1882.
FEUILLETON.
EEN BEDELAAR
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
N e w - Y o r k.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post zonder prijs-
Terliooging.
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandache A1) V E R T E N TIE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Advertentiën voor Duitschland worden alleen
aangenomen door het Advertentiebureau van ADOLF
STEINER te Hamburg.
II.
We staan op het punt een handelsover
eenkomst met Frankrijk te sluiten waarin
de vrijheid een gevoelige slag in 't aangezicht
krijgt. Het is thans voor 't eerst dat onze
Kamers rekening hebben te maken met de
veranderde beginselen in 't buitenland door
gedreven. Duitschland heeft de protectie
gehuldigd zonder ons te kennen en met
het kennelijk doel ons te benadeelen. Frank
rijk wil thans het milde tractaat van 1865
herzien en ook hierbij zullen we verliezen.
Wat toch is 't geval? Onze waren vinden
tot heden in dit rijk goeden aftrek en zijn
slechts ten deele en niet noemenswaardig
belast, 't Spreekt van zelf dat we hier be
doelen zaken van dagelijksch gebruik. Weelde
artikelen toch blijven belast, ook al huldigt
de staat handelsvrijheid. Daar de Fransche
regeering hare onderdanen dwingen wil bij
de Franschen ter markt te gaan, moet al
't mogelijk aangewend om den invoer van
producten uit den vreemde te bemoeilijken.
Vandaar verhooging der invoerrechten. Wie
worden daar mee gebaat? Natuurlijk de
fabrikanten alleen, 't volk toch betaalt nu
zooveel te meer als de invoerrechten bedragen.
En behalve 't volk lijden daar ook de vreemde
getreden
fabrieken mee, die nu minder aftrek van
hun waar kunnen verwachten. Zoo b. v. vond
ons aardappelmeel een goede markt in
Frankrijk, doch daar de invoerrechten op
dit product aanmerkelijk verzwaard zullen
worden, staat het te vreezen dat de handel
in dit artikel sterk zal afnemen, zeer tot
schade van onze aardappel meelfabrikanten
zoowel als voor 't Fransche volk, dat nu
of bij ons koopende, meer moet betalen,
of bij inlandsche fabrikanten terechtkomende,
voor weinig minder geholpen wordt.
Zoo wordt de gezonde praktijk met voeten
en een toestand in 't leven geroe
pen, die tegen de natuur indruist en on
houdbaar wordt. Wij kunnen natuurlijk
Frankrijk straffen door eveneens de waren
uit dat land met hooger rechten te bedreigen,
b.v. door den wijnaccijns te verhoogen
en daarvoor gaan reeds stemmen op maar
zoo klakkeloos de vrijheid van handel prijs
te geven, die thans onze roem is en waar
door we nog zijn wat we zijn, gaat niet
aan. Toch staat het te bezien of we, wanneer
de stroom van het protectionisme steeds
aanhoudt en zich uitbreidt, tegen dien stroom
kunnen blijven oproeien en niet eindelijk
ook tot het verlaten pad moeten wederkeeren.
Wat heeft die vrijheid van handelen dan
toch teweeggebracht, dat men haar zoo
vijandig is en als om strijd thans de handen
uitsteekt naar de geslaakte banden? Is de
nijverheid in de landen waar handelsvrijheid
bestond, achteruit of te niet gegaan Lijdt
men daar honger? Kwijnt er de landbouw
of verslapt de ondernemingszucht?
Noch het een, noch het ander. Integendeel,
de statistiek toont onwederlegbaar dat de
vrijhandelsstaten in goeden doen verkeeren
en wat vermeerdering van volkswelvaart
aangaat, in geenen deele achter behoeven te
staan bij andere.
De
Vereenigde Staten van Noord-Amerika
verblinden hier, naar we meenen, veler
oogen. Daar heerscht het uitsluitingssysteem
onverbloemd en 'tgaat er toch goed. Hoe-
vele duizenden trekken er uit Oud-Europa
niet heen, waar geen brood meer te verdie
nen is, om daar ginds een rijk leven te leiden
en wie weet het millionair te worden
Men vergeet echter dat de groote Noord-
Amerikaansche Unie heel wat meer doen
kan, dan iedere Staat van Europa op zich
zelf. Laat de Unie alles belasten, wat uit
den vreemde komt, ja des noodig alles we
ren, geen nood, ze is zelf zoo onmetelijk
groot, ze bezit zooveel schatten in haren
bodem en ze kan over zooveel hoofden en
handen beschikken, dat haar dergelijke han
delwijze in 't minst niet deeren zou. Wan
neer Europa één ondeelbaar geheel uit
maakte of op de wijze als de Staten van
Noord-Amerika één Unie vormde, kon 't zich
dezelfde weelde veroorloven. We konden
dan zonder noemenswaardige schade het pad
van den vrijen handel verlaten, omdat we
binnen ons groot gebied alles zouden vin
den wat we behoeven. Doch zooals de toe
stand thans is hebben de Staten van Europa
elkaar te zeer noodig om ongestraft van
den rechten weg af te wijken.
