1881.
NA DEN STORM.
FEUILLETON.
wm
wu
11111
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
De hl a it w e P a p a g a a i.
èrf JÊ* V»
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
Abonnementsprijs per 3 maanden f
verhooging.
en ZATERDAG.
1.Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur.
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Ingezonden
Niet ongewoon is 't den put te dempen
nadat 't kalf verdronken is. Zelden wordt
die gedempt vóór eenig ongeluk kon plaats
hebben en in vele gevallen wordt de dood
van verscheidene kalveren vereischt, eer men
er aan denkt het gevaar weg te nemen.
In 't gewone dagelijksche leven echter kan
men meestal met een kalf volstaan. Is dat
verdronken dan worden ijlings middelen
aangevoerd tot behoud van de rest: een
zekere soort traagheid en het ingeworteld
geloof, wat geschieden moet dat zal ook
geschieden, eischen minstens één offer. Ons
is een huisgezin bekend, waarvan het hoofd
meermalen attent gemaakt was op het ge
vaar, dat zijn kinderen liepen bij 't spelen
achter 't huis op een met blauwe leien be
vloerde stoep. Daaronder bevond zich n.l.
een regenput, die in de stoep uitmondde
en eenvoudig met een houten deksel ge
sloten was. De waarschuwing baatte niets
de afsluiting bleef zooals ze jaren achtereen
geweest was. Er had nimmer eenig onge
luk plaats gehad, 't zou verder ook wel
goed gaan. En 't ging goed, tot op zeke
ren dag, toen op eens een der kleinen
spoorloos verdwenen was. Men dacht aller
eerst aan diefstal, dewijl 't juist kermis was,
doch na veel vergeefsch zoeken en vragen
onderzocht men den put en daaruit werd
het lijkje te voorschijn gebracht. Na de be
grafenis werd de timmerman ontboden om
door een houten hekje de gevaarlijke plaats
af te sluitenMaar 't kalf, 't liefste, was
verdronken.
In wijder kring gaat het al niet veel be
ter. De wereldgeschiedenis, die 't wereldge
richt is, telt op elke bladzijde de namen
van geofferde kalveren. In sommige tijden
schijnt men het dempen van den put uit
sluitend met kalveren beproefd te hebben,
of althans niet tot demping te zijn overge
gaan, vóór de diepte tot op een tamelijke
hoogte met de bekende offers was aange
plempt.
Daar dit naar 't schijnt, alzoo moet zijn,
zou men er haast toe komen 't verdrinken
toe te juichen als een stap naar een bete
ren toestand. Gelukkig zijn 't niet altijd
menschenlevens, die als offers in eenigen
put behoeven geworpen te worden, zeer
dikwijls toch is het 't geld, 't machtige geld,
waar om heen zooveel draait dat naar be
neden rolt, en om 't welk boven te houden
men wel eindelijk genoodzaakt wordt aan
demping te gaan denken en dan zeker kan
't niet onchristelijk heeten, elk offer als
vooruitgang te beschouwen.
We dachten hieraan in den storm, toen
we, moeite doende overeind voort te komen
onder een bui van regen, dakpannen en
gebroken vensterruiten, ons naar 't station
begaven om iemand op te wachten. We
kwamen daar in de rustige en stille over
tuiging dat, hoe 't ook stormde en raasde,
wat omvergesmeten werd en neergesmakt,
hoe de wind met den eenzamen wandelaar
tollen en sollen mocht, hij den vurigen
salamander van Da Costa wel met vrede
zou laten trekken en zwoegen, stampen en
sissen. Die overtuiging bleek echter zonder
eenigen grond te zijn. De razende storm
scheen wel degelijk het monster onzer eeuw
vijandig te zijnde trein kwam maar niet.
Tot geruststelling van het beangstigde, wach
tende publiek annonceert de spoordirectie
gewoonlijk aan opgehangen borden Trein
No. zal vermoedelijk te laat aanko
men. We wendden ons derhalve daarheen,
edoch 't bord scheen volkomen met het
woeden van den storm onbekend te zijn.
Het hing er wel, doch onverschillig en
sprakeloos. We hadden nu twee volle uren
gewacht.
Dan naar 't telegraafbureau
De telegraaf, die alles weet, zou ons inlich
tingen geven kunnen. IJdele hoop, wederom,
ze wist niets meer dan wij. 't Heele dradennet
was verbroken en alle communicatie afge
sloten. Er was dus niets meer bekend dan
dat de trein er nog niet was en dat hadden
we in dien langen wachttijd ook reeds opge
merkt. De trein kwam eindelijk toch aan,
drie uren te laat en de volgende zijn, naar we
hoorden, eerst den volgenden dag gearriveerd.
Ziet hier dus de wereldveroverende stoom
en de alles doordringende electriciteit met
één slag tot onmacht gedoemd door een
stormOm 't dien dwingeland naar den
zin te maken, spant de snuggere mensch
zijn telegraafdraden hoog in de lucht, op
palen als 't ware om den wind te tarten,
die zich dan ook niet onbetuigd laat.
