waaLwij kse en lAnqstRAAtse couRAnt V ■9 iÉJIii mm I 8 Cro fis DONDERDAGAVOND 26 MAART 1970 93e JAARGANG No. 25 v JH| li I va n Zuióen Uitgever: Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tielen Hoofdredakteur: JAN TIELEN Gironummer 1069687 Dit blad verschijnt 2 x per week Losse nummers 20 cent Opgericht 1878 Bureaus: Waalwijk, Grotestraat 205, Tel. 04160-2621-2746 Kaatsheuvel, Dr. van Beurdenstraat 8, Tel. 04167-2002 Abonnement p, week (0,33+ 2ct. incJs.) ƒ0,35 p. mnd. (1,45+10 ct. inc.k.) ƒ1,55 p. kwrt. (3,95+10 ct. ine Je.) ƒ4.05 p.kwrt. p.post 4,75 bij girobetaling Advertentieprijs: 15 cent per mm Contractadvertenties: speciaal tarief Brieven onder nummer 50 ct. extra Telegram-adres: „ECHO" Ik kwam zelden in uw huis, ook sprak ik weinig tegen U. Alleen als er echt verdriet in mij was. Waarom doe ik het nu wel, Heer? Omdat het Pasen gaat worden Omdat we de opstanding, uw opstanding gedenken Zodat we opnieuw ervaren, dat U bestaat Terwijl het veel gemakkelijker is om te geloven, dat U er nooit geweest bent Een enkele keer sprak ik ook als ik blij was. Wanneer ik op een stille plaats op een door de zon overgoten stukje hei lag. Dan was ik zo innig dankbaar om het schone. Dan waren er geen stemmen, die U bespotten. Dan geloofde ik echt in uw bestaan. Terug in de massa, in het leven van alledag vergat ik U weer dan dacht, dat wij het allemaal wel zelf konden. Dan zag ik vele fouten. dikwijls door uw eigen dienaren gemaakt. Dan was er wrevel in me en zei ik: Zie je wel Het is allemaal een laag vernis. Toch kwam ik steeds bij U terug. Al was het vol twijfel, want, zeiden velen: Hoe kan Hij bestaan en dan toelaten, dat mensen elkander vernietigen Toen ging ik vragen en zoeker), stil in mezelf en alleen. Soms nam ik het Grote Boek en las dan over uw liefde voor ons. Totdat ik het beter ging begrijpen. U hebt ons immers geschapen met een hart, een geweten en een wil Inplaats van dat wij U daarvoor dankten en er het goede mee deden, werden wij hoogmoedig. En hoogmoed is een slechte raadgever, Heer Zij loopt parallel met heersen en leidt heersen niet tot vernietigen Daarom zijn er oorlogen en willen we in onze hoogmoed zelf een godheid zijn. Heer, geef ons allen een ogenblik van stil zijn. Met een open oog voor het wonder in uw natuur. Geef ons ogenblikken van klein zijn, daar zij het zaad van de Vrede in zich dragen. Sh3kS8k8k8£h88S JASPERINA Onze illustratie stelt een kruisiging voor en wel een zeer oude, die door deskundigen wordt gedateerd op ongeveer het jaar 1425. Het kruis waaraan Jezus, is geplaatst tegen een gobelinachtige achter grond van bladranken, waartussen 'enkele engelen. Links op de voorgrond, staat de bedroefde moeder van Jezus, Maria en rechts de apostel Johannus. Het geheel ademt een typisch middel eeuwse stijl. De maker is onbekend, althans wat zijn naam betreft. In de middeleeuwen werden schilderijen e.d. dikwijls niet gesigneerd. Deskundigen hebben aanvankelijk dit werk toegeschreven aan de zgn. "Meester van Neurenberg". Maar latere onderzoekingen en studie deden vermoeden dat de maker een ander is geweest en wel de zgn. "Meister der Lindauer Beweinung"In het Heimatmuseum in het plaatsje Lindau, bij de Bodensee, bewaart men namelijk een bewening en men is van mening, dat de maker daarvan en de schil der van het werk dat wij hierbij tonen, dezelfde zijn. (Aartsbisschoppelijk Museum, Utrecht) Het wonder van het jonge leven De stille ochtend gloorde over het vlakke,, verlaten kerkhof, waar de rulle aarde van pas gedichte graven gedeeltelijk schuilging onder snel verwelkende en deels verlepte bloemen. De Witte seringen toonden viesbruine plekken, als vertrapt lagen de eens zo trotse lelies langs het smalle paadje, dat via lange rijen stenen naar de jongste graven voerde. De opzichter paalde de plaats voor nieuwe kuilen af en nummerde deze met kille onbewogenheid. Links van hem lagen nog drie kransen met zwart-wit be