No. 8. ZATERDAG 22 OCTOBER. 1881. Een beeld uit t leven. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. 1) e b 1 a ii w e 1* a p a a a i. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Adverteutiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. 't Is Zondag. Ernstig en plechtig luiden de klokjes en noodigen de geloovigen ter kerke oin hun God te gedenken, te danken en te loven. Ook in het kamertje van den arbeider Hartman dringen de kerkklokstoonen als roepstemmen naar liet bedehuis door t Is Zondagzuchtte de jonge vrouw, die juist gereed is met hare bezighedent is Zondag!" ,/Zou ik naar de kerk gaan?" vraagt ze zich ernstig doch droefgeestig af. //Zou ik? Doch met zulk een gelaat?" herneemt ze. z/De menschen zouden 't mij stellig aanzien, mij ondervragen en daarenboven mijn kind, mijn lieveling slaapt nog en De tranen rolden weer uit hare roodge weende oogen en biggelden langs hare door zorgen en verdriet vermagerde wangen. Zij kon ze niet meer bedwingen //Och," roept ze snikkende uit, //waarom heb ik ook geen gehoor gegeven aan den welgemeenden raad mijner lieve moeder, hoe goed had ik het dan kunnen hebben, maar och ik had hem toch zoo lief, ik be minde hem zoo innig!" klaagt ze en wischt zich met haar boezelaar de tranen uit de oogen Hij mag het immers niet zien dat zij geweend heeft! z/IToe is 't, zal dat vervelende grijnen nu eens ophouden? Bewaar je krokodils- tranen maar tot nader!" snauwde een ruwe stem haar tegemoet. De toon waarop die woorden werden uit gesproken, deed haar hevig schrikken en ontstellen. //Welzoo, zijt gij zoo bang voor mij?" zegt de man want hij was het en zijne stem klinkt nog harder en ruwer. Vervolgens met zijn vuist op de tafel slaande, waardoor een fraai porceleinen kopje een geschenk uit vroeger geluk kiger dagen op den grond viel en in stukken brak, brulde hij haar toe//Breng mij eten Zonder een enkel woord te spre ken, en na een treurigen blik op de scher ven geworpen te hebben, spoedt zij zich heen. Gramstorig blikt de man haar na. Nu, hij heeft ook wel reden om boos te zijn Gisteren, Zaterdag, had hem de patroon zijn weekloon betaald, 't welk hij tot op eene kleinigheid na, in de kroeg en elders verzwendeld heeft, waarop hij dronken naar huis is gegaan. Zijne vrouw had hem daar over verwijten gedaan en hij vergat zich zoover dat hij de hand aan haar geslagen had. Daaraan dacht hij, toen zij heenging en weder binnen kwam en een bord met soep voor hem neerzette, zonder hem aan te zien. En de toorn overmande hem, want hij schaamde zich zijn onrecht en hij wilde het toch niet bekennen. //Nou, jij bent me ook een huisvrouw!" riep hij op boosaardigen toon, en wierp de lepel met geweld op de tafel. //Jij kunt nog niet eens een behoorlijke soep koken. Er is geen zout en geen vet in z/Maar Herman!" zeide de vrouw droe vig, //gij hebt mij gisteren immers geen geld gegeven, en het vet was al lang op Daar buiten luiden de kerkklokjes en daar binnen in het kleine kamertje, grijpt de man naar het mes, en valt daarmee op zijne lieve, zorgende vrouw aan. //Gij zult mijne moeder niet slaan, ik wil het niet hebben, het is mijne moeder," zeide de kleine Karei. Haar kind en het zijne stond tusschen hen in. De kleine jon gen is door het ergerlijk tooneel wakker geworden, heimelijk uit zijn bedje geklau terd, en trekt partij voor zijne moeder. Tranen staan er in zijne blauwe kijkers en toornig balt hij de kleine vuisten z/Foeistoute vader, ik heb u niet meer lief!" roept hij en slaat naar hem. En de moeder? Zij trekt haar kind terug, tilt hem van den grond op en neemt hem in hare armen. z/Hoe kunt gij toch zoo ondeugend zijn, Kareltje! mijn kind?" zeide zij en wikkelt haar boezelaar om zijne bloote voetjes, f/uw vader is toch zoo goed en heeft u zoo lief z/Neen! Ik ben niet goed roept de man door dit tooneel verteederd en in tranen los barstende uit. //Ik verdien niet dat gij mijne voorspraak zijt, Maria Hij valt voor zijne vrouw op de knieën en kust hare handen... //Vergeef mij, Maria! gij zult mij nooit weer in zulk een toestand zien. 