En dewijl dat nog niet slim genoeg over
legd is, worden die palen vlak bij de rails
in den grond gezet, zoodat de storm bij 't
neervellen der palen twee vliegen in één
klap slaat, n.l. den electrischen stroom af
sluit en de treinen tegenhoudt.
Op dezen onhoudbaren toestand is reeds
meer gewezen. Zou dat wijzen moeten
voortduren tot 't kalf verdrinkt? Te avond
of morgen hebben we daarvan eenig be
richt te wachten, 't Stormseizoen staat voor
de deur. De palen, thans neergeslagen,
worden overeind gezet, tot een volgenden
storm ze wederom neerzweept en 't kalf, in
de gedaante van een trein met wellicht
honderden menschenlevens, kan in den put
vallen. Tot heden zijn we van dergelijke
ramp vrijgebleven, doch wie zegt dat we
voortdurend den dans zullen ontspringen?
Al komen wij gewoonlijk als 't hinkende
paard achteraan, eenmaal zal 't overeind
zetten der palen, 't onophoudelijk lasschen
der draden en vooral 't groote ongemak in
verbreking der gemeenschap gelegen, ons
land gaan verdrieten en er ons toe bren
gen de palen aan de nijverheid terug te
geven en den draad in de aarde te leggen.
Iedere storm brengt ons daartoe nader.
Novelle van robert byr.
1)
Wat zal ik u zeggen?
Ieder behelpt zich maar zooals hij kan. Te Weenen
hadden wij het in »oude« tijden heel wat gemakke
lijker. Ik denk er nog dikwijls genoeg aan, mijn
waarde, hoe wij vaak na een heeten dag naar buiten
slenterden in de koele avondlucht. Een stap of wat en
wij waren in den volkstuin; zelfs tot aan het Prater
is het maar een kleinigheid, en dan die drukte, die
menigte menschen, dat prettige gewoel midden in het
groenEn dan in de laatste jarenwat is er al niet
bijgekomen! het stadspark, de tuin bij de bloemen-
zalen en wie weet wat niet al meer, dat ik bij mijn
laatste bezoek nog niet eens gezien hebAch, Weenen
is te benijden, al wil men er daar ook niets van
wetenDoch zelfs de andere steden bij ons in Italië
zijn er beter aan toe dan ons Florence. Milaan heeft
zijn publieke tuinen, Turin iets dergelijks; en denk
eens aan Venetië met zijn Marcusplein en den tuin
der riva Schiavoni; Napels, het heerlijke Napels, met
de Chiajawelk een luchtoveral lucht, bloemen,
koelteen dan de zee de zeezelfs in Rome heeft
men ten minste nog open pleinen, waar de avondwind
verkwikkend overheen kan strijken, ofschoon anders
Rome met zijn vervelenden Monte Pincio niet bijzonder
in mijn smaak valtmaar och, men kan er toch eens
ademhalen, als men door de verwensehte politiek of
door den een of anderen onverwackten tegenspoed
in de stad vastgehouden wordt; ieder verstandig Ro
mein gaat overigens als hij er maar even kans toe
ziet, omstreeks het warme seizoen toch naar buiten,
aan den zeekant, of in de bergen. Slechts wij Flo-
rentijners, zijn der verstikking gewijd!
Bah, zeg er maar niets van, mijn vriendIk geef
het u alles gewonnenarchitectonische schoonheid,
kunstschatten, overheerlijke omstreken «tuin van
Toscanestaat er, geloof ik, in uw Biideker,
Arno etc. etc. all rightzooals de arme Mr. Neales
zei. Maar wat baat mij dat alles? Ik ben niet on-
partriottisch, waarachtig niet! Waarom zou ik anders
op mijn ouden dag weèr hier in mijn nest gevlogen
zijn Dat is de zaak nietmaar bij al mijn voorliefde
voor mijne vaderstad moet de waarheid toch gezegd
worden. Het is er zoo heet, als gloorde de brandsta
pel daar ginds op de Piazza dello Signoria nog altijd
voort, schoon Goddank! de tijden reeds lang voorbij
zijn, toen men er voor een Savonarola den brand in
stak. «Firenze la bella« (de Italiaansche naam voor
Florence) is dan ook een oude stad, nog niet veel
anders als zij in de dagen van de Zwarten en de
Witten er moet uitgezien hebben, althans hier in het
middelpunt bespeurt men nog niets van eene roeke-
looze moderniseering; in de nauwe straten broeit de
hitte en nergens is er een uitweg.
Gij denkt zeker, wij hebben toch den Lungarno,
de Casino's, de Strada nuora en de Piazza Michel-
Angelo; wel zeker! Maar wie wil er altijd parade
houden? Men wordt er moede en krijgt een afkeer
van dat eeuwigdurende gewoel. Op den Lungarno
nergens een plaatsje, waar ge u kunt laten neêrvallen;
al het andere daarbij zonder paard en rijtuig niet te
bereiken, en ge weet, wij Italianen zijn een spaar
zaam volk, al noemt gij Noordlanders ons ook gierig.
