No. 32.
1882.
FEUILLETON.
Madeliefje.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken V O E N S D A G en
Abonnementsprijs per 3 maanden 1
verhooging.
ZATERDAG.
Franco per post
zonder
pnjs-
Advertentiën 1-
-6 regels 60 ct.
Elke regel meer 10 ct.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond
Groote letters naar plaatsruimte.
10
uur.
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Ingezonden
Een Damocles-zwaard hangt ook ons
boven 't hoofd. Niet dat we jaloersch zou-
Iden zijn op de macht onzer vorsten of hoog-
geplaatsten, maar we willen wanneer de
arbeid goed vlot en de lijst van uitgaven
- en inkomsten met een batig saldo sluit, wel
p eens profiteeren van een andere dan de
alledaagsche genietingen. We gaan een
enkelen keer naar 't concert, 't circus, den
schouwburg. En daar, terwijl we ons over
geven aan de zachte wiegeling der tonen of
vol verrukking de stroomen van geest in-
zwelgen die de dramatische kunstenaar doet
vloeien, daar hangt boven onze hoofden on
merkbaar het geduchte zwaard. Een klein
g. toeval en de onzichtbare draad breekt.
«Jiouze angst om 't gevaar te ontgaan ont
zien we niemand en niets; we slaan links
en rechts om ruim baan te krijgenwe ver
trappen elkaar om 't lieve leven te redden
totdat we zelf onder den voet geraken en
meedoogenloos verpletterd worden.
Het zwaard, dat ons in de plaatsen van
uitspanning boven 't hoofd hangt, is 't vuur,
't vuur dat zoo bovenmate nuttig is, zoolang
we het in onze macht hebben, doch dat
onze ergste vijand wordt, wanneer de teugel
aan onze hand ontgipt. Nu en dan worden
we daaraan met vreeselijke voorbeelden her
innerd en gemaand voorzichtig te zijn. Vooral
na de Weenerramp komen de waarschuwin
gen in steeds toenemend getal tot ons. Geen
wonder. Wat verleden jaar in Oostenrijks
hoofdstad plaats vond, kan eiken dag met
Een verhaal uit de lijfstraffelijke rechtspleging,
door
Mr. William J. Ten Hoeï.
8)
(SLOT.)
Voortdurend ijs-omslagen op 't hoofd, in verband
met inwendige middelen brachten den zieke inderdaad
op den rand van 't graf, maar temden de koortsde
zieke werd langzamerhand beter en begon weer bij
te komen. Of hij wel volkomen in 't bezit zijner ver
standelijke vermogens gebleven was De docter durfde
er zich niet van overtuigd houden en gaf mitsdien
mevrouw de W. in overweging om den patient eeni-
gen tijd in een geneeskundige inrichting voor ziels
ziekten te doen opnemen. Zij had er echter geen
ooren naar. Ze kon niet gelooven, dat daar 't gevaar
dreigde. Ook vond ze haar echtgenoot wel en be
daard, ze kon niet andere merken dan dat hij op weg
van beterschap wasNog een beetje vreemd, nu ja,
maar dat wist geen mensch dan de huisgenooten en
die zouden er niet over spreken! Maar als men hem
naar Vliet gaan dan zou iedereen weten,
dat hij getroubleerd, of nagenoeg, wasen wat
een praatje zou dat gevenWelk schandaal
Had ze 't maar gedaan. Maar ze wou wijzer wezen
dan de doctor en die kon natuurlijk zijn redenen niet
zeggen, waarom of hij de W. liever weg hebben wilde.
Alleen dit kon hij gedaan krijgen, dat Madeliefje tijdelijk
zou worden verwijderd. Die ging bij grootma logeeren.
Mevrouw de W. hield dolveel van haar knappen man-
Zoo gauw ze mocht, zat ze den geheelen dag bij
hem en liet geen mensch de zorg hem op te passen.
Haar liefde werd nog verdubbeld door zelfverwijt.
Ze beschuldigde zich namelijk zelve tot den zieltoestand
van haar echtgenoot aanleiding te hebben gegeven, door
die gedurige toespelingen op de gelijkenis van de twee
kinderen, door haar eigen drijven om die twee tot
één te maken. Want om haar man van iets slechts te
verdenken 't zou nooit in haar opgekomen zijn.
Ze wist dan ook niet wat ze haar man maar doen zou
bij zooveel zorg en teedcrheid moest de W. wel op
luiken, en deed dat ook, vooral nu hij niets meer
hoorde of zag van Madeliefje. Hij en dat was
vreemd hij vroeg er ook niet naar.
Eindelijk was hij zoo ver dat hij ook anderen
spreken kon en enkele intieme kennissen zien, die
hem kwamen opzoeken. Toen dacht men dat hij er
boven op was, Doctor kwam nog maar hoogst zelden
en nu liefst zoo min mogelijk en Mevrouw vond
niet noodig hem langer in de ziekenkamer te houden.
Weldra was hij weer zoover beter, dat hij zijn gewone
levenswijze hervatten kon. Zijn levenswijze van vroeger
meen ik. Hij ging weer als fatsoenlijk man uit, ging
op partijen met Mevrouw en zag goede vrienden. Door
een van die ongelukkige gewoonten die men volgt
zonder nagedachten, was Mevrouw de W. blijven
voortgaan met te huizen in het kamertje van Louize;
de doctor had haar daaromtrent niets gezegd.
Den eereten keer dat de W. in die kamer kwam,
keek hij dadelijk met een half verdwaasden oogopslag
naar den schoorsteen. Toen blikte hij onrustig om
zich heen.