Ziethier enkele cijfers aangaande Noord-
Amerika, waaruit zonneklaar blijkt dat de
groote Republiek, hoe ze ook hare nijver
heid bevoordeelt, op de wereldmarkt achter
staat bij het veel kleinere en minder be
volkte Engeland.
In 1879 nam Amerika met 50 millioen
inwoners aan den buitenlandschen handel
deel voor f 2628 millioen. Engeland met
slechts 35 millioen zielen voor f 7344 mil
lioen. De Unie voerde naar de markten in
Azie, Afrika en 't overige Amerika voor een
waarde van 57 millioen aan manufactu
ren uit. Engeland daarentegen naar dezelfde
markten voor f 937 millioen.
De invoer in Noord-Amerika steeg tus-
schen de jaren 1855 en 1880 met 1300
millioen, doch in Engeland in denzelfden tijd
met f 3200 millioen.
De uitvoer bedroeg voor beide respec
tievelijk 2047 en 2677 millioen.
Dat ons land er ook zoo slecht nog niet
bijstaat zeggen de volgende statistieken.
Aan den buitenlandschen handel werd in
1879 deelgenomen door
Nederland met 4 mill. inw. voor 1392 millioen.
Frankrijk 36 - 3756
Duitschland40 4452
Rusland 80 - 2196
De invoer per hoofd bedroeg voor
Amerika in 1860 27.65, in 1880 36.45.
Engeland 92.40, 143.15.
Nederland i> 135.80, 211.20.
De uitvoer per hoofd bedroeg voor
Amerika in 1860 30.55, in 1880 40.85.
Engeland - 56.75, - 77.65.
Nederland - 75.65, 145.15.
Hier steekt de vrije handel zonder twij
fel fier het hoofd omhoog deze prozaïsche
cijfers zijn onwraakbare getuigen van zijn
voordeelen boven het beschermend stelsel.
Wanneer zoo de praktijk bevestigd wat
voor ieder gezond verstand uit zichzelf dui
delijk is, behoeft ons de ommekeer, welken
we hier en daar zien plaats grijpen, niet al
te zeer te verontrusten, al brengt die dan ook
voorshands vele nadeelen met zich. Die
het laatst lacht, lacht het best en dat
zal eindelijk de vrijheid doen op ieder en
ook op handelsgebied. We vertrouwen daar
om ten volle op den economischen zin on
zer Staatslieden en hopen dat ze niet zon
der luid protest met Frankrijk zullen on
derhandelen. Zoo beschermen ze onze be
langen op de beste en de eenig mogelijke
wijze.
3)
«Wat heeft hem bewogen om van daag al zoo vroeg
heen te gaan?» vroeg Tetlow beschroomd, want de
norsehe gestrengheid van den handhaver der openbare
orde maakte zooveel indruk op hem dat hij vreesde zelf
de deur uit gezet te zullen worden, als hij zich wat
al te nieuwsgierig betoonde.
«De zaak is,hernam de agent met een hooge borst,
«dat die kerel mij razend maakt en dat mijn geduld
uitgeput was. Ik ben naast hem gaan staan en heb
hem gezegd: «Hoor eens, Johnny dat gaat zoo niet;
ge moet hier van daan, alleen of met mij maar voor
u is het beter dat wij niet samen heengaan.Dat wei-
nigje is voldoende geweest om hem zijn biezen te doen
pakken voegde de gerechtsdienaar der Amerikaansche
Republiek met een ruwen lach er bijhij is opgestapt
en de deur uit gegaan.... naar zijn woning.
«Waar woont hij dan?« vroeg Tetlow.
Buiten.
Buiten
«Zeker, op straat. Waar zoudt ge hem anders ber
gen? Achter slot zetten kunnen wij hem niet.
«Neen, dat gaat niet,« zei Tetlow bij wijze van,
instemming.
Evenwel, die instemming was niet onverdeeld, verre
van dien. De verlegenheid, de onrust, het medelijden,
waardoor hij eenige nachten geleden gekweld werd bij
de gedachte aan den toestand van den armen verschop
peling, deden zich nu met vernieuwde kracht bij hem
gelden. Hij ging de straat op, in de hoop dat hij hem
tegen zou komen; maar de zwijgende en berooide
figuur van het slachtoffer vertoonde zich niet op zijn weg.
Tetlow kwam misnoegd terug op zijn bureau, in het
lage gedeelte van Chatham Street gevestigd.
«Wij kunnen hem niet achter slot zetten,dacht
hij, de woorden van den politie-agent herhalende; «dat
is ontegenzeggelijk waar.... Maar dan te zeggen dat
hij buitenwoont! Buiten; waar? Op straat? Dan
blijft er nog maar één stap te doen om hem nog ver
der buiten te brengen, bniten alles.... O, hoe verstan
dig van een volk om een straatte maken! Want
wat zouden wc zonder die straat met de menschelijke
wezens aanvangen, die nergens toe deugen Men zou
ze achter de tralies moeten zetten, of ze ophangen. En
dan, wonen we niet allen op straat; waarom niet?
