No. 37. WOENSDAG 1 FEBRUARI. 1882. Naar de Noordpool. FEUILLETON. EEN BEDELAAR New-York. Uitgever: L. J. VEERMANHeusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 10 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Of 't aan verslapte ondernemingszucht te wijten is of aan geldgebrek of aan den kal men winter, gedurende welken de baro meter en de temperatuur maar niet tot een vergelijk kunnen komen en ons tot lieden alles gespaard bleef, wat aan de Noordelijke streken herinnert of aan iets anders, dit willen we in 't midden laten, maar zeker is 't dat de offervaardigheid van ons volk bij 'tchapitreNoordpool-expeditiën niet scheu tig is. Dat is te meer jammer nu men na vele onderzoekingen en op zich zelf staande reizen eindelijk tot een compleet plan van aanval is gekomen, waarvan 't welgelukken slechts afhangt van een tal flinke zeelui en wetenschappelijke mannen en van nog een kleinigheid, dat ons, die thuis blijven en stilzitten, gevraagd wordt in den vorm van goud en zilver. Die kleinigheid is geld, veel geld zelfs, voor ons land geschat op ongeveer 60.000. Zal dat geld bij elkaar komen 't Is voor een richtige uitvoering der verschillende onderdeelen van 't plan te hopen, doch bij zonder vlug gaat het niet. Toch komt 't maar op de helft van genoemde som aan. Is die er eenmaal dan geeft het Rijk de andere, doch kunnen we 't b. v. niet verder brengen dan tot f 29,999, zoo zal 't plan op dien éénen ontbrekenden gulden stranden, want de begrooting, die thans kracht van wet heeft spreekt duidelijk van dertig mille. We hebben echter een stille hoop, dat 't ten slotte wel gelukken zal die som bij elkaar te garen, ook zonder tot het onzin nige plan te komen, dezer dagen opgeworpen om 't ontbrekende te collecteeren op de scholen uit de spaarpotten der kinderen. Er zijn wezenlijk reeds hoofden van scholen geweest, die de vurige liefde voor sneeuw en ijs bij de jeugd zoo wisten op te poken, dat er een sommetje bij elkaar gebracht werd 't welk nu met hun naam er bij en als voorbeeld voor anderen in de nieuws bladen vermeld staat Niet de kinderkens zijn 't, die de pool expeditie moeten uitrusten en bekostigen, laat die maar stilletjes leeren en hun snoep- centen sparen, maar de mannen, de man nen van de wetenschap, die daarginds boven den Noordpoolcirkel een uitgebreid veld van onderzoek vinden, waaruit hoogstwaarschijn lijk veel, van wat ons thans nog in klimaat enz. raadselachtig voorkomt, verklaring zal vindende mannen van den handel vooral, die steen en been klagen over den achter uitgang onzer zaken en 't uitsterven onzer vloot en voorwie daarginds een terrein braak ligt., dat naar 't zeggen van desbevoegden overwaard is ontgonnen te worden. Daar is in 't hooge Noorden al zeer veel gedaan, vooral door ons. Onze vaderen kenden daar uitnemend den weg en hebben er goede zaken gemaakt. Jaarlijks kruisten daar ge middeld honderd schepen onder de Holland- sche vlag die jacht maakten op robben en walvisschen en daarmee schatten verdienden. Thans is die vaart geheel te niet. Sinds het einde der vorige eeuw hebben we de baan geheel aan de Noren vrijgelaten, niet tot hun scha, gelijk ieder begrijpen zal als we meedeelen dat nog kort geleden in één jaar door 19 Noorweegsche schepen ruim een ton c/ouds zuivere winst werd behaald met de robbenvangst, 't Is voor onze haring- visscherij om jaloersch te worden We hebben dus eenig recht om door Noorwegen, Oostenrijk, Rusland, N.-Amerika, Denemarken en Zweden gekend te worden in 't grootsche plan tot exploitatie van de Noordelijke IJszee. Omgekeerd rust op ons een zekere verplichting daaraan mee te doen. Men erft niet voor niet de nalatenschap van een kloek zeevarend voorgeslacht en we zouden Europa al een zeer kleinen dunk van ons land geven, wanneer we, nu het er op aankomt met vereende krachten op verkenning uit te gaan, stilzwijgend bleven zitten en eenvoudig niets deden. Wij Nederlanders stellen ons soms vreemd aan. Er zijn oogenblikken geweest waarop we ons geld met handen vol aan allerlei insolide natiën, vereenigingen en personen toegesmeten hebben en er komen ook tijden, waarin men geen cent uit onze handen branden kan, vóórdat men deugdelijk en wel bewezen heeft //dat er iets te verdie nen valt." Zoo'n Noordpooltocht belooft geen intrest, integendeel hij vraagt geld om 't nooit terug