No. 63.
WOENSDAG 3 MEI.
1882.
HOOGMOED.
FEUILLETON.
Maroussia.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
VOOR
P. J. S T A H L.
10)
Zij werd koud en warm tegelijk en dacht dat alles
verloren was. Maar ze sprak bij zich zelve;
»Ik moet als hij wezen
En zij schepte weêr moed.
De twee officieren reden vooruit. De een schertste
doch de ander deed niets dan grommen. De soldaten
van hun kant bewaarden het stilzwijgen en schenen
slaperig te worden door het langzame rijden.
Maar waarom bleven de oogen van dien éénen
soldaat voortdurend op haar gevestigd?
»Ik zal hem ook eens aanzien," sprak Maroussia
bij zich zelf.
En, haar ontroering bedwingende, vestigde zij op
haar beurt haar blik op hem.
De bedoelde oogen behoorden aan een bejaard on
derofficier, iemand van een woest voorkomen, meteen
zeer hardvochtig maar ook zeer scherpzinnig gelaat.
Eensklaps liet hij zijn paard wat voor de anderen
uitgaan en reed tot vlak bij Maroussia, als om haar
beter van nabij te beschouwen. Hij sprak haar niet
dadelijk aan, maar zijne doordringende oogen schenen
te zeggen:
Het is toch wel vreemd, dat zulk een klein meisje
een grooten wagen bestuurt! *Wie heeft dat fijne
poppetje het toezicht over dat span ossen toebetrouwd?
Wie heeft haar zoo kunnen laten heengaan, geheel
alleen, midden in den nacht, terwijl overal gevochten
wordt en de wegen zoo onveilig zijn? Voor een soldaat
zou het de moeite van het ophappen niet waard zijn,
dat peulschilletje
«Leven je vader en je moeder nog beste meid?«
vroeg hij eindelijk?
In de meening dat Maroussia het- Russisch niet ver
stond, bracht hij zijn vraag zoo goed als hij kon in
de taal der Ukraine over.
«Heb je nog een vader? Heb je nog een moeder
«Ja, Goddank ja!« antwoordde Maroussia.
«Alle twee?"
«Alle twee.
Hij verzonk een oogenblik in gepeins; doch daarna
helderde zijn gelaat op, alsof hij eensklaps de oplossing
van een raadsel had gevonden.
Maroussia's hart begon vreeselijk te kloppen. Het
was of zij door den grond zou zinken. Maar het kwarn
er nu op aan «als hij« te wezen.
Zij deed dus haar best om zoo bedaard mogelijk te
schijnen en vroeg op haar beurt, wel is waar met
een min of meer bevende stern, maar toch met een
lachje om de lippen
«En hebt ge ook nog een vader en moeder? Hebt
ge veel familie? Misschien hebt ge ook wel kinderen
Zijn het jongens of meisjes
Was het dat bevende en bedeesde kinderstemmetje,
of alleen haar eenvoudige vraag, die in het hart van
dezen militair de herinnering opwekte aan de vreugde
en de droefenis van langvervlogen dagen Maar hoe
dan ook, het norsche en onbewegelijke gelaat, dat
Maroussia zooveel vrees had ingeboezemd, onderging
eensklaps een groote verandering, en men kon er nu
plotseling als 't ware een afspiegeling op waar-
nemen van al de teedere gevoelens, waarvoor het
i hart van een sterveling vatbaar is.
Hij was buiten kijf een sterk man maar die her
innering aan het verledene had hem diep geschokt.
Die oogen, straks nog zoo wantrouwend en loe
rend, hadden terstond eene andere uitdrukking aan
genomen. Zij sloegen nu Maroussia met een zonder
linge ontroering gade. Vond hij in de trekken van
dat kleine meisje eenige gelijkenis terug met een
ander wezentje dat nu ergens elders was, misschien
wel heel ver van daar, maar waaraan de herinnering
alleen vohloende was om hem te verteederen
«Ja, ik heb een dochtertje,# antwoordde hij
eindelijk.
Is ze groot, uw dochtertje vroeg Marous
sia weer.
Ilij glimlachte, en men kon zien dat in dien droe
ven glimlach de beminde beeltenis van een zeer klein
en tenger schepseltje speelde.
«Zij is even groot als gij, ja, wezenlijk, haast al
even groot,# antwoordde hij.
Daarop boog hij het hoofd, en Maroussia durfde hem
nu niets meer te vragen. Zij liet hem alleen met
zijn dochtertje.
