No. 21.
WOENSDAG 7 DECEMBER.
1881.
I
De slacht in huis.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
De blauwe Papagaai.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1Franco per post zonder prijs-
verli ooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A D V E R T E N TIEN
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
(slot.)
Novelle van robert byr.
15)
Al de ruwheid van dit onstuimige karakter was
U)t eene uifnarsUng gekomenvan slaafsche smeekin
gen en even stellig afgeslagen beloften was hij tot
laaghartige heleedigingen en verwenschingen overge-
gegaan en mevrouw Von Krochow verzekerde haar
dochter zooals Austin later vernam dat de
graaf de bedreigingen, die volgens zijn uitgesproken
verdenking den heer Rehling golden, ook ten uitvoer
dacht te brengen, als hem daartoe de gelegenheid
geboden werd. Zij zelve was, aangezien de haar op
gedragen taak om de wederspannige te hekeeren,
mislukte, op brutale wijze aan de deur gezet, waarhij
zij nauwelijks tijd vond om in der haast het noodigste
bijeen te zamelen. Daartoe had ook nog medegewerkt
de verschijning van haren echtgenoot, die zich niet
ontzag, gelijk reeds meermalen gebeurd was, een
beroep te doen op des graven beurs, ofschoon het
eigentlijk een voorwaarde van het afschuwelijke con
tract was geweest, dat hij zich op een afstand zou
houden. Ditmaal had de inschikkelijke man zich op
een ongelegen oogenblik vertoond; men betaalde hem
niet meer voor zijn verdwijnen en zoo stelde hij zich
dan voor de ondervonden teleurstelling schadeloos door
middel van de spaarpenningen zijner vrouw, met wie
hij, alsof het van zelf zoo sprak, bij Wanda zijn tent
opsloeg.
Voor deze was de staat van zaken onder zulke
omstandigheden een onuitstaanbare marteling. lederen
dag, ieder uur met verwijten overlaten, was haar elke
kans op ontvluchting beuomen, zoowel door het gemis
van de noodige middelen als door de strenge bewaking
waaraan men haar onderwierp. Zelfs al had zij liet
van zich kunnen verkrijgen, zich nogmaals tot Austin
te wenden, toch meest de vrees van hem aan eenig
gevaar en aan de wraakzucht van den graaf bloot te
stellen, haar van zulk een stap terughouden.
Austin echter wist van al die beweegredenen niets
hij meende het plotselinge stilzwijgen en de onver
wachte staking van het verkeer voor een versmaden
zijner hulp, voor een wijziging der te volgen gedrags
lijn ';e moeten houden en uit achting jegens zich
zeiven elke hern*e\iwde toenadering te moeten vermij
den. Hij trok zich dtto ook, diep geschokt en men-
schenschuw, allengs alle betrekkingen met zijn bekenden
afbrekend, geheel in zich zélf terug.
Om u nu een juiste voorstelling van de verdere
gebeurtenissen mogelijk te mitsen, moet ik u nog
over de plaatselijke gesteldheid heUen en ander zeggen,
mijn waarde.
Om goed licht te hebben, had Austin eene woning
op de bovenste verdieping betrokken. Zijn atelier werd
vroeger gebruikt door een photograaf, efl was, gelijk
meestal die inrichtingen, om zoo te zegfen aan het
huis vastgehechtdoor een glazen dak werd het helder
verlicht en aan eene zijde kwam het uit op N het plat
form, dat eveneens voor de werkzaamheden van den
photograaf noodig was.
Op zekeren dag nu de deur stond opengooide
heerlijke lentelucht in te laten werd hij Opge
schrikt door een luid gekrijsch, terwijl hij lusteloos en
onder weemoedige gepeinzen voor zijn onvoltooid beeld
werk zat. Het was of er om hulp geroepen werd eif
Austin trad ijlings naar de omrastering van liet platform.
Hier bemerkte hij spoedig dat hij zich vergist had.
Het geschreeuw kwam uit een volière, die op het on
geveer twee meter lagere belendende dak stond. De
kap der vergulde kooi was opgeslagen en de vogel
betoonde zijn blijdschap over den koesterenden zonne
schijn, terwijl hij onophoudelijk (loot en snaterde en
zijn kleinen woordenschat uitkraamde. De ongemeene
schoonheid en grootte van het dier, benevens zijne
voortdurend uitgegilde woorden: «Welkomvrienden!»
kwamen Austin dadelijk bekend voor, en ook zonder
de komst der oude vrouw, die hem met alle tee
kenen van vreugde begroette en, terwijl zij haar
waschgoed ophing, met allerlei bewegelijke gebaren
eerst op den vogel en daarna op de trapdeur wees,
waarbij zij den vinger op den mond legde, ook
zonder dat alles zou hij den samenhang wel vermoed
hebben.