te geven. Toch is er wat te verdienen en wanneer we dit nu kortelijk aangetoond hebben, meenen we van onze zijde ons best te hebben gedaan tot 't wel slagen der onderneming. Eerst een woord over de toekomstige expeditie. Genoemde Staten, vermeerderd met Nederland, zullen op negen verschil lende plaatsen, op de kusten van 't vaste land en op eilanden, o. a, op Nova-Zembla en Jan Mayen stations oprichten en daarin een rond jaar doorbrengen. Voor wie daar van gruwt, zij opgemerkt dat deze stations met veel zorg zullen gebouwd en van alles wat noodig is voorzien worden. Ook moet men in aanmerking nemen dat een verblijf in die streken bij veel wat onaangenaam is, toch ook weer voor de mannen der we tenschap z'n eigenaardige bekoorlijkheid meebrengt. Men zal daar n.l. aanteekenin- gen maken omtrent temperatuur en lucht druk, droogte en vaart, windsnelheid enz. Men zal den grond onderzoeken, planten verzamelen den schoonen sterrenhemel gadeslaan, de afwijkingen der magneetnaald opteekenen, de schemering en vooral het prachtige noorderlicht beschouwen. Ons station zal opgericht worden in Si berië, op ongeveer 74° N.B. te Dicksonha- ven aan den mond der Jenissei. Wanneer we ons daar nu eenmaal gerestaureerd hebben in de woning, waarvan ieder de beschrijving lezen kan in het Album der Natuur, dan doen we in vereeniging met onze verderaf gestationeerde, maar volkomen onbereikbare medereizigers onze waarnemingenwe me ten observeeren en houden aanteeke- ning; maar in de pauzen slaan we den blik van 't Noorden naar 't Zuiden, waar voor onze oogen het onmetelijk gebied van Siberië uitgestrekt ligt, Siberië, Ruslands banningsoord en waarvan de naam alleen reeds onaangenaam klinkt. En toch daar is 't, waar in de toekomst voor Nederland iets te verdienen is. Dat land van slechte reputatie is een bij uitstek rijk land, rijk aan metalen, en vooral aan steenkolen. Het wordt besproeid door eenige reuzenstroomen en is naar luid der berich ten uitstekend geschikt voor landbouw en veeteelt. Goud, zilver en ijzer heeft men er gevonden en het eenige, tot nog toe, grootste bezwaar om van die verborgen schatten te profiteeren is gelegen in de moei lijkheid om een zeeweg naar de rivieren te vinden. Dat bezwaar op te lossen is het eerste doel der expeditie. Hebben we daar eenmaal vasten voet, dan voorspellen we dat er een tijd zal komen waarop men met Men denkt hierbij onwillekeurig aan Tol lens versregel: »is de grond versteend, om nim mer meer te ontdooien.De dichter die dat met het oog op Nova-Zembla zong, had 't echter verre mis. Men kent nu reeds een 200 planten, welke op dit eiland groeien. 5) «Nauwelijks was ik in slaap gevallen,vertelde hij, of ik droomde van de heerlijkste gastmalenmaar helaasik ontwaakte nog hongeriger dan den vori- gen dag. Het zou wel zoo barmhartig geweest zijn, als men u doodgeschoten had,« merkte Tetlow aan. Wat zal ik u zeggen De opstandelingen konden er niets aan doen zij wisten zelf niet hoe ze alle dagen hun honger zouden stillen. Maar, hoe vreemd kunnen de dingen loopendat ik nu hier in New-York, dezelfde ontberingen moet verduren Men zou anders zeggen, dat iemand die voor zijn vaderland gestreden heeft, daartegen toch wel gevrij waard moest wezen. «Zoudt ge geen pensioen kunnen krijgen vroeg de advertentieman. «Neen, ik heb maar één wonde bekomen, en niet eens een van ernstigen aard. 0, als ik gesneuveld was dat zou de zaak veranderd hebben dan zou ik zeker pensioen gekregen hebben, als er maar iemand was geweest om het in ontvangst te nemen Die uitval bewees, dat Ernes geestvermogens zich een weinig begonnen te ontspannenmisschien wel een gevolg van het stevige ontbijt. De arme sukkel \vii\ i\ju biefstuk en de daarna opgediende groenten zoo gretig verslonden, dat men wel zien k on dat hij niet alle dagen zoo at. Toen het maal afgeloopen'en betaald was, scheen het een onmogelijkheid, den Veteraan nu weder aan zijn lot over te laten. Daar Tetlow opgemerkt had, dat hij onder zijn jas niets dan een oud, gescheurd hemd aan had, kocht hij er een voor hem van warm flanel. Bovendien gaf hij hem zooveel geld, dat hij genoeg had voor zijn avondeten en 's nachts ook be hoorlijk ergens kon gaan slapendaarop nam hij afscheid van hem, na alvorens oveengekomen te zijn dat Erne den volgenden morgen vroegtijdig bij hem j aan huis zou