waalwijkse en UnqstRAAtse counant
vl
c4ll
een maar
een kollekte
•t Zy n de groten
f
IÜ li
1
DONDERDAGAVOND 28 NOVEMBER 1968
89e JAARGANG No. 96
iSamen
Qen o}}er
maar even
De tcho vad het Zuióen
(Jitgever
Waalwijksche Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
HoofdredakteurJAN TIELEN
Gironummer 1069687
Git blad verschijnt 2x per week
Losse nummers 20 cent
Abonnement
p week (0,30+ 2 ct. inc.k.) ƒ0,32
p. mnd. (1,30 10 ct inc.k.) 1,40
p. kwrt (3,05+10 ct. inc.k.) 3,75
p. kwrt. p. post 4,25 bij girobetaling
(bij incasso p. postkwit 75 ct. extra)
Advertentieprijs: 14 cent per mm.
Contractadvertenties: speciaal tarief
Opgericht 1878
Bureaus Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160-2621-2746 KaatsheuvelDr. van Beurdenstraat 8, tel. 04167-2002
Telegram-adres „ECHO'
Sinterklaas zou de school bezoeken en de hoofden stonden niet naar
rekenen en taal. Juffrouw Simons schoof dan ook het lesrooster maar
opzij en besloot wat te gaan vertellenhet onfeilbaar middel,
want opeens was er aandacht en zag ze de ogen van „haar" klas vol
verwachting op zich gevestigd.
Ze vertelde van kleine Jan, die een hond had en die heel erg veel
van die hond hield. Als hij thuiskwam, zat de hond al voor het raam,
roerloos uitkijkend over de straat, tot opeens zijn oren rechtop gingen
staan en hij naar de deur rende, om luid blaffend aan te kondigen
dat zijn kleine baas er aan kwam.
Wanneer het gezin aan tafel ging, zat Maxie achter Jan's stoel met
die standvastig-vragende blik die de honden eigen is, zich af en toe de
bek aflikkend, in de hoop dat er iets afviel.
Toen Jan jarig was en het maal extra feestelijk (kip was Jan's lieve-
lingsmaal), nam Jan opeens een prachtig gebraden kippepoot van zijn
bord en maakte aanstalten om Maxie ook een beetje jarig te doen zijn
door hem extra te bedenken, maar moeder kon het nog juist beletten.
Ben je mal, jongen, zei ze, die kostelijke kip aan de hond te geven?
Hij mag straks de beentjes afkluiven en dat vindt hij óók heerlijk.
Toen Jan aan het eind van de maaltijd de beentjes voor Maxie had
vergaard, zei hij: „Maxie, ik wou je een offer brengen, maar 't is
nou maar een kollekte".
Juffrouw Simons zag wel dat
haar gehoor het niet helemaal
snapte. En ze vertelde hoe veel
mensen van hun overvloed an
deren helpen, zonder er zelf iets
minder van te worden. Maar een
offer was heel iets anders. Dan
gaf je iets dat je zelf erg graag
had en hield, aan de ander.
Hansje Kosters had met wijd
open ogen geluisterd. Hij behoef
de niet lang na te denken, want
de komst van de Sint deed de
jeugd alles vergeten, en met lek
kers en kleine kadootjes gingen
ze naar huis. Daar was het op
nieuw feest, want ook daar werd
Sinterklaas gevierd. Hansje kreeg
mooie kadootjes van vader en
moeder en de grote zussen hij
was het nakomertje!) en 't mooi
ste was een prachtige bouwdoos,
waarmee je kerken, garages en
fabrieken kon bouwen. Hans had
al het plan voor een grote gara
ge, waarin hij autootjes kon stal
len, die hij bij tijd en wijle had
gekregen.
Maar 's avonds, in zijn bed, gin
gen zijn gedachten terug naar het
verhaal van juffrouw Simons. En
Hans wilde niet alleen
Sinterklaas-feest vieren...
naar Kees, zijn vriendje. Hoe zou
Kees z'n Sinterklaas zijn geweest?
„Geen vetpot", had Kees zelf,
vroeg wijs, gezegd. „Me moeder hép
'et niet, jong. En je krijgt van de
Sint alleen mooie kadootjes als je
vader en je moeder het kunnen be
talen".
