No. 31.
WOENSDAG 11 JANUARI.
1882.
FEUILLETON.
Madeliefje.
Zucht tot navolging.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1
verhooging.
en ZATERDAG.
Eranco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A1) V E R T E N TIE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
De geschiedenis zou zoovele namen niet
opgeteekend hebben van waarlijk groote
mannen, van dappere helden en wakkere
Staatslieden, indien niet het voorbeeld van
den eenen eene heilige geestdrift en vurigen
naijver bij den anderen had opgewekt. En
hoedanig zou het tegenwoordig geslacht
wezenwat zou er van de nakomelingschap
te verwachten zijn, indien de zucht om
waardige voorgangers op zijde te streven
en na te volgen, bij hen niet levendig was
óf uitgedoofd werd? Bij die""erkende zucht
tot navolging, hangt er dus veel van af,
welke de voorbeelden zijn die tot navolging
gegeven worden. Geldt dit in 't algemeen,
het geldt niet minder in 't hij zonder. Is dit
nuttig voor groote steden, het is het niet
minder ook voor kleinere gemeenten. Daarom
moeten vooral zij, die door stand, betrek
king en ouderdom de aandacht tot zich
trekken, bedachtzaam toezien dat zij aan
anderen een goed voorbeeld ter navolging
verstrekken. Niet genoeg kan dit ter harte
worden genomen. Ontelbare dwaasheden,
waartoe men zoo velen, dikwijls ondanks
zich zeiven niet vervallenvele ondeugden
waarin helaas, menigeen zijn roem stelt
onderscheidene ongelukken en onheilen
waarvan anderen slachtoffers zijn, zouden
stellig geen plaats hebben, indien ouders
Een verhaal uit de lijfstraffelijke rechtspleging,
door
Mr. William J. Ten IIoet.
Vervolgens trachtte hij met die handigheid en dien
fijnen tact, zoo wel hij zijn patiënten bekend, te onder
zoeken, wat oorzaken toch wel deze ernstige onge
steldheid te weeg konden gebracht hebben. Maar vele
aanwijzingen, die later zeer duidelijk geworden zijn,
waren toen nog maar nevelachtig en verward in de
hersenen der kasteelbewoners opgenomen. Men had
de feilen nog niet gerangschikt en op duizend kleine
bijomstandigheden nog geen acht geslagen. Zoo kwam
't dat de bekwame arts, niet dan ter loops, en onder
een menigte andere zaken, de geschiedenis der ver
dwijning van Magdalena K. II. vernam, mitsgaders de
gelijkenis van de twee Madeliefjes. Een nauwgezet en
kundig geneesheer is voor zijn zieken, een rechter
commissaris, een officier van justitie, in één persoon
en in de tweede macht. Zoo gaarde ook Dr. H. zorg
vuldig alle aanwijzingen die hij op kon doen bij een,
hijscheen er niet bijzonder veel aan te hech
ten hij vroeg maar zoo ter loops weg «weet ti«
hij was eigenlijk doodsbang om nu al gedachten, ver
moedens wellicht, te wekken, die hij zelf nog van
zich afweerde. En toch, hoe meer hij de vreemde
verbijstering zoowel als de lichaamsziekte van zijn
patient bestudeerde, hoe verder hij kwam ir. zijn psy
chische zoowel als physische deagnostiek, hoe sterker
en voorgangers door een beter en waardiger
voorbeeld te geven, de aanleidende oorzaken
daarvan niet waren geworden. Eene treurige
ervaring is het, dat juist het minder goede
en kwadejuist datgene wat veracht en
vermeden moest worden het eerst en het
gemakkelijkst wordt overgenomen en dat
men zelfs zijne verkeerdheden zoo licht
verontschuldigt en goed maakt, door op
anderen te wijzen inzonderheid op hen die
een hoog standpunt bekleeden in de maat
schappij. Zeer juist is dan ook de vergelij
king dat de misstappen van een eenvoudig
burger gelijk staan met den slechten gang
van een zakhorloge hetwelk slechts één per
soon aangaat; maar wanneer een man van
aanzien zich vergrijpt, dan is het, alsof de
torenklok miswijstvelen worden er door in
dwaling gebracht.
Dezelfde zucht tot navolging kan dus
ook zeer verkeerd zijn en tot verkeerde,
hoogst nadeelige en verderfelijke uitkomsten
leiden.