Waarom woont die of die man er wel, en een ander niet
Het klinkt misschien wel wat zonderling, dat Tet
low eensklaps zoo gevoelig was geworden voor het
lijden van een zijner onterfde broeders. Iedereen' gaat
naar een concert en ontmoet ongelukkigen, zonder zich
daarom van hun ongeluk iets aan te trekken. Maar
voor de meeste menschen die in meer of minder geluk
kige omstandigheden leven, breekt er een oogenblik
aan, waarop zij een helderen blik slaan in de donkere
afgronden des levens, waarop zij hunne illusiën in rook
zien opgaan. Dat tijdstip was voor Tetlow gekomen.
Onze wereldbol was altijd in zijn oog een plaats ge
weest, waar de dingen uitmuntend geregeld waren
maar in den laatsten tijd had de gedachte aan de kin
deren die hij zou kunnen krijgen, hem het heela 1 uit
een ander oogpunt doen beschouwen. Toen de reactie
eenmaal begon, was zij geweldig.
Niettemin lag er een zekere voldoening, schoon ver
mengd met een zweem van leedgevoel, in den toon waarop
hij dien avond tot mevrouw TetlowSporling zeide:
«Ik zal dien armen man denkelijk niet weêr zien.
Het toeval heeft hem mij tweemaal doen ontmoeten
het zal niet voor de derde maal gebeuren.
En toch had Tetlow het mis.
Te New-York zijt ge, misschien meer dan in iedere
andere groote stad, wanneer een bepaalde figuur een
maal uwe aandacht heeft getrokken, er als het ware
toe veroordeeld, haar nogmaals en nog dikwijls te
ontmoeten. De strooming der menigte beweegt zich
is ellipsvormige lijnen door de lange Avenue en het is
volstrekt niet vreemd dat die strooming u plaatst tegen
over deze of gene persoonlijkheid, die gij reeds meer op
gemerkt hebt. Gij verliest haar uit het oog en ziet haar
herhaalde malen 'terug, totdat zij u eindelijk ontsnapt
en gij ziet haar niet weder, al bleef ge ook een vol
jaar zoeken. Tetlow was nog maar in den aanvang
van die periode der ontmoetingen.
Eenige dagen later heerschte er een buitengewoon
felle vorst, vergezeld van hagelbuien, die het bloed in
de aderen deed stollen. Ditmaal liep Tetlow, terwijl hij
een afgelegen straat doorging, rakelings voorbij een
schamel gekleed en doornat man, die in zijne hand het
een of ander onzichtbare voorwerp verbergde. Nadat
de annoncen-agent hem van ter zijde eens goed had
opgenomen, herkende hij in hem zijn arme, juist toen
deze zijn gesloten hand ophief en daardoor een zuren
appel te zien gaf, waarin hij met graagte scheen te
bijlen. De zwerveling liet niet blijken dat hij zijn wel
doener herkende; hij vervolgde zijn weg, zonder acht
te, slaan op de dingen om hem heen, alleen denkende
aan zijn appel, die voor hem op dit oogenblik het eenige
scheen te wezen wat hem in dit leven boeide. Tetlow
liep nog een paar stappen voort, doch toen eensklaps
van besluit veranderende, keerde hij zich om en wachtte
tot de man bij hem was.
«Waar gaat gij heen?« vroeg hij.
De man zonder naam sloeg langzaam zijn oogen
naar Philip op en vroeg of hij nog altijd welvarend was.
Stem noch gelaat verrieden eenige aandoening.
«Ge herkent mij dus?«
«Zeker; ik heb u niet vergeten.
«Maar waarom hebt ge mij dan niet aangesproken
«Het paste mij niet, de kennismaking te hernieu
wen,» sprak de zwerver met een bescheiden nederig
heid, waarin echter geen zweem van kruiperigheid lag.
«Waarom zijt ge in dit barre weder op straat
vroeg Tetlow op bestraffende toon.Waar gaat ge heen
Nergens.
Het voorkomen van dien man teckende een zoo diepe
verslagenheid het getuigde van zooveel moedeloosheid,
dat Tetlow's hart er van dreigde te breken. Hij begreep
dat de rampzalige verscheidene sporten op de ladder
der hoop gedaald was sedert dien gedenkwaardige nacht
van het concert in Steinway-Hall.
«Maar ge hadt me toen ter tijd om een aalmoes
gevraagd,hernam hij; «waarom hebt ge dat nu
ook niet gedaan
«Toen was het nacht; ik bedel nooit over dag.
Bovendien....voegde hij er bij, alsof hij nog een andere
reden had willen aanvoerenmaar bij dit laatste woord
bleef hij steken.
Tetlow begreep die terughouding. Zijn noodlijdende
vriend was te hoogmoedig om zich iets te laten voor
staan op een toevallige ontmoeting, welke reeds lang
tot het verledene behoorde. Hij had te lioogen prijs
gesteld op de weldaad die men hem de eerste maal wel
had willen bewijzen, om zich bloot te stellen aan een
weigering, door een tweede pojjig te wagen.
(Wordt vervolgd.)
NIEUWSBLAD
DE
eiisdcn m Altcna,
EN DE DOMMELEEWAARD
handelsvrijheid:
TE