No. 6. ZATERDAG 15 OCTOBER. 1881. Het Gemeen. FEUILLETON. VERGAAN. Uitgever: L. J. YEE11M ANHeusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken V OENSDAG en ZATERDAG. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Eranco per post zonder prijs- Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden verhooging. stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Het volk van Nederland heeft op den begrafenisdag van een man wien het zoo oneindig veel verplicht was, als een bezetene gejubeld. Zoo toont het gemeen zijn eer bied voor de dooden Nog iets van geheel anderen aard. Op Zondag 2 October jl. zou een arme man, die met loopen den kost verdient, een reisje maken van Amsterdam naar Haarlem en terug. Nu mag men over hardloopen denken zooals men wil en 't met ons een onzinnigheid noemen loopen en loopen alleen tot zijn dagelijksch werk te maken of men kan oordeelen dat Dib- bels een nuttig werk doet en een voorbeeld is voor alle leegloopers en luiaards, dat zij zoo dè man werkt voor den kost, dat is hier de hoofdzaak en zijn arbeid behoort niet tot de gemakkelijkste. Bovendien hij loopt niet uit weelde, hoogstwaarschijnlijk kent en kan hij niet veel meer dan dat en zit de honger, wanneer hij niet draaft, hem terstond op de hielen. Hij zou zijn werkzaamheden in de hoofdstad besluiten met een tour de force waarover al, wat op twee beenen loopt, ver baasd zou staan. Het was een dol plan, dat is zeker. Niet het loopen, maar het loopen op Zondag en tusschen twee groote steden. Amsterdam en Haarlem stroomden uit om van den hardloop getuige te zijn en alles posteerde zich op den weg, waarover Dib- bels zou gaan draven. Men kon letterlijk over de hoofden loopen en 't was te voor zien dat er niets van terecht zou komen. Op den tijd waarop men hem uit Haarlem terug wachtte, had geen locomotief zich een weg kunnen banen door de vastopeengepakte massa's liefhebbers. Iiij is niettemin heen gegaan en teruggekomen, doch niet als harddraver, maar als dupe van 't gemeen. Men heeft hem opgehoudenmen liep hem met opzet voor de voeten, men deed hem vallen. Het gemeen heeft hem mishandeld en hem beroofd van zijn gouden ketting, dien hij zich vroeger met loopen verworven had. Het betere deel va 't publiek heeft hem beschermd, anders ware 't slecht met hem afgeloopen. Wanneer Dibbels in andere landen zijn werkzaamheden v< »rtzet, kan hij verhalen hoe 't Amsterdamsche grauw hem te lijf wilde, niet omdat hij niet hard genoeg liep, ook niet omdat het jaloerse was op zijn sterke beenen en longen, maar.... omdat het Amsterdamsche, en in het alge meen het Nederlandsche grauw zi opvult met jenever, wanneer net ergens naar zal gaan zien, 't zij naar dooden, 't zij naar le venden. Dien lof kan hij ons volk nageven en hij zal 't zeker niet laten. Er is op dien Zondag allerverschrikke lijkst gedronken. De kroegen in den omtrek van de plaats waar Dibbels moest terug- keeren konden 't aantal dorstigen niet bevatten en we betwijfelen 't haast of het volk na de be grafenis van Prins Frederik wel zoo dronken thuis gekomen is als bij de wederkomst van Dibbels na zijn half mislukten hardloop. 't Volk besproeit alles met jenever, ker missen en begrafenissen, huwelijksplechtig heden en geboorten, niets ontgaat den alcohol doop. Dat is de schande, die op onze natie drukt, dat de reden die ons gemeen zoo bijzonder gemeen maakt. Binnenlandsche A D V E R T E N TIE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Ons gemeen is gemeen. Die harde uitspraak vloeit ons onbewimpeld uit de pen, zonder eenig doekje voor 't bloeden, 't Is in deze maar 't best elkaar niets wijs te maken doch eenvoudig te zeggen waar 't op staat, 't Gaat niet onze oogen te blinddoeken en in voorgevende onwetendheid te zeggen dat 't niet zoo erg is en van den wolf te spreken, die in een kwaad gerucht staat, de fei ten, onomstootelijke feiten komen telkens en telkens weer ons wakker schudden uit den dommel en met krachtige, niet.te smoren