Dwaas mag het genoemd worden, wan
neer iemand er zich op toelegt de zonder
ling te spelen, zich in alles van anderen te
willen onderscheiden, om standvastig af te
keuren wat algemeen geprezen wordt en
lof toe te zwaaien aan hetgeen weinig lof
waardig is, maar niet minder dwaas mag
het heeten om zich in alles naar anderen
te schikken, om steeds toe te stemmen en
na te praten en zijn oordeel eerst dan uit te
brengen, wanneer men dat van anderen
gehoord heeft, uit vreeze in gevoelen te
verschillen van hen welke in aller schatting
echte critici zijn, en men zich werkelijk
zich ook zijn verdenking in een noodlottige richting
voortbewoog. Klaarblijkelijk was het vrees die dezen
kranken geest sloopte. Maar nu, wat voor vrees? Die
van een zwak hoofd, onder den redeloozen indruk van
een bijgeloovigen afschuw gewekt door de folteringen
van een onrustig geweten, dat boozen wil, alreeds
voor booze daad in rekening brengt, of was het
de angst van den schuldigen, rusteloos gezweept door
't verwijt van een nijpend geweten Sinds het voor
val waarvan ik sprak en dat zijne komst ten gevolge
had, was de koorts schier niet geweken, de zieke
niet weer present geweest. Hij ijlde haast onophoude
lijk, met weinig tuschenpoozen. 's Nachts werd er
gewaakt. Ging dat zoo door dan moest de W. be
zwijken, dat zag de Doctor klaar in, geen paard kon
zoo iets uithouden. Hij had opgemerkt dat de patient
wilder werd als zijn vrouw of zijn dochtertje binnen
kwamen en had nu order gegeven dat ze heel wei
nig; in de ziekenkamer mochten komen en niet dan
wanneer hij sliep. Hij kwam daarentegen zelf zeer
veel bij de W. 't was een allerinteressants geval voor
hem en 't sleepte hem geheel weg, dagen en nachten
bracht hij op 't kasteel door eu liet zijn praktijk in
middels door een jeugdig collega, zijn leerling al,
waarnemen.
Zoo trachtte hij in oogenblikken dat hij geen luis
terend of onbescheiden oor te vreezen had een gun
stig, een helder oogenblik te grijpen in de vlucht, oin
hem tot een vertrouwelijke mcdedeeling of tot een
bekentenis te brengen. Maar doorgaans ving hij niets
op dan afgebroken volzinnen en zonder bepaalde be-
teekenis.
»'t Is een spook...zei de W. b.v. met rol
lende oogen, «dat is mijn kind niet... Docter, de
gelijkenis is al te bedriegelijk Je moet niet ge-
looven dat dat ding met die zwarte wenkbrauwen en
schamen zou iets te hebben goedgekeurd,
wat door dezen of genen persoon van rang
en titel is afgekeurd geworden.
Dwaas evenzeer is het om steeds met den
stroom mede te gaan, om bij uitsluiting
zich daar te laten vinden, werwaarts het
luide handgeklap en de toejuiching der
menigte heenlokken, ofschoon eenige onder
vinding meermalen geleerd heeft, dat men
zich elders en met niet minder of veeleer
met meer vrucht, genoegen en vermaak ver
schaffen kan. De zucht tot navolging leidt
en verleidt daartoe, en daartoe leidende en
verleidende, maakt zij den vrijen mensch
in waarheid afhankelijk van anderen; legt
zij hem aan banden die niet licht te ver
breken zijn, doet zij hem ten eenenmale
ongelijk aan zich zeiven worden. Doorgaans
wiL men zich liefst niet naar anderen schik
ken en echter doet men het; doorgaans
acht men zich te verheven boven anderen
om zich naar hun oordeel te richten en
echter doet men het en stoort er zich aan.
De zucht tot navolging kan overdreven
wordenzij kan in een slaafsch navolgen en
nadoen, in een volkomen naapen overgaan
en waar dit plaats heeft, waar zij zich tot
enkel uiterlijke, toevallige en nietige zaken
uitstrekt, of waar zij den mensch buiten zijn
stand en kring doet gaan, hein manieren en
gebruiken doet aannemen die hem niet oor
spronkelijk eigen zijn en die hij zich uit
hoofde zijner omstandigheden en betrekkin
gen niet eigen maken kan, daar werkt zij
zeer in zijn nadeel, daar wordt hij door haar
inderdaad minder dan hij werkelijk is, en in
het oog van verstandigen bespottelijk.
Wanneer b. v. een klerk zich het recht
aanmatigt van zijn patroonwanneer de pal
frenier zijn heer in kleeding en manieren
wil evenaardende kamenier of bonne zich
voor hare mevrouw wil doen geldende boer
zich voor een heer wil laten doorgaan, dan
maken zij zich niet alleen belachelijk, maar
dikwijls zelfs bespottelijk.
Zucht tot navolging die met de menigte
doet meegaan, leert niet zelden afwijken van
oude, heilzame gebruikendoet weldadige
hulpmiddelen verwaarloozen en verachten en
andere gebruiken of middelen daarvoor in de
plaats treden, die het doel óf in het geheel
niet óf slechts ten halve bereiken. Ons eigen
vaderland heeft er de bewijzen van opgele
verd, toen men in de dagen zijner overheer-
sching maar al te zeer vreemde zeden en
gewoonten overnam van hen, die ons met
den geesel der dwingelandij teisterden.