drukte linten: een laatste groet aan onze lieve moe der, rust zacht Leonora, rust in vrede maar hij legde de maatlat er langs en bepaalde zijn aandacht bij meters en centimeters. Drie graven boven elkaar hier, dat werd dus 2.10 hij 1 bij 2/>. Een opschrijf boekje verscheen: nummer 257 om 11 uur, dat werd opschieten vanochtend. Een schaduw viel over de duimstok en deed de be ambte opzien. Een jonge vrouw stond voor hem in de kracht van haar leven, de ruime groene mantel ont trok haar figuur aan zijn vorsende blikken, maar hij herkende de houding van de jonge aanstaande moe der. Onmiddellijk herinnerde hij zich de stoet van de vorige middag. Nummer 256, grote kinderen die hun moeder wegbrachten, daar liep zij bij, met een oude vader. Tja, zo zag hij er zoveel. Nu stond ze in gedach ten verzonken bij de drie kransen, de bruine seringen en de verwelkte lelies. Helma bukte over de bloemen en haar vingers tast ten naar de in dauw en ochtendmist verweekte kaart jes van de boeketten Uitgelopen vulpeninkt gaf de verminkte namen weer van hen, die op deze hartelijke wijze afscheid hadden genomen van een geliefde dode. Bij de herkenning van deze namén golfde weer de ontroering door het lichaam van de vrouw. Neen, ze wilde niet terugdenken aan moeders laat ste uren. Nu niet, nóg niet. Ze begreep, dat ze daartoe niet in staat zou zijn. Daarvoor had haar moeder te veel voor haar betekend. Ze moest alleen maar die kaartjes verzamelen voor de te schrijven dankbetui gingen. Zakelijk blijven nu. Met haar rechterhand rukte zij een envelopje los 'en deed het in haar tasje. De volgende, niet kijken naar die troostende zinnetjes op het kaartje. Gisteren werden ze ontroerd door al die aangedra gen bloemen. Vader stond verdwaasd te staren naar de stroom seringen, afgewisseld met de zachtgetinte chrysanten en de grote kransen, die van heinde en verre aangevoerd werden aan het huis, waar moeder eens zelf temidden van bloeiende bloemen en plan ten de huishouding bestierde. Zij hield zo van bloe men. Van bloemen en van kinderen. Altijd zag je haar temidden van fris groen en kleur rijke kamerplantjes, van roodblozende wangen en jo lige kinderstemmetjes. En opeens hadden ze moeder in een andere kamer, bleek en smalletjes tussen wit te lakens en akelig koude flesjes en doosjes terugge vonden. Opeens moesten de bloemen het veld ruimen en werden de kinderen geweerd uit het huis. iDoods en stil en ver van de woelige wereld stond plotseling het huis van vader en moeder. Een enkele keer mocht er iemand komen. Dan werd er zacht gefluiserd aan het ziekbed en bemoedigend geknikt naar twee kan ten, want zij hielden elkaar voor de gek. Ze wisten immers wel beter. Kijk, het bloemstuk van Gré en KareiDe naam Leonora zal altijd voortleven in onze gedach ten". Lief om dat te zeggen in die stille hulde. Die twee hadden zoveel aan moeder te danken. Eerst de toestemming om te trouwen, die vader niet wilde ge ven, dan het tijdelijke plaatsje in huis en dan die mooie t)aan van Karei. En nu had moeder nog haar bontmanteltje aan Gré gegeven. Helma richtte zich op, omdat een vage pijn in haar zij haar waarschuwde dat ze te lang voorovergebogen stond. Wat was moeder toch goed geweest. Tot haar dood toe. Nog de laatste dag had ze bepaald wie haar sieraden kregen en hoe haar eigen spaargeld ver deeld moest worden en wat er me' haar kleren moest gebeuren. Zo kregen ze ieder hun deel in moeders goedgeefsheid. Hè, ze had toch zeker te laag gebukt Een felle pijn krampte door haar lendenen. „Als ik u van dienst kan zijn, dame Helma schrok op uit haar ge- dachtenwereldje en ontwaarde nu pas de opzichter, die aanbood haar te helpen. Ze twijfelde. Wat moest je zo'n beambte aanbied'en als fooi? En zou hij niet met z'n lompe laarzen op de kostbare bloemen trap pen 'als hij de kaartjes wilde vinden? Ze schudde energiek het hoofd en boog opnieuw voorover. Nicht Stien, wat moest ze daar mee aan? Nu was ze wel