stem ons toebulderen het gemeen is gemeen. Wat is er dan gebeurd? Op Vrijdag 23 September bewoog zich een sombere stoet langs de straten der re sidentie het lijk van onzen beminden Prins Frederik werd ten grave gebracht. Plechtig en indrukwekkend was de aan blik op deze begrafenis. Het was nie mand onbekend hoe goed die waardige grijsaard geweest was en welk een sieraad hij geweest was voor ons vorstelijk huis, hoe hij door leven en werken uitmuntte boven zoovele grooten der aarde en hoeveel Oranje en Nederland aan hem zouden mis sen. Dat wist ieder en daarom was de ter aardebestelling van het stoffelijk overschot dezes braven mans een allertreurigste plech tigheid. Dat was ze echter slechts voor een 6) (SLOT.) Parker hoestte nog eens, maar zijn stem klonk dof en heesch, alsof zijn keel dichtgesnoerd was. «De Suvvo-Nada» stond onder het opperbevel van kapitein Guérin. Officieren. Langlois, Bourget, Delmotte, d'AlvaradebetaalmeesterBouviergenees heer: Dr. Germain; ingenieurs: Patry, Faltier, Lo- garrigue; en voorts een en dertig man matrozen en stokers. Passagiers uit HongkongDocter Spencer en echtgenoote, kapitein Vos van de Hollandsche barkas Bataviade heer Frederik Cooper van Cooper Nilson« uit Amoy. Passagiers uit Marseille Parkers stem werd allengs onduidelijker. Hij nam snel een slok water en ging ijlings voort, alsof hij zich haasten wilde om met de lezing gereed te komenDe heeren Fermignon, Mariani, Patti, Docter Heinrich Giinther en echtgenoote en de luitenant Mac Gregor van Hr. Ms. Marine. Er volgde een lange pauze. Parker wischte zich nog maals het zweet van 't voorhoofd en nam opnieuw het krijt ter hand. Hij teekende daarmede een driehoek op de tafel, dien hij zorgvuldig schaduwde, en terwijl hij met de grootste aandacht aan dat werk bezig was, ging hij met zachte stem voort: »De heer Bourget en de heer Mariani, benevens twee matrozen, Setellier en Lourmel geheeten, zijn heden middag hier aangekomen. klein, diepgevoelend deel der bij duizenden saamgestroomde schare. Voor 't groote pu bliek, voor het gemeen was de begrafenis een plechtigheid, waarbij iets te zien en aan te gapen doch waarbij van treuren en eerbied toonen geen sprake was. 't Volk nam dien dag op als een dag van pret en la- waaimakerij. Niemand kreeg het dan ook in 't hoofd eenigen eerbied te toonen bij 't passeeren van den stoet. Van een ongevraagd en onbevolen huldeblijk gelijk in Amerika plaats had bij 't vervoer van Garfields lijk, waarvoor alle toestanders zich 't hoofd ont blootten, was hier niets te zien. Men kwam om 't moois te zien en verder den dag zoo aangenaam en genoegelijk mogelijk door te brengen. Zelfs de officiëele stoet miste voor een deel dat indrukwekkende, dat aan begra fenissen eigen moet zijn.Verbeeld u, rookende soldaten bij een rouwplechtigheid als deze Op dien bewusten Vrijdag dan boden den Haag en Delft een schouwspel aan dat meer aan een boerenkermis dan aan een sterfhuis deed denken. Toen 't ,/moois" voorbij getrokken was en men er alles van gezien had, toonde het gemeen op de meest tastbare wijze dat het daarbij niets gevoeld had. 'tWas gekomen om pleizier temaken op dien dag van rouwIs 't niet om te vertwijfelen aan den vooruitgang op zedelijk gebied, als we een uur na 't passeeren van den rouwstoet het grootste deel van de toekijkers aan 't bitteren vinden als om de nare gedachte aan den dood weg te spoe len als we langs straten en pleinen volle kroegen en zwierende en joelende hoopen volks vinden Al de anderen, officieren, manschappen, passagiers.... zijn dood.