No. 41.
WOENSDAG 15 FEBRUARI.
1882.
JANNETJE.
FEUILLETON.
EEN BEDELAAR
New-York.
Uitgever: L. J. UEEItMAN, lleusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verkooging.
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche ADV E UT E N TIE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezei ding gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op liet adres te stellen.
Jannetje is, 't geen ze zeker nooit gedroomd
zal hebben toen ze in haar geboorteplaats
als een klein meisje op klompjes rondtrip-
pelde, ze is beroemd geworden. Of moeten
we zeggen berucht? Als ze een manskerel
was ongetwijfeld; nu echter, al heeft ze
behalve aan groote schulden, ook nog aan
een spruit het leven geschonken, is het wel
wat hard hare naam berucht te noemen.
Laat het befaamd zijn en niet erger. Voor
een berucht personage is men al spoedig
op zijn hoede, voor haar echter, zelfs toen
de geruchten al te fabelachtig klonken om
geloofd te worden, heeft men 't onnoodig
geoordeeld voorzorgen te noemen, 't Was
immers maar een vrouw!
Daar is in Amsterdam wat over dat
Jannetje gepraat. In den beginne werden
de menschen boos als ge met Jannetje en
haar vorstelijke milddadigheid den draak
durfdet steken. Dat was nu eerst eene echte
MevrouwHoort men soms staaltjes van
verregaande schrielheid en weergalooze inha
ligheid, Jannetje strooide haar weldaden
met beide handen uit. Die ving een goud
tientje op, die een papiertje, deze een rijks
daalder, 't was of't mensch zich voorgenomen
had heel Amsterdam gelukkig te maken.
Jannetje heette toen Mevr. Hoetink. Men
zegende haar in stilte en intusschen verzon
men een boodschapje om als 't kon ook een
kleinigheidje machtig te worden. Een Am-
sterdamsch blaadje was zoo vol vuur dat
het in diepe bewondering uitriep: ,/D ze
dame leert den rijken, wat het is, weldadig
heid op groote schaal te bewijzen. Amster
dammers spiegelt u aan deze vrouwStrooit
rozen op het levenspad van anderen gelijk
zij doet!"
Nu, rozen heeft ze gestrooid bij honder
den en de Amsterdammers plukken er nog
steeds. Vooral De Groot, die in zijn schouw
burg bezig is Jannetje en haren aanhang
onsterfelijk te maken. De schaduwzij der me
daille krijgt natuurlijk 't publiek niet te zien,
althans het toont volstrekt niet eenig mede
lijden te gevoelen met de stakkerts, die door
Jannetje zoo secuur bij den neus gepakt
zijn en op 't oogenblik staat gewis de schaal
van erbarrning naar haren kant overgeslagen.
Ofschoon we voor deze gezonken denk
beeldige grootheid zeer weinig gevoelen,
kunnen we toch ook geen grein medelijden
hebben met hare slachtoffers. Een leverancier,
die zich voor 68,900 in de beurs laat
blazen door een vrouw, die, om te toonen
dat ze goed bij kas is, een pakje bankbil
jetten laat zien, verdient wel een lesje,
al keuren we 't in Jannetje hoogelijk af,
dat ze 't zoo zwaar gemaakt heeft. De man
bepaalt zich nu tot de opeisching van ƒ1250
met rente van 5 met welk sommetje
dan één der vele kostbaarheden voldaan is,
zonder welke Mevrouw HoetinkStruik hare
grootheid moeilijk staande kon houden. Waar
zou toch al dat andere schoons gebleven
zijn? Men zegt dat Jannetjes kind, bij den
doop, welke plaats had in de Nieuwe Kerk,
schitterde van diamanten en veel geleek op
een groot met kostbare kant omfloerst edel
gesteente, zouden die heerlijkheden in
de spaarpot van 't jonge Struikje gestoken
zijn om 't later in staat te stellen een tweede
editie van deze ongehoorde vlucht te geven
Ja, 't is een wonderlijke historie, van
welken kant men ze ook aanvat.
Toen we pas van Jannetje hoorden en
haar fabelachtigen rijkdom, dachten we
ziedaar een product van den nieuwen tijd.