komen. III. Dienzelfden dag nog besteedde Tetlow al den tijd die hem van zijn zaken overbleef, om zich op de hoogte te stellen van de verschillende liefdadigheids gestichten welke uitsluitend voor mannen bestemd waren en 's avonds begaf hij zich naar de vrouw van den predikant die den dienst waarnam in zijn kerk, of althans in de kerk waar hij zijn godsdienst plichten vervulde. Deze kerk stelde aan hare vaste leden geldelijke eischen die de krachten van den ad vertentieman verre te boven gingen. De predikant was iemand die een aanzienlijk inkomen had, en het was dan ook niet zonder zekere schroomvalligheid dat Tetlow, die zeer geregeld de godsdienstoefeningen bijwoonde, maar altijd zat op plaatsen welke de Voor zienigheid of de koster zoo goed waren voor hem beschikbaar te stellen, aan de deur van den rijken zielenherder klopte. Gelukkig wist hij, dat mevrouw zeer menschlievend was. Na een kort verslag gegeven te hebben van de omstandigheden, waardoor hij met Erne in aanraking was gekomen, besloot hij «De vermoeienissen en het rondzwerven in.wéér en wind, waartoe hij zoo lang veroordeeld is geweest, hebben hem rhumatiek op den hals gehaald hij heeft behoefte aan rust. Hij vraagt trouwens niet anders dan een rustplaats voor eenige dagen en hij wenscht verder niets liever, dan met zijn handen zijn brood verdienen. Waar zou hij nu wel het best terecht komen «Als ik u goed begrepen beb,« sprak de weder helft van den leeraar, «dan is uw beschermeling niet bepaald invalide «Och neen,« hernam Tetlow, «hij heeft van morgen nog heel smakelijk ontbeten. «Hoe jammerWant als hij goed, hard ziek was, zouden wij hem in het gasthuis kunnen nemen. «Kan hij daar dan niet in komen zooals hij nu is? «0, van zijn leven niet «Ik geloof dat het wel zoo goed voor hem zou zijn als hij u i t zijn leven wasmerkte Tetlow spottend aan. «Helaas! misschien wel. «Welke andere gelegenheid blijft er dan voor hem over Is hij hoven de zestig of beneden de negentig jaar vroeg de beminnelijke beoefe naarster der menschlievend- heid verder. «Beneden de negentig, ja, dat is hij zeker; maar boven de zestig, dat geloof ik niet. Waarom vraagt u da t «Omdat ik een Oude-Mannenhuis weet, waarin ik hem zou kunnen doen opnemen als hij tusschen de zestig en de negentig was. Gij zegt dat hij zich niet aan onmatigheid schuldig maaktzijt ge er zeker van dat hij geen tot inkeer gekomen dronkaard is?« Die vraag werd met een teedere bezorgdheid gedaan. De' dame hield zich blijkbaar bezig met de opsporing var verdoolde schapen in de woestijn der dronkenschap, om ze terug te brengen naar den stal der matigheid. Tetlow zuchtte wel smartelijk, toen hij zich zulk een sehoonc gelegenheid zag ontgaan; maar hij kon niet anders dan de waarheid zeggen. «Ja«, zei de dominé's-vrouw, «dan weet ik waar lijk niet wat er voor dien armen man te doen is. Zulke gevallen zijn altijd de moeielijkste die ons voor komen. «Ten minste, het schijnt dat ik u mijn geval niet zoo heb doen voorkomen als wel wenschelijk ware geweesthernam Tetlow op min of meer spottenden toon. Nu hij niet geslaagd was in zijne pogingen bij de vrome vrouw, wilde Tetlow althans eenige inlichtin gen van haar trachten te verkrijgen. Te dien einde haalde hij een lijst voor den dag van de liefdadige instellingen, op welke men zijn aandacht gevestigd had. «Vooreerst heb ik hier de Beschermende Voor zienigheid. Wat zou dat zijn «0, die inrichting is uitsluitend bestemd om werk te verschaffen aan arme lieden die te goeder naam bekend staan. Ze worden er niet in opgenomen. «En de Toevlucht der armen? Dat klinkt al heel goed zou dat niet juist wezen wat ik hebben moet «Het lijkt er niet naar! dat is eeuvoudig een lees- inrichting, die zoowel over dag als 's avonds geopend is en waar men thee kan krijgen... tegen betaling.* Tetlow kwam nu te berde met de Rots in de Woestijn, een ander liefdadig genootschap, waar men gratis een glaasje melk kon bekomen, mits men h 't in het locaal zelf uitdronk. «Hier thee, daar melk; zou het niet beter zijn om daar één zaak van te maken «Gij hebt volkomen gelijk. Als er een betere ver standhouding tusschen al die inrichtingen bestond, zouden ze eerst recht nut stichten. Wordt vervolgd. EÜWSBLAD Hel Mui! van Huisden en Alten», DE LANSSTRAAT EN DE DOMMEERWAARD TE

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1