FEUILLETON./'
Uitgever: L. J. YEERMAN, Heusden
De blauwe P a |i a g a a
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.E^mco per post zonder prijs
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. .x.c.r---.
4i
Novelle van robert byr.
17) (SLOT.) 'p
Laat de wereld begaan! Wij hebben geno?:Jpi
elkander. tj
»En gij dan? Zult gij vergetenNeen, zwei /'et 5
gij kunt het niet! De wil alleen is daartoe ^vol
doende, zelfs niet de grootmoedigheid van ei^uien-
schenhart, hoe onuitputtelijk ook. Gij zc^t mij
bedriegen: gij zoudt vroolijk willen schijnen, ^ar ik
wist toch dat het niet zoo was. Aan het tri lie an uw
oogleden zou ik het bemerken, aan de lichtste chaduw
op uw gelaat. Het kan niet anders zijnhether, dat
gij brengen wilt, moet u neerdrukken, bföuw en
twijfel zouden u pijnigen, de verpletterende/ast u ver
lammen, zoodat uw genie en uw talent uiegavcnen
ik zou .er de schuld van dragen, omdat ik vzelfzuchtig
aan mij vastgeketend had. Nooit, neer nooithet
mag niet wezen! Ben ik dan niet reeds(verachtelijk
genoeg?!»
Snikkend moet Austin ophouden, tour hij deze woor
den van Wanda aan mij overbracht/hij drukte de ge
balde vuisten tegen zijn slapen, als jfreïgde zijn hoofd
te bersten. Smart en hartstocht gaven zich in een jam
merkreet lucht.
«Zij heeft mij niet begrepen, ziJL heeft mij niet ge
loofdriep hij uit. ]X het was all|s zoo doordacht,
zoo verstandig, waf'zij zeide; maar Yalsch, valsch!
op en top valschn En hoe licht nam Ik ^destijds
alles op, het/ zou wel verdwijnen als de nevelen
yoor de zon, als? zij maar eerst mijne vrouw wast En
dat zou zij worden; mijn geloof aan-God stónd niet
zoo onwrikbaar vast als de zekerheid van deze over
tuiging. Wat vroeg ik naar hinderpalen Voor mij
bestonden ze niet. De weigering mijns vaders Daarop
was ik voorbereid. Ik had hem alleen geschreven om
dat ik dit als mijn plicht beschouwde. Zijn betoog
kon mij niet van mijn plan afbrengen, en al sloot bij
mij buiten den familiekring en al bleef mijn vaderland
ontoegankelijk voor mijwat beteekenden voor mij,
mijne familie, mijn vaderland Mijn vaderland was bij
mij en mijne vrouwEn zoo erg zou het ook niet
loopen, met de jaren zou mijn vader er vrede mede
gaan krijgen want bij is een braaf en edel mensch.
Dat zeide ik ook aan haar, en dus gaf ik haar kennis
van de stappen die ik gedaan had. Verschrikt had
zij alles aangehoord. Wat in den diepsten schuilhoek
harer ziel verborgen lag dat oogenblik heeft het
beslist en verwezenlijkt
Weder brak hij af en greep knarsetandend naar
den wijn. Ik bemerkte met bezorgdheid dat de anders
zoo matige jonkman het eene glas na het andere in-
zwolg; maar hoe zou ik het hem belet hebben!
In vliegende haast bracht hij het verdere uit.
«Hebt gij ooit beproefd, koud te blijven wanneer
eene schoone vrouw als eene kronkelende vlam u
omvatte En is het u dan gelukt Neen, neen
Geen mensch is er toe in staathet ijskoude mar
mer zou er door ontvlammen en tot asch vergaan
0, het -was een nacht vol ratelende onweérsslagen
de flikkerende bliksemstralen schoten langs het ven
ster, doch in haar oogen fonkelde een wilder gloed
en haar vurige adem fluisterde teedere, uitlokkende
woordekens. Mijn bloed voelde ik branden in al mijn
aderen, en toch verloor ik mijn bezinning niet en
klampte ik mij vast aan de eer. Berekening was
liet van haar. O, ik had het bespeurd in de wil
den roes mijner zinnen, dat er hooghartige bereke
ning in 't spel wasEn al had ik liet niet vermoed,
zij zelve sprak het uit toen ik hare roepstem weder
stond. «Gij zult kalmer denken latervleide zij.