Maar niets ziende dan zijne vrouw, die over een
werkje gebukt, de oogen stijf op een rand van een
rok gevestigd hield, dien zij zat te borduren, gelukte
't hem zijn ontroering te vermeesteren, althans die niet
te doen blijken.
Mevrouw de W. had er niets van bespeurd.
Toen men een maand verder was, waren de laatste
sporen van verstandsverbijstering en lichaamszwakte
geweken en de gezondheid van de W. was weer uit
muntend. Zijne vrouw meende dan ook dat hij radicaal
hersteld was. Toen dacht ze, kon ze 't wel over zich
nemen Madeliefje weer thuis te laten komen, die ze
vurig verlangde weer den heelen dag om zich heen
te zien. Nooit had de W. van 't kind gesproken sedert
zijn herstel. Maar 't verbaasde hem wel, dat hij
mevrouw K. de K. niet zag, die er anders, of dage-
lijksche gast, of weken lang te logeeren was, en meer
op 't kasteel woonde dan in haar eigen huis. Hij vroeg
«r dikwijls naar. Mevrouw de W. wilde haar man er
op voorbereiden, beiden weer samen voor het eerst
te zien.
En nu was 't ook weer herfst geworden en ze zat
weer bij 't vuur in dat ongelukkige speelgoedkamertje,
en haar echtgenoot zat tegen over haar een sigaar te
rooken met een revue in de handen.
«Beste Alfred,begon Mevrouw, vin-je niet dat we
toch erg alleen zijn, en zouden we nietde anderen
weerom laten komen
Och zei hij onverschillig, ik ben graag
alleen, dat weet je, en ik verveel me tot nog toe met
jou nog niemendal voegde hij er bij met een
lachje. «Maar, mama, ja die zou ik wel weer eens
zien willen. Zit die altijd nog op K. of is ze in Maastricht
«Ze is al op weg hierheen met de kleine meid.
«Wat voor kleine meid?«
«Wel, ons kind nu dat's ook wat!«
«Je weet wel, dat we geen kind meer hebben
zei de W. en fronste onheilspellend de wenkbrauwen.
«Maar lieve schat, ik bid je, ik smeek je,barstte
Mevrouw de W. va eens uit, die nu waarlijk bang
werd dat haar man waanzinnig was, stond op en
sloeg allebei haar armen om hem heen. «Bedenk je
dan toch, onze Madeion, onze Louize, ons liefje
ons Madeliefjeik wou ze zoo graag weer om
me toe hebben alledag, ik kan er niet langer buiten.
Maar de W. keek haar wezenloos, starend en
somber aan.
«Madeliefje is dood!« zei hij.
Op dat oogenblik ging de deur open en 't kleine
meisje, dat haar ongeduld niet had kunnen bedwingen
en grootma ontsnapt was, sprong de kamer binnen
en vloog naar de zerk, in één zet tussclien papa's
beenen in.
Zoodra hij ze zag, wierp de W. zich achterover in
zijn leunstoel, balde de vuisten, sloeg met het hoofd,
stiet rauwe kreten uit, kreeg schuim op den mond
in een woord een geducht zenuwtoeval. Zijn vrouw
hield hem met eene hand tegen en rukte wat ze kon
aan 't schelkoord met de andere. Iedereen kwam toe-
loopen, men wierp hem water in 't aangezicht, trachtte
de duimen uit de handen los te maken, zoodra
't mogelijk was, de polsen en slapen met spiritus te
wrijven, hem water te laten drinken uit een kopje
in de verwarring dat hij begon met stuk te
bijten De knecht haalde dadelijk met het wagentje
Doctor II. uit de stad.
Het eerste wat hij zei, zoo gauw hij bijkwam was
«Jaag dat spook weg! weg met dat spook! ik
wil geen dooden meer zien!»
«Maar manlief, het is je dochtertje, ons kindzei
Mevrouw de W. die er niets van begreep vrij kalmpjes,
«het is je eigeH kind, ze is geen ze is er wel
wat degelijk, vleesch en bloed, ze leeft als een hertje.
Kom malligheid, zet dat nu van je af en geef jij pa
nu eens een lekkeren zoen!«
iederen schouwburg geschieden. Eén klein
vonkje, op een verborgen plaats terechgeko-
men kan rouw brengen over 't gansche land
Wat daartegen te doen? Zooals de schouw
burgen, de beste niet te na gesproken, in
ons vaderland en in den vreemde gebouwd
zijn, zal er weinig tegen gedaan kunnen
worden. Ja, men kan olielampen ophangen
om steeds licht te hebben, ook nadat bij
eenig ongeluk de gaskraan afgesloten is,
men kan de trappen gemakkelijker en de
deuren wat wijder en naar buiten openslaande
maken, maar zóó hervormen, dat allen ont
snappen wanneer plotseling een brand mocht
uitbreken, is onmogelijk. Men vergete toch
niet dat bij een schouwburgbrand het pleit
voor alle dooden reeds beslist is nog vóór
het vuur ze aangetast heeft, 't Is de all es-
overweldigende schrik onder 't publiek die
de ramp teweegbrengt en niet in de eerste
plaats de vlam. Kon men de toeschouwers
bij elke voorstelling wat kalmte toedienen,
misschien dat dan het vuur en de rook
minder verschrikkend zouden bevonden wor
den, maar spoor de menschen eens tot
kalmte aan als 't Damocles-zwaard reeds
vallende is en de dood in de afzichtelijkste
gedaante hen aangrijnst
Onze schouwburgen en alle schouwburgen
ter wereld blijven gevaarlijke plaatsen zoo
lang ze tussclien andere gebouwen in staan,
galerijen hebben en slechts enkele uitgangen
tellen. Men zou ze moeten plaatsen op een vrij
veld, hun omtrek zou alleen uit deuren moe-
DE
Md! ff)