In de Casino's moet men ijs eten, dat kost geld. Ge
vindt dan ook alleen onze elegante heertjes daar buiten
aan den Arno; menschen als wij blijven te huis;
naast en in onze huizen geen
zeker, ik zelf er onder begrepen, althans op zulk een
laat nachtelijk uur als thans. Zoo ik evenwel door
het leven in den vreemde aan onze verstandige eco
nomie ontwend het ijs ook niet spaar, toch koel
ik liever in mijn eigen hnis mijne flésch Asti spu-
mante« er in af. Met een goede sigaar er bij iets
heel aangenaams, niet waar? doch de frissche
lucht, wat maneschijn, een weinig sterrengeflonker en
eene snuifje bloemengeur wil men er toch ook bij
genieten; in dat geval zit er niet anders op dan de
tuinen, waarvoor wij
plaats hebben, naar de daken te verleggen..
Men klimt vier of vijf trappen, 't is waarmaar
men is dan ook op zijn gemak. Hier behoeft men
geen toilet te maken, behoeft men zich voor niemand
te geneeren en heeft men toch alles: lucht, koelte,
geur, de zachte schemering of het heldere maanlicht
en welk een drukte! Hoor maar eens hoe die jonge
lieden daar boven in het groen naast gindschen groo-
ten schoorsteen in hun schik zijn bij de tonen van
hun rammelenden guitaar, en daar verderop hebt ge
de bevende mandolineEen beetje bloemen, wat ijzer-
draad, een weinig latwerk, een kleine waterton, wat
hoog opschietende boomen en een haag van klimop,
en men kan bij ervaring weten hoe Semirames te
moede was in hare wereldberoemde hangende tuinen.
En welk een vergezicht
Hier de breede koepel van den dom, de sierlijke Campa
nile ginds de grillig gevormde toren van het Palazzo
Yecchio, bij den als zilver schitterenden Arno daar
in de hoogte Sad Miniato, glanzend wit in het maan
licht, als uit het witte marmer der grafzerken van
zijn kerkhof gebouwd en verderop in het verschiet
de Monte Ceciolidat flikkerende licht daar ginds
brandt in de kloosterkerk der Franciscaners te Fiesole.
Is het niet betooverend? Zie, mijn vriend, zoo hebben
wij ook onze «omstreken,» op orrce manier. Beken nu
maar: de wijze waarop wij ons hebben weten te be
helpen is nog zoo kwaad niet! Stoot met ons aan,
zoolang de zoete blonde nog prikkelt. «Leve Firenze
la bella
Arme Austin!
Wat denk ik in zulke avonduren dikwijls aan hem
juist zoo zat ik hier, met hem hier, de maan scheen
op de vensters van den Campanile en het was zoo
licht, dat men een partijtje had kunnen dammen op
de witte en zwarte marmervlakken van den Dom,
evenals nu. En Mr. Neales dronk glas op glas, doch
hij wilde niet met mij klinken,maar kauwde en
rolde zijne sigaar, en daarna sprong hij plotseling op
o, mijn God! het was ontzettend!
Ik ben verscheidene maanden lang niet meer boven
gekomen, het was mij onmogelijkdoch eindelijk ver
dwijnt elke indruk, men gaat zich met het een en
ander bezig houden en denkt er niet meer aan maar
nu van daagarme jongen!
Gij zult wel van de geschiedenis gelezen hebben
maar hoe het kwam, hoe alles zich ontwikkeld heeft,
daarvan wisten de couranten niets. Daar sprak men
slechts van spleen, van excentriciteitvan een wedden
schap bazelden sommigen, van een plotseling uitge
barsten krankzinnigheid vertelden weèr anderen, alsof
ieder Engelschman wedden moet en de waanzin erfe
lijk bij die natie is. En gesteld, iemand bezat de dolle
vermetelheid om 's nachts vijf verdiepingen hoog een
koorddansersstukje op den nok van een dak, of den
sprong van een opgejaagden kater over het naburige
dwarsstraatje uit te voeren, zou ik dan geen door en
door dwaze Yankee zijn, als ik dergelijke onzinnige
waagstukken ging aanmoedigen?
van Men en
BOMMELERWAABD
't Is ook daarom niet ongepast na den
storm hierop weer eens de aandacht te ves
tigen. Er is een degelijk en afdoend middel
om èn bij storm of andere natuurrampen de
verbinding per telegraaf in stand te houden
èn onze spoorwegen in deze kritieke oogen-
blikken althans van omgeworpen palen vrij
te houden. Dat middel is afschaffing van
't palenstelsel en bezorging van den geleid-
draad in de aarde. Nieuw is 't aireede ook
niet meer. Het Duitsche Rijk zag dezer
dagen zijn ondergrondsch telegraafnet, be
vattende ruim 37 millioen K.M. draad voltooid.
Het omvat 221 plaatsen en kostte het Rijk
ruim 18 millioen gulden.
Wordt oervo'jd.