't Is een ge duchte les voor mij!" En wat vergeeft de vrouw niet aan den man die hare liefde afgebedeld en haar. ongelukkig gemaakt heeft? De jonge vrouw vernedert zich voor den berouwhebbenden man, kust hem en bemoe digt hem met de zoetste namen. De kleine Karei valt zijn vader om den hals en laat zijn blonden krullebol op diens schouders rusten En daar buiten luiden de kerkklokjes. Ziedit beeld, 't welk ik ontleend heb aan eene mij destijds van vriendelijke zijde medegedeelde ware gebeurtenis, zweefde mij voor den geest, toen ik dezer dagen getuige was van een tooneel, voortgevloeid uit de diep rampzalige gevolgen van het misbruik van sterken drank. Ik misgun den werkman zijn jenever niet omdat hij arm is en geen wijn bekomen kanik zeg niet tegen den rijkegebruik wijn omdat jenever tot de sterke dranken behoortneenik zeg tegen beide: //Kwel uwe maag zoo min mogelijk met alcoholische dranken of wijnAl wie eenmaal de gewoonte heeft aangenomen om zulke schadelijke dranken te gebruiken zal het ondervinden hoe moeilijk het hem vallen zal zulks na te laten, na te laten indien men niet met een ij z e r e n wil bezield is om zich zelf aan de maatschappij en zijn ongelukkig gezin terug te geven. De druif is stellig niet door den Schepper geplant opdat de mensch aan het dier gelijk zou worden, en het koste lijke graan, dat duizenden en duizenden voe den kon is evenmin bestemd om daarmee dood en verderf maar wel om geluk en welvaart aan te brengen, in den vorm van het krachtgevend brood, maar helaas dat krachtgevend brood wordt meestal ver worpen om een doodend vergift te drinken, 't welk zulke vreeselijke sporen achterlaat. Of is het niet treurig en ellendig, den jene verdrinker te zien met dat spotachtig en op geblazen uiterlijk, dien koperkleurigen neus, die holle glasachtige oogen, die bevende handen, die onzekeren en waggelenden gang, en wanneer men nu weet dat dit alles on vermijdelijk tot zuiperswaanzin {deli rium tremensen een ellendigen dood moet uitloopen, zou ik dan geen recht hebben om te waarschuwen voor deze vreeselijke gevolgen? doch wat zullen mijne waarschu wingen baten? Wat hebben die van zoovele menschenvrienden gebaat? Weinig of niets! Ik beken dat alle edele strijdvoerders tegen dien pest der maatschappij, die zoovele slacht offers naar het graf sleept en zoovele gezin nen diep ongelukkig maakt, niets vermogen, wanneer de ellendige behoefte aan drank gekregen heeft en dat zelfs de pogingen der geneesheeren om den dronkaard door middel van de jeneverkuur van zijn kwaal te gene zen, of schipbreuk leden, of weinig bevre digende uitkomsten hebben opgeleverd. Novelle van robert byr. 2) Zoodanige ondernemingen zijn nooit mijne zaak ge weest, zelfs toen ik nog jong was, en zoo liet thans wezenlijk mode wordt om uit te munten in onge hoorde proeven van lichaamskracht en de dierenpla- gerij onder een wetenschappelijk vernisje ook tot de menschen uit te breiden, nu, dan zijn wij toch waar lijk oud genoeg om aan zulke mode's niet meer meê te doen. En dat was het juist, wat mij in den jongen man zoozeer beviel, dat hij ook niet meêdeed aan deze buitensporigheden zijner landgenooten, die langzamer hand de geheele wereld schijnen aan te steken, doch bovenal bij het jongere geslacht van Old-Engeland in zwang zijn en hen tot gedachtenlooze boksers, roeiers, bergbeklimmers, hardloopers en worstelaars verlagen, die, als zij in gezelschap komen, evenals gedresseerde jonge jachthonden om u heen staan, zoedat ge in verzoeking komt om lien met een schop uit uw na bijheid te jagen. Austin was niet een van die spier mannen; niet omdat het hem aan spieren ontbrak, hij was integendeel een levende Meleager, maar wijl hij ze niet bovenmatig liet ontwikkelen ten koste van zijne hersens en zijn hart. Gij hadt hem moeten zien, hoe beminnelijk, hoe voorkomend hij in den om gang was; en dan die opgeruimdheid, die slechts in het beste en edelste gemoed haar oorsprong hebben kon! Daarbij zijn voorkomen: groot, slank, buigzaam, met een hoofd als een neen, ik heb reeds een maal de antieken genoemddus zeggen wijals een jonge Engclschman, maar als zulk een, wiens blauwe oogen niet met een zoogenaamd geblaseerde minachting in het rond staren, maar bij uitzondering glinsteren van geest en humor. Men moest hem lief hebben en hem wel genegen zijn. Ik zie hem nog, hoe hij, als ik knorren wilde, op zijn stoel heen en weer schoof, mij lang en sterk aanzag, glimlachte, mij vertrouwelijk op de knie sloeg en daarbij half schertsend, half smeekend zijn «wees zonder zorg, markiesje!