -
import - bijeengebracht en vergele
ken met overeenkomstige produkten
van Nederlands fabrikaat. De kwali
teit 'en duurzaamheid van de onder
zochte collectie geïmporteerde schoe
nen liep volgens de beoordeling sterk
uiteen. Hetzelfde gold voor de ge
bruikte materialen. Wél kwam vast te
staan dat in de goedkoopste prijsklas
sen een aanzienlijk verschil tussen
importprijs en Nederlandse prijs be
staat.
De geringe omzetgroei, die een on
gunstige invloed heeft op de renta
biliteit van de gehele bedrijfstak, is
•het gevolg van:
- constant - dus niet stijgend -
schoeiselverbruik per hoofd van
de bevolking in Nederland sedert
1964;
- een sterk gestegen import;
maatregelen op korte termijn aan.
Hierbij zij vermeld dat de overheid
aan de aanbevelingen en conclusies
van de commissie in geen enkel op
zicht is gebonden door het feit dat
ambtenaren van de commissie deel
uitmaken.
Uit het vooronderzoek is gebleken,
dat de prijsdruk, die door de steeds
toenemende importen op de Neder
landse schoenenmarkt wordt uitge
oefend, in belangrijke mate wordt
veroorzaakt door de import van grote
kwantiteiten Italiaanse artikelen,
waarvan de fabricage relatief arbeids
intensief is, met andere woorden, ar
tikelen die betrekkelijk weinig mate
riaal en betrekkelijk veel arbeid vra
gen. Dit wijst in de richting dat de
arbeidskosten per paar in Italië lager
zouden zijn dan in Nederland. De be
schikbare statistisohe cijfers betref
fende de loonkosten en de verdere
arbeidskosten per uur geven echter
vooralsnog geen verklaring voor dit
verschijnsel.
De informaties, die langs verschil
lende wegen vanuit Italië beschikbaar
komen, geven aanleiding bij deze cij
fers vraagtekens te plaatsen. Met na
me rijst de vraag, of het in overeen
stemming is met de werkelijkheid dat
de percentages voor de sociale lasten
zonder meer worden berekend over
de uurlooncijfers. Immers het is be
kend, dat in Italië veel huisindustrie
voorkomt, en dat deze niet valt onder
sche Zaken aan te bevorderen, dat 'n
onderzoek zal worden ingesteld om
trent de effecten van de fiscale regi
mes en de fiscale praktijken in de
verschillende EEG-landen op de on-
drelinge concurrentieverhoudingen.
Ook de resultaten van dit onderzoek
zou de Beleidscommissie gaarne zo
mogelijk bij het verdere struktuur
onderzoek ter beschikking krijgen.
De Nederlandse industrie wordt op
de binnenlandse markt voortdurend
geconfronteerd met importen tegen
abnormale prijzen, die kennelijk, het
zij kunstmatig zijn tot stand gekomen
(staatshandelslanden) hetzij voortko
men uit een geheel afwijkende struk-
tuur (lage-lonen-landen). De Beleids
commissie waardeert het, dat reeds
maatregelen zijn genomen, nl. door de
invoer van herenschoenen en werk
schoenen uit Oost-Europese landen
aan een contingentering te binden.
Waakzaamheid blijft nochtans gebo
den wat betreft importen die een zo
danige marktverstoring teweeg bren
gen, dat de bestaansmogelijkheid van
bepaalde groepen bedrijven, nl. die,
welke overeenkomstige artikelen ver
vaardigen, in gevaar wordt gebracht.
De importen uit China en uit
Hong-Kong vragen eveneens om gro
te waakzaamheid. In '67 zijn ca. 1,2
miljoen paren schoenen - in hoofd
zaak huisschoeisel - uit China ge
ïmporteerd voor een waarde van ca.
zoek onderworpen moeten worden. Dr. G. Veldkamp, die als voorzitter
van de beleidscommissie leiding heeft gegeven aan het onderzoek, heeft
woensdagmiddag in Den Haag het vooronderzoek nader toegelicht. Een
onderzoek dat voor de werknemers in deze bedrijfstak, die hoofdzakelijk
in de Langstraat te vinden zijn, zo uitermate belangrijk is. Een uitgebreide
samenvatting van het vooronderzoek publiceren we op deze pagina.