Zoodra Austin in zijn verhaal melding maakte van
den papegaai, herinnerde ik mij ook plotseling het
schoone dier, dat ik weinige uren geleden bij mijn
overbuur gezien had, en ik meende nu ook dat dit
beest wel hetzelfde kon zijn, dat ik in het salon van
graaf Walunjin gezien had, waaraan ik in het eerst
niet gedacht had. Doch ik zeide er geen woord van
het geval kwam mij vooreerst volkomen onbeteekenend
voor en ten andere wilde ik Austin niet in de rede
vallen. Hij deed het zelf reeds meer dan genoeg, nu
eens om een glas wijn in te zwelgen, dan weer om
een poos heen en weer te loopen, ten einde zijne aan
doeningen meester te worden, of om een enkel oogen
blik de handen voor liet brandend heete voorhoofd te
drukken.
Hij verzekerde mij, dat hij zich toen, zoodra hij
den vogel en de oude vrouw herkende, misnoegd had
afgewend, met het voornemen in het geheel niet meer
aan Wanda en hare nabijheid te denken. Maar wie
v kan zijne gedachten de wet voorschrijven!
Dienzelfden dag stond Austin 's avonds weder aan
het hek. Een poos bleef hij daar. Zijn hart klopte
met verdubbelde slagen, zeide hij, en zijn hoofd was
ten prooi aan geweldige duizelingen. Toen was de
sprong geschied. Na een paar schreden vooruit te zijn
gegaan, bleef hij nogmaals aan de bovenste trede van
den trap staan, eer hij zachtkens naar heneden sloop.
Hij wilde slechts de oude vrouw spreken, die, zooals
hij wist, om alle vertrekken in haar huis te kunnen
verhuren, zelve een eenzaam kamertje onder het dak
bewoonde'. Hij poogde de eerste deur de beste te
openen, doch zij was geslotenhij beproefde het met
de tweede, en deze ging openhet schijnsel van een
licht kwam hem te gemoet. Eene vrouwelijke gedaante
zat voor een tafeltje met eenigen handenarbeid, zij had
het gelaat in de handen gedrukt en bij het gcdruisch
richtte zij het hoofd op het was Wanda.
Toen Austin mij dit verhaalde, beefde hij, zooals hij
destijds gebeefd moet hebben van blijde verrassing,
van schaamte en onbeschrijfelijke ontroering; zijne stem
trilde, zooals zij getrild moet hebben, toen hij op
haren lichten angstkreet eene onsamenhangende ver
ontschuldiging stamelde.
Wat hebt gij gedaanDat was alles wat zij
zeide, en zelfs die woorden klonken niet verwijtend,
maar angstig en bezorgd. Hij moest haar voor alles
geruststellen, dat niemand hem gezien had, en toen
hij haar bekende langs welken weg hij bij haar ge
komen was, moest hij haar ook de verzekering geven,
dat deze geen gevaar opleverde.
»0, wat heb ik er naar verlangd u te ziensprak
zij als in een droom.
»En waarom hebt gij mij niet geroepen vroeg
hij. »Een enkel woord zou immers voldoende geweest zijn
en ik zou, ondanks eiken hinderpaal, wel tot u hebben
weten door te dringen.(Wordt vervolgd.)
I
EUWSBLAD
Hot Laiül van ESoiisiIoii en Alton»
DE LANGSTRAAT
DE BöfflELERWAARD
Het zal mijne lezers uit het voorgaande opstel
reeds duidelijk gebleken zijn, dat pekelvleesch
oen slechte vorm is om vleesch te bewaren, aan
gezien de beste, voedzame stoffen in de pekel over
gaan en men weinig anders overhoudt dan dorre
vezels, hetgeen te meer jammer is omdat de pekel
aan de menschelijke voeding onttrokkou wordt.
Sommigen bezigen ook een weinig salpeter bij het
inpekelen van het vleesch. Zij doen dit hoofdza
kelijk omdat de salpeter aan het vleesch een mooie
roode kleur geeft, maar dit is niet de eenige goede
eigenschap, want de salpeter draagt ook wezenlijk
tot het cousorvoeren van 't vleesch bij. Men ga hierbij
echter niet al te kwistig te werk, daar er zich bij
eene te groote hoeveelheid, allicht schadelijke ge
volgen bij het gebruik kunnen openbaren daai'en-
boven maakt de salpeter het vleesch harder en
taaier, doch om dit inconvenient eenigszins te voor
komen. voegt men er wel eens een weinig suiker bij,
waardoor het vleesch niet zoo hard wordt en sap
piger blijft.