Daar hebt ge nu klaar voor oogen, waar
toe een kunstmatige beschaving een mensch
brengt. In onze onwetendheid stelden
we ons die pseudo-Mevrouw voor, als
een meisje, zoo pas door de school af
geleverd, waanwijs door 't misschien te
hoog opgeschroefde onderwijs daar genoten,
't hoofd vol halfgare geleerdheid, ontevreden
met den stand waarin de Schepper haar ge
plaatst had, enfin, zoo'n schepseltje, geheel
beantwoordende aan de verwachtingen van
hen, die meenen dat 't onderwijs den mensch
onbruikbaar maakt voor de samenleving en
hem ten slotte op verkeerde wegen drijft.
Dat Jannetje op verkeerden wegen ge
dwaald heeft, is buiten twijfel. Wanneer een
koopman slechts het duizendste deel van
bovenstaande som schuld gemaakt had, zou
men hem oppakken en achter de traliën
zetten. Ze heeft willens en wetens geleefd
uit de opbrengst van bronnen, die onzuiver
waren, maar.... we dwaalden toen we haar
een slachtoffer waanden van de onderwijs-
koorts. Jannetje is een zeer alledaagsch on
ontwikkeld mensch; slim en handig mag ze
wezen, maar dat is ze althans niet door 't
onderwijs geworden. Die hiervan 't bewijs
wil zien, leze dit afschrift van een brief,
waarvan de autografie voorkomt in 't Paleis
van Justitie van gisteren.
Amsterdam 12 Deshember 1881.
WelEd. Keer Van Grande.
Volgens af Spraak Zouw U Van
avont half negen bij komen. Zijt
Zoo Vriendelijk om den 14 Deshem
ber 1881 mitdags om twee UUren
te komen dan Zal ik u het geheele
bedraag betalen U heb zeker mijn
gout opgehaalt dat moet u dan Zoo
lank maar voor waarbrog houwen
voor de Zes duizent niet twijvelden
of het zal u wel Na ge noegen Zijn
omdat u dan 15 ken betalen. Na
groeten.
J. C. Struik.
De brief is geschreven met een schoon
maakstershand en behoeft geen verdere toe
lichting. De heer Van Grande is haar leve
rancier bovenbedoeld en heet Van der Gant.
Men ziet uit dit epistel dat slecht onder
wezen lui ook hunne streken hebben.
Nu Jannetje van 't tooneel aftreedt
echter nog niet bij De Groot, waar naar we
hooren, haar lotgevallen groot succes be-
9)
Erne staarde, zonder te antwoorden, door het ge
opende venster naar buiten. Het scheen tegelijkertijd
een terugblik in het treurig verleden en een blik in
<le toekomst, die zich niet minder droevig voordeed.
Die vraag over het besteden van een geringe geldsom
herinnerde hem den staat van verlatenheid waarin hij
verkeerde en dien hij niet ten laste van zijn weldoener
wilde laten komen.
,Nu?« vroeg Tetlow, om een antwoord uit te
lokken.
»0,sprak Erne met verheffing van stem ik heb
er wel is waar een gedeelte van uitgegeven, maar ik
heb toch nog over.
«Hoeveel hebt ge dan nog?«
Anderhalven dollar, mijnheer. Ziet ge, ik heb er
een paar schoenen voor gekocht,voegde hij er bij,
zijn voet oplichtende.
»Als ge niet meer hebt overgehouden, dan moet
ge weêr wat hebben.
Erne trad vooruit om het geldstuk aan te nemen,
dat zijn beschermer hem toereikte. Tetlow had er spijt
van, dat hij niet was opgestaan om het hem te geven.
Maar het scheen wel dat dien dag alles verkeerd moest
gaan. De heimelijke begeerte om van dien man ont
slagen te zijn, was merkbaar in al wat hij sprak ot'
deed. Hoewel Erne er niets van scheen te bespeuren,
gevoelde Tetlow dat er een soort van zedelijk toezicht
over hem gehouden werdhet scheen wel dat de
bedelaar door een hoogere macht op nieuw bij hem
was gebracht, om hem zijn weder opkomend gevoel
van onverschilligheid te verwijten.
Gij ziet er beter uit,zeide hij plotseling; »het
is te hopen dat ge u nu spoedig zult kunnen redden.
Hij dacht dat hij daarmede iets hartelijks gezegd
had maar in den grond der zaak betcekenden zijn
woorden
Nu er eenige verbetering in uw toestand geko
men is, behoeft ge mij niet meer tot last te wezen.