present met een bloemetje, maar daarmee kwam ze precies dertien jaar te laat. Moest ze Stien nu ook bedanken Stel je voor, bedanken voor dat goed kope boeketje margrieten, die ze alleen maar had ge zonden om niet helemaal op te vallen door haar af wezigheid. Helma's handen hadden het couvertje met die gehate naam haast verscheurd, maar zij bedwong zich op tijd en stak het toch bij de andere in haar tas. Voor een koel bedankje. Telkens bukkend en zich weer oprichtend, dan weer in gedachten verzonken, vorderde de jonge vrouw slechts langzaam met haar taak. Een zachte kreet waarschuwde de opzichter, dat er iets mis ging met de eenzame figuur. Hif keerde over haast terug naar de groeven, die hij al had verlaten en trof een verschrikte vrouw aan, die met angst in haar ogen naar hem opzag. Hij begreep de situatie onmiddellijk en ondersteunde haar. „Ik zal u toch van dienst moeten zijn, dame. Nee, komt u maar mee, ik zal u naar mijn huis brengen en als er nog tijd genoeg is kunt u met een taxi naar uw eigen bed." Leunend op de vriendeijk aangeboden arm wankel de Helma over het smalle pad langs de liggende en staande stenenen. Het huis van de opzichter stond gé*- lukkig niet veraf. Hij telefoneerde, terwijl zijn vrouw met de a.s. moeder sprak. Het zou nog wel gaan, dacht ze. „Moet u ver?" „Amsterdam", klonk het zwakjes. Ze schrokken, dat kon niet. „Maar ik kan misschien bij vader terecht", weifelde haar stem. „Ik heb nog wel kleertjes te leen en een kruikje", zei de ander. De opzichter greep opnieuw de hoorn en draaide 't nummer van zijn dokter. Het adres van vader werd doorgegeven en de dokter kon komen Enkele minu ten later zat Helma met de beambte in de taxi. In haar linkerarm klemde ze nog haar handtasje met de zeventien kaartjes. Zeventien - klopte dat nu wel met het aan tal ontvangen bloemstukken? Ze had er twintig ge teld gisteren. Ze had er drie over het hoofd gezien! Een nieuwe kramp deed haar in elkaar krimpen en bracht parelende druppels op haar voorhoofd en han den. „Kalm aan, mevrouw", zei de opzichter, „dat komt heus nog wel een aantal keren terug voor het zover is." Ze hijgde naar adem en stamelde: „Ik heb drie kaartjes te weinig!" Glimlachend betrad de dokter 'het woonvertrek. „Mag ik u gelukwensen met de geboorte van een kleindochter?" Hij drukte de vader van Helma de hand en wendde zich tot de beambte van de begraaf plaats. „Uw vrouw heeft werkelijk niets vergeten. We hebben alles gevonden en het kind is nu prima ver zorgd." „Zo heeft het leven z'n loop," peinsde de beambte hardop, „de ene dag brengt u iemand heen, die van u weggenomen is en de volgende dag ontvangt u het hoogste goed in een jong leven, terug in uw huis". De oude man zag hem aan en nu pas drong de vreemde en toch zo gelukkige situatie tot hem door. „Zo is het", zei de dokter, „we beleven hier de dood en de wederopstanding. Het mooiste is nog, dat uw kleindochter de naam ontvangt van uw vrouw. Zo vertelde uw dochter mij, dat zij had afgesproken met haar moeder". „Leen fluisterde de vader, „Leo nora is dat werkelijk waar?" Hij snelde naar de kraamkamer. In het bed van zijn vrouw lag Helma met een stralende glimlach en goed ingepakt daar naast ontwaarde hij een klein hoofdje. „Helma!" Moe der is terug, vader. Leonora (noemen wij haar. Ik heb altijd gebeden, dat het een meisje mocht worden en nu kan ik je het verlies vergoeden van onze Ze moest even ophouden en haar tranen wegvegen. „Leonora klonk het zacht uit zijn mond. „Nu kan ik geloven in de wederopstanding. Ze is werke lijk teruggekeerd. En ze is in mijn huis teruggekomen. In haar bed. O, Helma, ik heb nooit begrepen wat de kerk verkondigde over de opstanding en ik weet, dat het heel wat anders is dan wat Jezus Christus deed opstaan, maar ik hen zo blij met dit kindje en die naam. Ik hoop dat het een zelfde Leonora mag worden" ELLEN EECKHOFF

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1970 | | pagina 1