Dat was een schok voor Hans ge
weest. Daarbij had hij nog nooit stil
gestaan. Sinterklaas keek er toch
niet naar of je arm of rijk was?
Maar Kees had het hem uitgelegd
en Hans moest erkennen: er zat wat
in. Vader, moeder en de zussen, ja,
die hadden er vast wel iets mee te
maken, dat merkte je aan alles.
Kees had geen vader. Die was er
tussen uit, al wist Hans niet precies
wat dat betekende, en Kees lichtte
Op de hoge, hoge daken
rijdt de bisschop met zijn knecht.
Wit je weten, lieve kind'ren,
wat hij tot zijn knechtje zegt?
Kijk eens even, beste Piet,
of je stoute kind'ren ziet!
Ach, zegt Piet, 't is met de kind'ren
niet veel anders dan altijd:
nu eens zoet en dan weer stout en
't meeste is maar malligheid.
Kinders houden hun fatsoen;
't zijn de groten, die 't hem doen!
Ieder jaar hun leven wagend
op zo menig glibb'rig dak,
zijn de Goede Sint en Pieter
niet meer zo op hun gemak.
En ze kijken elkaar aan:
heeft 't wel zin om dóór te gaan?
Is één feestdag in december
tegengif voor héél het jaar,
waarin ouden jongen vóórgaan,
ruzie zoekend met elkaar,
ellebogend naar de top;
ga op zij of 'k sla er op
Oorlog voerend op de wegen,
vechtend in de politiek,
fel elkaar beconcurrerend,
alles open in 't publiek.
En de kind'ren zien het aan:
jong geleerd is oud gedaan!
Sinterklaas schrijft maar verdrietig
al die dingen in zijn boek.
Ook dit jaar heeft hij voor kind'ren
speelgoed, lekkers, peperkoek.
En de groten? Ach die stak
hij liefst allen in de zak!
hem niet verder in. Zijn moeder
moest hard werken en was vaak
niet thuis als Kees uit school kwam;
dan moest hij voor zichzelf maar 'n
;boterham klaar maken. Hans vond
dat wel leuk; dat gebeurde bij hém
thuis niet; maar Kees scheen het
niet zo leuk te vinden.
Kees had al geweten wat de Sint
voor hem in petto had. Een warme
wollen das voor de winter. Die had
hij nodig. En misschien een choco
lade letter en misschien ook nog,
als moeder met overwerken extra
verdiend had, een doos kleurpotlo
den. Dan zat hij met moeder samen,
net als vorig jaar, en dan werd er
gebeld en stond er opeens 'n pakje
voor de deur. Dat deed de buur
vrouw, wist Kees. En dan bekeek
hij de kadootjes en dronken ze cho
colademelk met een stuk speculaas
er bij.
Hans dacht aan de kadoo's die hij
deze avond had gekregen, vooral
die prachtige, grote bouwdoos. Daar
kon je van alles mee maken. Hij zou
vragen of Kees mocht komen spe
len en dan zouden ze samen
En toen, opeens, kwam er in zijn
hoofd zo'n overweldigende gedachte
op, dat zijn lichaam schokte in het
smalle bed. Met wijdopen ogen lag
hij te staren in het donker. Kees,
zijn vriendje! Kees, die het voor
hem opgenomen had toen twee gro
tere jongens hem zo maar aftuigden;
die, klein, tenger, maar fel, op de
grootste was afgesprongen, half
moeder waren niet zo blij met de
vriendschap, dat merkte hij wel. Ze
vonden Kees eigenlijk geen vriend
je voor hemmaar ze lieten
hem maar begaan, 't Slijt vanzelf
wel, had hij vader eens horen zeg
gen. j
Kees, die het voor hem opgeno
men had, voor Kees had hij alles
over. En dus
Hij trok zijn benen op en sloot
zijn ogen. De slaap overviel hem.
„Moet je kijken", zei z'n moeder,
die nog even op zijn kamer kwam,
„hij glimlacht in z'n slaap. Geloof
maar dat hij blij was met z'n ka
dootjes!"
„Tja, nou jongen", zei z'n moe
der, toch wel een beetje ontroerd
om die goede karaktertrek, die ze
opeens in haar zoontje ontdekte,
„dat is heel lief van je. Maar dat
kan toch heus niet. Dat is een heel
duur kadoo. En je was er toch zo
blij mee?"