«Wordt mijn vrouw! Eerder- niet«Ik ben het
niet waardHebt gij het begrepen als ik vat gij
de bedoeling En ik ik zou mij laten beschamen
door hare grootmoedigheid. Uit hare armen heb ik
mij losgerukt, van haren gloeienden mond, die mijn
ziel van tussehen mijn lippen zoog. Zij kon kussen.
zij alleen! Had ik haar eerst aan mijne achting lee-
ren gelooven, nu moest zij zelve er aan gelooven. Ik
wilde vluchten,, voort, voortZij echter hield mij als
met reuzenvingeren vast. Blijfvleide zij 'en om
vatte mij. «Ik wil de uwe wezen, Austin, hoort ge,
de uwe Omdat ik u liefheb Omdat zij mij liefhad
«O, Wanda o, Wanda Wat hebt gij gedaan
Ik kan u niet zeggen hoe ik te moede was. Hij
gaf plotseling een luiden schreeuw en greep met zijn
ijskoude, bevende handen de mijnen.
«Weg' Jaag ze weg, markies, die gedaanten, die
kolen op mijn hoofd leggen,hij sidderde
«dien vogel, dien krijschenden duivel! «Wat bleeko
spooksels, met hun door liet maanlicht beschenen
lichamen. Wie zou daar niet waanzinnig bij worden
Andermaal greep hij naar de flesch om zijn glas
te vullenik vatte zwijgend zijn arm. Hij zag mij
verwonderd aan en vertrok zijn mond tot een hitte
ren, akeligen lach.
«Neen, neen, ik ben niet waanzinnig!» klaagde hij.
«Ik ben het niet geworden! Er bestaat volstrekt
geen waanzin, dat is niets dan een fabeltje. Ik kan
het wetenHet genot, 'een bovenaardsch, hemelsch
genot, en het verdriet gaan niet zoo dicht nevens
elkander, wilt gij zeggen O, de mensch is uit een
goede, duurzame stof gekneed, bij kan het verdragen,
zeg ik uWat, gij weet niet wat er gebeurde
Weet gij dat niet? Maar de geheele wereld weet
En de zaligheid had mij naar buiten gedreven, naar
de bergen, maar overal was zij bij mij in mijn
droomen. Eerst met het vallen van den avond week
haar schaduw en de droom vervloog. Toen ik weder
te huis kwam lag er een brief op mijn tafel. Hij was
van haar,
«Uwe liefde was zoet, mijn Austin. Ik dank u!
Bijna ware ik bezweken in den strijd tegen de hoop,
die mij een onmogelijk geluk voorspiegelde. Het ver
stand heeft gezegevierd en wil zijn besluit uitvoeren.
Wees niet boos op mij het is zoo liet best
Voor u levert liet slechts eene bevrijding, eene redding
op, als wij van elkander scheiden Vaarvvel en wees
gelukkig, en vind eene vrouw die u waardig is
en die u zoo bemint als Uwe Wanda.
«Nog vermoedde ik niets; alleen dreef eene onbe
schrijfelijke angst mij tot haarhet was donker en
ik stiet tegen de kooi. Waarom had de vogel niet
geroepen Maar nu fladderde en schreeuwde hij en
beet hij als razend met zijn grooten snavel naar mij,
als een demon van den haat. Ik luisterde; geen
geluid; slechts mijn hart klopte onstuimig. Waarom?
vroeg ik mij zeiven. Zij kon niet weg zijn, zij kon
zoo niet van mij scheiden! Welk rampzalig besluit
zij ook genomen had, ik moest er haar van afbrengen.
En als zij gevlucht was, dan wilde ik haar zoeken tot
aan het andere einde der wereld Gezwind de trap af!
Goddank, er valt een lichtstraal door de reet van de
deur, zij is er nog, zij is nog hier, en ik iaat haar
niet heengaanEn nu ging de deur open
daar op dien stoel zat de oude vrouw te dommelen
het was zoo stil in die kamer om het bed heen
stonden zes kaarsen en op het witte kussen-?
i'1