Onbepaald navolgen omdat anderen het
zeggen en doen, kan niet anders dan tot
schadelijke uitkomsten leiden. Maar als men
behoorlijk onderscheidt, zaken tegenover za
ken stelt, niet alle personen naar denzelfden
maatstaf beoordeelt of op gelijke hoogte
plaatst, maar aan dezulken de voorkeur geeft,
die zich door deugdelijkheid en goeden zin
meer onderscheiden dan door rang en stand
of door de dubbelzinnige toejuiching der
menigte, dan kan men gerust aan de nei
ging tot navolging, van nature ons eigen,
toegeven en zij zal den weg banen tot het
geen goed, edel en nuttig is.
blonde hairen een wezenlijk, levend kind zon zijn
dat is een varnpvrtje geloof me docter, 't is een
spook.
Maar eindelijk werd toch al die volhardende in
spanning van den geneesheer beloond. De kranke
werd wat rustiger, een tijdperk van afmatting, van
uitputting trad in. Hij zoo'n gelegenheid, sloeg hij
de oogen van 't kussen op en zag den Docter aan
die hem den pols voelde. «0, eertijds placht het
zoo'n bedorven kind te wezen, docter,zei hij met
een zwakke stem, «je weet het niet. Ze kon me zoo
plagen, plagen dat ging den heelen dag dan zoo
door, in één woord, 't was een traiter, het was niet
uit te houden. Dien dag vooralze speelde op den
trap en holde dien al op en af en ze gilde, gilde
't ging je door je hersens heen als ik zei dat ze
stil moest wezen dan lachte ze maar en stak zelfs de
tong uitik nam haar bij den arm en gaf haar
een gooi ze gleed uit en sloeg naar beneden
ik hoorde een doffen smak ik vloog omlaag.
De ijlende hield eensklaps op en zag met blikken
vol ontzetting om zich heen.
De docter luisterde met open mond schier
zijn eigen handen waren klam en beefden. Maar een
vraag doen durfde hij niet hij mocht dien zwak
ken gedaehtengang eens storen! Hij deed alsof hij
werktuigelijk de laatste woorden herhaalde... «ik
hoorde een doffen smak ik vloog naar onder
ja daar lag ze, ze was op 'r hersens
neergekomen, en schreeuwen deed ze nie meer, ze
verroerde zich niet en leek flaauw d'r oogen wa
ren wijd opgesperd brr, akelig docter. Maar wat
het akeligste was, ze maakte een geluid, in de keel
zoo naar, zóó naarze reutelde, weet je docter
als 't een groot mensch was geweest, dan zou ik ge
zegd hebben ze rochelde ik nam haar op om ze
te verzorgen maar dat geluid hield niet op
ieder oogenblik kon 't iemand hooren en komen
mijn vrouw o Godgevallen, jawel, maar
als ze ook maar één oogenblik bijkwam en zeipa
gedaan, of zoo iets dat was wel meer gebeurd,
wat moest ik dan aanvangen? In mijn angst pakte
ik haar bij 't halsje, om ze stil te doen zijn dat
hielp en toen kneep ik wat harderze reu
telde toen niet meerze werd stil. Maar toen ik
de hand wegnam, waren er blauwe plekken op 't
keeltje ik werd zoo bang docter, zoo bang
ik heb 'r verstopt hoe kan ze toch terug geko
men zijn
't Was er uit. Docter II. had zijn zin. De kuur
bevestigde de diagnostiek, maar zijn geheim drukte
hem zwaar. Hij voelde weer die benauwde pijn in de
hartstreek, die hij zoo vaak al gevoeld had, hij de
krankzinnigen-arts, die zoo menig geheim van bloed
en van schande had aangehoord en gezwegen,
volgens zijn eed. Die geheimen rustten bij hem als
in het graf. Maar zoo'n docters-, zoo'n biechtvaders-,
zoo'n advocaten-hart (als ze practijk hebben)
wat afgronden zijn 't.
Nu kende de docter de oorzaak waar zou de
kwaal op uitloopen? Zenuwkoortsen met doodelijken
afloop, of krankzinnigheid? Hij trachtte allereerst de
hevigheid der koorts te breken en den zieke te kal-
meeren, al ware 't op gevaar af hem van zwakte te
zien heengaan Dat was toch nog beter, dacht hij,
dan men kan nooit weten. Mijne lezers denken
er wel om, dat de doodstraf toen nog niet was af
geschaft. Limburg had er de valbijl voor en die had
"immers wel voornamer levensdraden afgesneden?
(Slot volgt.)
IL A D
Hel mm viin Stalen en Altena,
DE LANGSTRAAT EN DE DOMMELERWAARD.
■wtwiarticaM
—PBWpl—D—V, TCSTCTyv.
A