JV 1 '.X 'ï- I
1,5 miljoen gulden, d.w.z. dat de ge
middelde prijs van dit soort schoeisel
1,25 per paar bedraagt. Het gaat
hier ten dele om soorten schoeisel
die te vergelijken zijn met produkten
van Nederlands fabrikaat, ten dele
om specifiek schoeisel, dat in Neder
land niet wordt gemaakt en niet ge
maakt zal worden, zolang het onbe
perkt kan worden ingevoerd tegen
prijzen die spotten met iedere Neder
landse calculatie. In elk geval gaat
het hier om schoeisel dat ander
schoeisel verdringt. De Nederlandse
schoenindustrie levert een zware
strijd om een zo groot mogelijk deel
van de niet-groeiende binnenlandse
markt te behouden. Zij meent erop te
mogen vertrouwen dat zij in deze
strijd niet wordt blootgesteld aan con
currentie, die duidelijk een abnor
maal karakter heeft en op totaal on
gelijke concurrentievoorwaarden be
rust. Met het oog op de bepaling van
het ondernemingsbeleid op langere
termijn, zou de schoenindustrie in elk
geval gaarne duidelijkheid hebben
over het importbeleid dat de regering
zich voorstelt te voeren.
De Beleidscommissie meent dat
vastgesteld kan worden, dat een aan
tal Nederlandse schoenfabrikanten
zich grote inspanningen heeft ge
troost om in de export enige compen
satie te vinden voor het toenemende
marktverlies op de binnenlandse
markt. Deze inspanningen hebben tot
gevolg gehad, dat de exportquote is
gestegen tot 21% van de produktie
in 1967.
Om Nederland op het gebied van
de technische research zodanig te
kunnen equiperen, dat wij in het in
ternationale kader kunnen meespelen,
om de hulp aan de kleinere bedrijven
met inschakeling van het Lederinsti
tuut T.N.O. te kunnen prolongeren
en, om een en ander bij het publiek
rechtelijk orgaan van de schoenindus
trie te coördineren, bepleit de Be
leidscommissie dat de overheid, in af
wachting van de resultaten van ver
dere onderzoekingen bij wijze van
voorlopige voorziening, gedurende 3
jaren jaarlijks een bedrag van 100-
duizend gulden beschikbaar zal stel
len voor een Research-Fonds, dat
evenals het Opleidingsfonds onder
beheer van het Bedrijfschap wordt
gesteld en waaruit het Bedrijfschap
gelden kan toewijzen aan het Leder
instituut T.N.O. en aan de Vereni
ging VERIS, voor de verwezenlijking
van bovengenoemde doeleinden.
De positie van de Nederlandse
schoenindustrie behoeft struktureel
verbetering. Bij de bestudering van
de mogelijkheden en wegen om daar
toe te geraken, zal in het bijzonder
aandacht moeten worden besteed aan
de vraag, in hoeverre het nodig of
gewenst is tot schaalvergroting te ko
men, met andere woorden, in hoever
re er gestreefd moet worden naar gro
tere concentratie. Dit vraagstuk zal
genuanceerd en gedifferentieerd
moeten worden benaderd wegens de
verschillende aspecten die daaraan
verbonden zijn. Enerzijds moet wor
den gedacht aan het belang dat in
grotere series is gelegen voor een ra
tionele produktie, anderzijds aan de
betekenis die blijkens het vooronder
zoek de exclusiviteit van het produkt
heeft voor de marktpositie.
Het vraagstuk van de schaalver
groting en van de concentratie zal,
mede in verband met deze problema
tiek, ook in die zin gedifferentieerd
benaderd moeten worden, dat het af
zonderlijk ivordt beschouwd voor de
verschillende ondernemingsfuncties,
en met name de produkt-ontwikke
lingsfunctie, de fabricagefunctie en
de verkoopfunctie. Om tot zo con
creet mogelijke adviezen te komen,
zal de hierboven weergegeven proble
matiek ook gediffrentieerd naar een
nader te bepalen aantal - redelijke
homogene - groepen van onderne
mingen moeten worden bestudeerd.
De Beleidscommissie beveelt daar
om op korte termijn een struktuur
onderzoek aan, waarbij tegen de ach
tergrond van de hierboven weergege
ven problematiek en met de daarbij
aangegeven differentiaties voor de te
onderscheiden ondernemingsgroepen
de volgende studieobjecten ter hand
worden genomen:
a. de marktdesiderata;
b. enkele bedrijfsfuncties, met name
de produktontwikkelingsfunctie
de fabricagefunctie
de verkoopfunctie;
c. de relevante aspecten van de ove
rige bedrijfsfuncties en een aantal
algemene punten.
Daarnaast zijn in vooronderzoek
een aantal punten naar voren geko
men, met betrekking tot de financie
ring van de besloten onderneming,
die, zoals dit frequent voorkomt in
deze industrietak, tot nu toe in hoofd
zaak door familieleden gefinancierd
werd. In het vooronderzoek was geen
gelegenheid op deze problematiek,
die zich overigens niet tot deze
branche beperkt, in te gaan. Niette
min wordt het van groot belang ge
acht in het kader van het struktuur
onderzoek op relatief korte termijn
oplossingen voor een betere financie-
ringsstruktuur aan te geven.