« Eene nieuwe, langere pauze, gedurende welke Parker zijne toevlucht weder tot zijn zakdoek en het stuk krijt nam. In de zaal bewoog zich niemand. »De nacht was donker; de hemel zwaar bewolkt; de zee kalm. Het zal ongeveer tien minuten vóór half vijf geweest zijn. Al de passagiers, uitgezonderd de heer Mariani, die op het dek gebleven was, had den zich reeds eenige uren geleden naar hunne ka juiten begeven. De lieer Bourget had juist den heer d'Alvarade als wachthebbend officier afgelost en zocht met zijn kijker naar het licht van Josu. Het schip stoomde full s p e a dmet een gunstige bries, en zal omstreeks tien of elf knoopen hebben afgelegd. Plotselingeen vreeselijke stoot, een ge kraak, een akelig gekras, alsof een reusachtige zaag door het geheele schip ging. De heer Bourget, die op de brug stond, liep naar de machine, om nog een bevel te geven. Maar het was reeds te laat. Het schip moest op een onbekende klip gestooten zijn, die de geheele kiel opengescheurd had. De machine maakte nog eenige bewegingen en toen stond alles stil. Uit de kajuiten klonk een zwakke, doffe, korte kreet... En verder weet niemand er iets van. Bour get, Mariani en de beide matrozen dreven voort op de stille, donkere zee, zich vastklemmend aan de stoelen en banken, die naast hen uit de peillooze diepte boven gekomen waren. Bij den aanbrekenden morgen ontdekten zij op een kleinen afstand de kust, die zij met weinig moeite bereikten. Van de «Suwo- Nada» was niets meer te zien... De eerwaarde hee ren pastor Winsley en de abt Gerard zullen heden avond om acht uur in de Protestantsche kapel en in de Roomsche kerk een lijkdienst voor de zielen der verongelukten houden. De abt Gerard laat zijn ge- loofsgenooten weten, dat morgen ochtend te negen uur een plechtige mis in zijne kerk zal gelezen wor: den. Ik noodig de aanwezigen uit, die godsdienstoefe ningen bij te wonen, ter gedachtenis en ter eere der te vroeg ontslapenen.» Parker bleef nog een oogenblik staan, alsof hij zijne rede wilde voortzetten. «Docter Giinther was een goed man,sprak hij. Daarop bleef hij steken, wischte zich het zweet van 't voorhoofd en ging ijlings zitten. «De zitting is gesloten,zeide Stearns. De aanwezigen verwijderden zich in de diepste stilte, en binnen weinige minuten was de groote loods als uit gestorven. De »Suwo-Nada« ligt bij Kaap Josu, aan den in gang der baai van Yeddo, honderd vadem onder den waterspiegel. Geen splinter is er ooit weer van het prachtige schip gezien. Het ligt op een eeuwig koel bed van donkergroen, vettig zeegras, veelkleurige schelpen en bloedroode koralen. Reusachtige, monster lijke schaaldieren, zooals er in de Japansche wateren leven, knagen met hun geweldige tangen aan zijn gespleten kiel. Yisschen met zilveren schubben spelen tusschen de hooge masten en zwerven rontjom het spookachtige, sombere gevaarte, dat zij met hun we- zenlooze oogen aanstaren. Kleine schelpdieren hebben zich aan de kettingen en ankers vastgehecht; allerlei soorten van fastastische zeegedierten hebben in de kajuiten, in de hoeken en gaten van het vergane schip hun woning gevestigd. En in een dier kajuiten rust onze vriend Heinrich Giinther, de trouwe oogen gesloten voor den eeuwigen slaap. Naast hem, op hetzelfde koude bed, sluimert zijn geliefde, overvallen door den dood, die haar onbewust uit den slaap dezer wereld in den slaap eener andere wereld heeft overgedragen. Hare zorgen hebben nu een einde; haar Heinrich heelt haar niet bedrogen. Alles is toch eindelijk in orde gekomen. En zoo zullen eindelijk ook onze zorgen een einde nemen en zoo zal eenmaal ook voor ons alles in orde komen. BLADVULLING. Een vrouw versmaadt veelal, wat zij toch gaarne ziet Aanvankelijk is zij koud, doch later warmer; 't Is niet omdat ze u haat, dat zij eerst toornig is, Zij wil slechts dat de min u diep grijpt in het hart. Zendt zij u weg, 't is niet opdat ge heen zoudt gaan De meisjes worden wild, wanneer men ze laat staan. N<mm toch geen blauwtje aan, wat zij ook zeggen. Want, scheer je weg,beduidt bepaald, waag maar. Roem, streel, prijs en vergood al haar gebreken, Hoe zwart zij moge zijn, vergelijk baar bij een engel. Een man met eene tong, kan geen man wezen Zoo hij er niet een vrouw mee overwinnen kan. NIEUWSBLAD Hel kuil van Huisden en Altena, DE LANGSTRAAT EN DE BOMHELERWAARD. Kw. v. Vr

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1881 | | pagina 1