„Daarom juist", hield Hans
vol. „Het is iets waar ik zelf blij
mee ben. Het is eeneen
offer".
„Een offer?" lachte zijn moe
der verbaasd. „Wat bedoel je?"
Ze keek veelbetekenend naar
haar man, die stil de kamer was
binnengekomen. En Hans vertel
de, verlegen eerst, het verhaal
van juffrouw Simons.
Vader lachte hartelijk. „Nou,
da's een mooi verhaal. Daar zit
wel wat in. Wat zeg jij, An?"
,,'t Is zéker een mooi verhaal",
zei moeder. „Maar Hans, in ieder
geval moet je eerst je boterham
eten. Laat die doos maar liggen".
Hans kieskauwde over zijn
ochtendboterham. Vader en moe-
léén om dat verhaal van die juf
frouw!"
„Nou ja, hij heeft gelukkig z'n ou
ders nog. Als wij niet wijzer waren!
Hoor eens, An, ik heb m'n leven
niet gewaagd in die "Sinterklaas-
drukte en ben niet dat hele stuk
met die doos naar huis gesjouwd
voor die eh die Kees".
grienend: „ken je wel met je twee-
en, lammelingen De twee hadden
een beetje onthutst gekeken naar
die krielhaal en gegrijnsd en waren
afgetrokken. En Kees had een niet
al te schone zakdoek uit zijn zak
gehaald en die onder Hans' neus ge
stopt, waar het bloed uitliep. Vanaf
dat ogenblik was Kees voor Hans
de vriend, die hij door alles heen
trouw bleef.
Door alles heen. Want vader en
Zij trof Hans die morgen toen hij,
al vroeg op, bezig was de mooie
bouwdoos weer in te pakken.
„Wat doe je nou?"
Hans, die plots begreep dat 't gis
teravond in bed makkelijker was te
bedenken dan nu om het te zeggen,
keek schuldig. „Ik pak de doos in".
„Waarvoor?"
„Ik wou hem aan Kees geven".
Het hoge woord was er uit.
„Aan Kees? Die prachtige bouw
doos? Ben je stapel? Denk je dat
we je die daarvoor gegeven hebben?
Kees krijgt zelf wel kadootjes".
„Ja", zei Hans nuchter, „een das
voor de winter. Zijn moeder heeft
'et niet, zegt ie".
der, hoorde hij, stonden op de
gang zachtjes met elkaar te pra
ten.
Hans zag de deur weer opengaan.
Moeder kwam binnen.
„Hoor eens, Hans, vader en ik
hebben er over gepraat en we vin
den het heel aardig van je hoor, dat
je Kees zo'n mooi kadoo wilt geven.
Maar daarvoor hebben we je die
doos niet gegeven. We vinden het
best dat je voor Kees wat mee
neemt, dat Kuifjesboek bijvoorbeeld
of die grote chocoladeletter
maar die doos, dat kun je niet
doen".
aar de juUrouw zei
„Maar de juffrouw zei
„Ja, de juffrouw vertelde een
mooi verhaal, maar", ontdekte
moeder, „een stuk kip voor een
hond is toch nog iets anders dan
zo'n prachtig kadoo, je mooiste
kadoo notabene. Je was er zo
blij mee, je zou een garage bou
wen l"
„Juist daarom", zei Hans.
„Nou, jongen, heus, vader en
moeder weten echt wel wat het
beste is. Ik vind het heel lief van
je, maar je zult wel leren in het
leven dat mooie verhalen niet al
tijd opgaan. Zal ik dat boek maar
mooi inpakken? Daar zal Kees
óók wel blij mee zijn".
Hans liep traag naar school, t
boek onder de arm.
„Een kollekte, dacht hij. Al
léén maar een kollekte".
„Zo'n schooljuffrouw kan dat ge
makkelijk zeggen", zei vader, „ze
hoeft het zélf niet te doen".
„Tja," zei moeder aarzelend, „en
die Kees hè. Dat is toch eingenlijk
niks voor Hans."
„Die ouwe heer van 'em is er tus
senuit geknepen", wist vader. „Een
raar mannetje. Die moeder is, ge
loof ik, serveerster in een lunch
room. Nou, daar heb je óók van al
les onder, vertel mij wat".
„Twintig gulden kost die doos. En
dat zou hij zo maar evenal-