Erne scheen die ware bedoeling niet te vatten, en
alleen denkende aan de weldaden die hij ontvangen
had, zeide hij op een toon, waaruit evenveel onder
werping als dankbaarheid sprak
Zeker, liet zal nu wel gaan, dank zij uwe goed
heid. Ik blijf u zeer dankbaar mijnheer Tetlow.
Die woorden hadden iets van een afscheid. Tetlow
gevoelde zich niet op zijn gemak. Dit oogenblik kwam
hem beslissend voor en hij had het plan gevormd,
er nu op de een of andere wijze een einde aan te
maken. Al verweet zijn geweten hem ook wat hij nu
ging doen, hij vond een verontschuldiging in het
voorwendsel dat hij geen afdoend bewijs had van
Erne's oprechtheid. Ilij stond van zijn schrijftafel op
en liep den gang in. Erne volgde hem met de bittere
verslagenheid van een ongelukkige, die men de deur
wijst. Op het oogenblik dat hij de kamer uitging,
werd Tetlow door een soort van naberouw aangespoord
om hem te vragen
Hebt ge soms ook nog familiebetrekkingen, of
iemand die belang in u stelt
Op het gelaat van den bedelaar vertoonde zich plot
seling een uitdrukking van grievend hartzeer.
»Neen,« antwoordde hij, ik heb geen vrouw meer
zij is dood.... gestorven na mijne kinderen.
Hebt ge kinderen gehad
»T\vee; twee lieve jongens,vervolgde hij met
bevende stem.
»Is het al lang geleden
»Dat ik ze verloren heb? ik was toen in krijgs
dienst. Mijne vrouw schreef mij dat er een ziek was
i kort daarop kreeg ik de doodtijding. Ik vroeg verlof.
Doch voor dat mij dit was toegestaan, vernam ik dat
de andere zijn broeder gevolgd was.
Erne zweeg. Het gewoel van de straat, dat door
drong tot in den donkeren gang waar de twee man
nen stonden te spreken, geleek een nagalm der herin
neringen uit dit akelig verleden.
«Mijn verlof werd nutteloos, ging hij voort. Ik
maakte er evenwel gebruik van om naar huis te gaan
maar ik geloof dat ik blij was toen mijn tijd weêr om
was en ik naar het leger terug moest. Kort daarna
werd ik gevangen genomen. Ik heb mijn vrouw niet
wedergezien.
Tetlow was door een hevige en zonderlinge aan
doening overmeesterd. Tot dusver had hij zich uit
sluitend om Erne's tegenwoordigen toestand bekom
merd de beschermende goedheid, waarmede hij hem
in 't oog hield, gaf hem een soort van overwicht, dat
zijn eergevoel streelde. Maar op dit oogenblik achtte
hij zich bijna vernederd door eene onthulling van zoo
hartroerenden aardeen onthulling die hem den bede
laar in een geheel ander licht deed zien. Hij reikte
hem welmeenend de hand. Herinnerden zij zich geen
van beiden dat hunne handen elkaar niet aangeraakt
'hadden sedert hunne eerste ontmoeting?
Ge zult mij nog wel eens komen opzoeken, niet
waar?« vroeg Tetlowdaarop voegde hij er bij, hopende
Erne van zijn goede bedoelingen te overtuigen. Ik
ben Zaterdag naar uwe kerk geweest. De kerkeraad
heeft beloofd uwe zaak te onderzoeken. De vergadering
heeft eerst over een maand plaatsmaar ik zal u vóór
dien tijd toch stellig nog wel eens bij mij ziendaar
kan ik op rekenen, niet waar?«
»0, ik zal er nu wel alleen doorkomen, nu ik wat
voortgeholpen ben,« sprak de vagebond, wiens woor
den gelogenstraft werden door zjn bedrukt gelaat en
zijn weifelende stem.
Nu, kom mij ten minste vertellen als er wat goeds
voor u in 't zicht is.
Dank u, mijnheer,mompelde hij, zijn hand slaande
aan de leuning van de trap, die hij nu langzaam
afging.
(Slot Yülgt.)
1
UWSBLAD
Hef Land van lensden en Altena.
DE
EN DE D01MELERWAARD
r-
Advertentiën voor Duitschland worden alleen
aangenomen door het Advertentiebureau van ADOLF
STEINER te Hamburg.
TE