Laat ons nu eens zien wat er bij het r o o k e n
van het vleesch plaats grijpt. Onder de stikstof hou
dende bestauddeelen van het vleesch, gaat het eiwit
het spoedigst in ontbinding over en trekt dan, even
als eene gistingstof, andere bestauddeelen ten ver-
derve met zich mee.
Wordt nu het eiwit tot stremmen gebracht en
gelijktijdig lucht en water, die bevorderaars der
ontbinding, zooveel mogelijk verwijderd en afge
houden, zoo kan het vleesch het bederf langeren
tjjd weerstaan. Hetrooken dient dus om aan vleesch
oen deel van zijn water te onttrekken. Hout-azijn
en creosoot welke in den rook aanwozig zijn, be
werken het stremmen van het eiwit, terwijl de
warmte en de luchtstrooming in den schoorsteen
het vleesch uitdrogen. Aan de beslanddeelen van
het vleesch wordt daarbij weinig veranderd.
Hoe meer echter het vleesch van den rook door
drongen en uitgedroogd wordt, des te langer kan
het bewaard worden, doch ten koste der malsch-
heid en van den aangenamen smaak. Met rook
van cokes, Steenkolen of turf kan niet gerookt
worden, omdat er geen hout-azijn of creosoot in
aanwezig isdaarentegen echter te veel asch
welke het vleesch verontreinigt, onsmakelijk of
zelfs schadelijk maakt. Onder den schoorsteen,
waarin het vleesch te rooken hangt, mag niet
te veel gekookt en het vuur ook niet met groen
of uat hout gestookt worden, omdat zich daarbij
te veel waterdampen ontwikkelen, die het vleesch
doen bederven. Om aan deze gebrekkige wijze
van rooken te gemoet te komen, volgt men daar
om thans veelal de zoogenaamde snel rook,
die we aan de vordeiingen der scheikundige we
tenschap verschuldigd zijn, maar ofschoon het niet
te ontkennen is, dat deze wijze van behandeling
aan de vleesch waren een aangenamen smaak ver
leent, zou het toch op den keper beschouwd
wenschelijker geweest zijn, dat deze wetenschap
pelijke voi'deringen uiet zoo algemeen waren toe
gepast gewordeu. Men weet toch, dat bij do snel-
rook, de ham b. v. in 't geheel niet meer, of
slechts zoo kort en zwak gerookt wordt, dat het
grootste gedeelte daarvan zoo goed als versch blijft.
Ook het zouten is gebrekkig, omdat de tijd voor
de inwerking van het zout veel te kort is. Men
bestrijkt de hammen dood-eenvoudig met creosoot,
hout-azijn of een andere brandige stof, rookt ze
slechts zeer zwak en brengt ze dadelijk in den
handel. Hoe geheel anders was hot in vroegeren
tijd 1 Toen slachtte men in den regel tijdens de
wintermaanden. De hammen werden terdege inge
zouten en men hing ze een geruimen tijd in den
schoorsteen, of in daarvoor ingerichte rookkasteu,
terwijl men ze niet voor een half jaar daarna of
nog later gebruikte wel is waar wordt de ham
daarbij droog en hard en is de smaak ook minder
aangenaam, maar hij biedt ten minste dit voordeel
aau, dat men niet voor eenig gevaar van bederf of tri
chinen behoeft te vreezen. De zoozeer gezochte
Westphaalsche hammen, die thans algemeen aan
den snelrook onderworpen en in den handel gebracht
worden, zijn dan ook wanneer ze ongekookt gebruikt
worden, niet zonder gevaar voor trichinose.
Dit is ook het geval met do worst die vroe
ger sterk gezouten en langen tijd gerookt werd,
doch thans evenals de ham met creosoot of hout-
azijn behandeld wordt, ten einde ze voor den smaak
meer begeerlijk te maken, omdat ze in dien toe
stand sappiger en verscher is en meestal rauw ge
geten wordt. Behoorlijk zouten en goed rooken, en
daarna nog kooken, waarborgt voor ieder gevaar
aangezien de trichinen hierbij zekerlijk gedood
worden, indien ze er slechts in mochten gevouden
worden, terwijl ze bij den snelrook in het binnenste
van de rauw gegeten ham of worst blijven voort
leven en zoodoende aanleiding kunnen geven tot
die vreeselijke ziekte, die reeds zoovele offers ge
kost heeft. In ieder geval handelt men verstandig
nooit rauwe ham of worst te eten.