« riep. Wie had hem dan kunnen weèr- staan En ijlhoofdig? Hij ijlhoofdig? Spreek van visioenen, goed! maar krankzinnig? als al de verdwaasde babbe laars, die zoo iets beweren, terwijl zij hunne wandel stokjes statig van de Ponte Yecchio naar de Ponte di Ferro dragen, met hun allen slechts zooveel verstand hebben, als hij op één enkelen weekdag verbruikte, dan wil ik acht dagen lang als hansworst in de tent van Lanzi staan en mij met oranjeschillen en vuile mandarijnen laten werpen. Gij kunt u geen geestiger, welopgevoeder en be schaafder jongman denken dan Mr. Neales, toen hij hier kwam om zijne kunstenaarsstudiën voort te zet ten en zich verder te bekw:amen in het beeldhouwen. Hij was de tweede zoon van Sir William, op Saun- terhouse, dien ik nu en dan bij Lord Murray aan trof, en hij had een aanbevelingsbrief van zijn vader voor mij medegebracht, ofschoon zoo iets inderdaad niet noodig was geweest, zóó gunstig was terstond de eerste indruk, dien ik van den jongen man ont ving. Ik had hem voor ouder aangezien, en toch telde hij destijds slechts twee en twintig jaar en hij was ook in alles wat het leven betrof, gelijk men reeds uit zijne onverstoorbare vroolijkheid kon opmaken, zoo schuldeloos en onervaren als een kind. Afgunst, wan trouwen, veinzerij, waren hem volkomen vreemd, tot zelfs de eerzucht toe, want eigenlijk beoogde hij niet zoozeer openlijke onderscheiding en beroemdheid, dan wel in de eerste plaats eigen voldoening, welke on getwijfeld niet zoo gemakkelijk te vinden moest zijn, want jegens zich zeiven was hij, althans wat de kunst betrof, streng en onomkoopbaar. Nooit kon een ontwerp hem geheel bevredigen; ontelbare modellen, die ik bekoorlijk gevonden had, vernietigde hij weder en beproefde ze op nieuw, eer hij tot de uitvoering overging, en daarbij teekende hij zoo vlijtig in de werkplaatsen, als moest hij daarmede zijn brood ver dienen. Voor hartstochtelijke gemoedsaandoeningen waren zijne middelen volstrekt niet toereikend, doch dezulke behoefden Austin ook niet te. bevredigen. Waarachtig, niet een enkele! Och, mijn vriend, als ik ook zoo geweest was in mijn jeugd, ik had mij menige droeve ondervinding bespaardEn toch genoot hij zijn leven en had hij volstrekt niets van een kluizenaar; alleen voor de liefde scheen hij geen gevoel te hebben, en dat gevoel miste hij dan ook schijnbaar geheel en al. Kunstenaars hebben anders geen steenen hart; wat zou dat dan ook voor een kunstenaar zijn, zonder geest drift voor de schoonheid! Dat men echter een onder scheid tusschen de geestdrift voor de schoonheid in het algemeen en die in het bijzonder maken kan, dat heb ik, oprecht gesproken, nooit kunnen begrijpen en ik heb het ook bepaald nooit voor mogelijk ge houden. Ik spreek niet van die werktuigelijke arbei ders, die altijd een model tot ondersteuning van hunne fantaisie noodig hebben en in hun zoogenaamd kunst werk niets anders als een wissel voor zoo of zooveel lire zien; dezulken geloof ik op hun woord als zij mij verzekeren, dat voor hen Anietta en Marietta, Peppina en Rosina allen gelijk zijn, en dat zij hier een hand of een schouder, daar een kin of een voor hoofd even onverschillig copiëeren, als naar de Yenus de Medicis. Bij den jongen Engelschman daarentegen was de geestdrift voor de goddelijke schoonheid van het menschenbeeld in die mate aanwezig, als ik ze bij weinigen nog in zulk eene kracht en voortdurende reinheid gevonden heb. liet was eene geheel eigen aardige geestdrift, die, zou ik kunnen zeggen, zich bij het oog en het verstand bepaalde, doch het bloed zoo onbewogen en koud liet, alsof het pale ale geweest was. Daarom was zij wellicht ook zoo duur zaam. Hij bleef zijn uitverkoren trouw, hetgeen iets merk waardigs was. Uren lang kon hij voor de steenen beelden in de tribune vertoeventelkens weder keerde hij tot de minzaam lachende trekken van Lebrun, tot Raphael's Johannes en tot de Sagrestia nuora van San Lorenzo terug; maar met volmaakte onverschil ligheid wendde hij den blik van Caracci's Bacchante af, en onze schoonste vrouwen en meisjes Florence is niet arm aan dezulken ging hij op dezelfde wijze voorbij, als vaak in de langs Lorenzo Lippis Heilige Agatha, die, o Hemel! een zoo zeldzaam ge recht op een porceleinen schotel aanbiedt. Hij had hierover menige spotternij van zijn makkers te verdurenzij beweerden, dat hij reeds voor zijne opname in een klooster aanzoek had gedaan, zijne bekeering zou in het geheim reeds in orde zijn ge maakt en zijne werkzaamheden waren eigenlijk allen slechts studiën tot meerdere eer der Heilige Maagd, die hij met een nog nooit uitgevoerd werk wenschte te verheerlijken. Hij echter verdroeg dat alles met zulk een goedig gelaat, met zulk eene innemende vriendelijkheid, dat hij ten laatste den spot ontwa pende en men hem ongehinderd zijns weegs liet gaan. Wordt vervolgd. NIEUWSBLAD liet Lam! van Heusden en Altena, DE LANGSTRAAT EN DE DQMMELERWAARD

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1881 | | pagina 1