Gerookte vleeschwaren bederven soms daardoor,
dat er zich bij vochtig weer daarop schimmelsoorten
voi-meu die naar binnen groeien. Herhaald rooken
of bestrijken met hout-azijn zou deze schimmelplant
jes wel is waar dooden, maar is niet wel aan te
wenden, wanneer het rooken te voren reeds sterk
was. In zulke gevallen bestrijkt men de beschim
melde worsten, de hammen in den omtrek van het
been, met eene sterke oplossing van zout in water,
waardoor de schimmel vernietigd wordt, terwijl
zich daarbij eene witte zout-oppervlakte vormt.
De slechte behandeling en toebereiding van worst
en andere vleeschwaren kunnen dikwijls oorzaak
zijn van het zich daarin ontwikkelend worstvergift,
waardoor reeds menig menschenleven vernietigd of
in gevaar gebracht is. De omstandigheden waaron
der zich het worstgift vormt, zijn nog zeer weinig
bekend, ofschoon de meening van Schlossberger do
meeste aanhangers vindt, dat de oorzaak van het
worstvergift moet gezocht worden in de omzetting
der in de worsten aanwezige proteïn-stoffen, waarbij
een vergiftig alcaloid gevormd wordt. Om echter
de ontwikkeling van het worstvergift, 't welk zich
ook iu andere vleeschwaren, zooals hoofdkaas
enz. ontwikkelen kan, te verhinderen, moet men
steeds zorg dragen voor onbedorven vleesch, voor
de meest mogelijke reinheid bij de toebereiding en
eene nauwlettende behandeling bij het conserveeren.
Voor het geval men lever wil gebruiken, zie men
toch vooral toe, dat deze onberispelijk zij, want
het is niet onmogelijk dat de vele vergiftigings-
gevallen na het gebruik van leverworst aan het
bezigen van zieke levers moet worden toegeschreven.
Bozer en Schwandner deelon echter een vergifti-
gingsgeval mee, na liet gebruik van een pas uit
den ketel genomen en gegeten woist, doch deze worst
was gemaakt van het vleesch van een ten doode
toe beangstigd en gemarteld varken. Reeds dit en
kele voorbeeld moge leeren, hoe wenschelijk het is
de slachtdieren niet te martelen of angstig te maken,
maar ze zoo spoedig mogelijk en op do minst pijn
lijke wijze te dooden. Inzonderheid bij do lijne
vleeschwaren als worsthoojdkaas, rolpensenz.
biedt het «slachten in huis« vooral uit een
hygiënisch oogpunt beschouwd, groote voordeelen
aan. Herinner u slechts hoe dikwijls het is voor
gekomen dat bedorven worst met anilin gekleurd,
aanleiding tot vergiftiging of ernstige onge
steldheid heeft gegeven, weshalve het altijd zaak
is om op zijne hoede te zijn, indien men der
gelijke vleeschbereiding bij onbekende slagers of
winkeliers koopen wil, doch veel beter handelt men,
zich zelf mot de toebereiding dezer artikelen te
belasten, in welk geval men altijd verzekerd is,
dat er zich geen ziek vleesch of gedeelten daarvau
met puisten, knobbels of zweren bezet, in de worst
enz. bevindt. Met geen artikel wordt dan ook
zoo geknoeid als met de worst, die dikwijls uit
niets anders dan allerlei afval als longen, milt
nieren enz. bestaat, 't welk alles terdege fijn gehakt
of gemalen, eu met een overdaad van specerijen
om de reuk en smaak te masqueeren, bedeeld wordt.
Ook bet gebruik vau vet of reuzel, voldoet in
vele gezinnen aan eene eerste behoefte. Hot moet
echter zuiver wit en helder, reukeloos, niet geel
noch ranzig, niet korrelig en in water niet oplos
baar zijn.
In den laatsten tijd is er veel Amerikaansch vet
in den handel gebracht, 't welk dikwijls met water,
op kunstmatige wijze bedeeld is; ook bevat het
dikwijls aardappelen, die daartoe in stoom gekookt,
tot eene fijne brij gemaakt en aldus mbt het vet
vermengd worden; soms ook treft men er aluin in,
om het schimmelen van de bijgevoegde aardappel
pap te verhinderen. Het Amerikaansch vet is dien
tengevolge, en ook omdat het door het uitbraden
van het geheele varken verkregen wordt, veel zach
ter dan het onze.
Om zich dus ten allen tijde van goed zuiver
vet verzekerd te houdenbereide men het zelf
uit de reuzeis, en getrooste zich de zorgen en
moeiten, die daaraan verbonden mochten zijn. Ten
slotte zal men mij moeten toestemmen dat de
wensch om tot de oude gewoonte: het «slachten
in huis« terug te keeren in het belang der ge
zondheid en welvaart, niet als ongegrond kan be
schouwd worden.