Men marcheerde nog altijd voort. De lucht was
vochtig, frisch en welriekend. Een rooskleurige streep
vertoonde zich reeds aan den gezichtseinder. Een klein
vogeltje, ditmaal bijzonder vroeg bij de hand, liet
zich eventjes hooren, als om den dageraad zijn wel
komstgroet te brengen.
Tegelijkertijd verhief zich achter den wagen een
krachtige, diepe mannenstem:
liet was een jong soldaat, die een lied begon te
zingen. Zijn stem zoowel als de woorden die hij zong
waren even harmonieus en zacht; Maroussia werd er
zeer door aangedaan. Maar hoe verwonderd was ze,
toen de soldaat, die met haar gesproken had, nu op
zijn beurt ook begon te zingen. Zijn stem was, bij
die van den anderen vergeleken, zwaar en grof, maar
zij deed de teederste snaren van het gemoed trillen.
Er was eene algemeene stilte ontstaan onder het
zingen van het eerste couplet; maar bij het tweede
begonnen al de soldaten mede te zingen. Het was aan
grijpend! Wat Maroussia het meest verwonderde, het
meest bekoorde, in weerwil van den angst waaraan
haar jeugdig hart ten prooi was, misschien was
het gezang, juist door zijn droefgeestig karakter, ge
heel in overeenstemming met haar omrust, was
dat hoewel de stemmen, die zich hadden aangesloten
bij die van haar buurman, een kracht ontwikkelden
welke haar aan liet rommelen van den donder her
innerde, de stem van den soldaat «met het dochtertje#
nooit overheerscht werd door die der andere zangei's.
Boven allen uit hoorde en onderscheidde zij die stem
aan den ongekunstelden toon. Toen het lied geëindigd
was, merkte Maroussia op, dat de zanger er zeer
bedroefd uitzag.
Niet ver van den weg bemerkte zij een klein meer
met een vreedzamen waterspiegel en groenende oevers,
waarover nog hier en daar de ochtendnevelen hingen
men zou het aangezien hebben voor een lichten gazen
sluier die langzamerhand werd opgetrokken. Ter rech
terzijde kronkelde een nauw voetpad, dat nog in' de
schaduw lag; het was voor voetgangers de kortste
weg naar het huis van Knich. En werkelijk wees een
lichtblauwe rookwolk in de verte reeds de plaats aan,
waar zich de woning van den vriend haars vaJers
bevond.
(Wordt vervolgd.)
NIEUWSBLAD
lid Land van lleiisdrn en Allen»,
DE LANGSTRAAT EN DE DOMELERWAARD
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
Abonnementsprijs per 3 maanden f
verbooging.
en ZATERDAG.
1.Franco per post
zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Vroeger was hel in Engeland de gewoonte ieder
jaar twaalf predikanten te benoemen, die, gedurende
den tijd dat het Parlement zittiug had, voor de
loden moesten preeken. Ds. Swift behoorde eens
tot zoo'n twaalftal. Op zekeren dag koos hij tot
onderwerp van zijne rede: »des menschen hoogmoed
en beweerde dat de mensch in den regel vier zaken
heeft om trotsch op te zijn, n.l. 1°. geboorte en rang.
2°. fortuin, 3°. schoonheid en 4°. verstand of gees
tigheid. Dienovereenkomstig splitste hij zijne preek
in vier deelen en na de eerste drie afgehandeld te
hebben, vervolgde hij aldus »Wij zouden thans
kunnen overgaan tot het bespreken van het vierde
punt, maar aangezien er in deze vergadering wol
niemand zal zijn, die in het- geval verkeert zich op
bijzondere geestesgaven te kunnen verhoovaardigen,
zullen wij onze rede liever besluiten mot eeue kleine
toepassing.Deze aardigheid, die niet van het fijnste
allooi was, kostte den Deken zijne betrekking.
Trotschheid of hoogmoed is eene vrij algemeene
zonde, echter ook eene zonde, die minder dan eenige
andere den evenmensch benadeelt. De gierigaard,
die alles uitzuinigt, die alles naar zich toehaalt
wat hij maar grijpen of vangen kan en daardoor
kinderen, bloedverwanten of vrienden te kort doet,
laat behalve zich zelf ook anderen lijdendo nijdige
maakt maar al te dikwijls van zijn gebrek een ander
tot slachtoffer de hoogmoedige maakt in de meeste
gevallen zich zelf slechts belachelijkalleen dan,
wanneer hij in zijn trots wordt gekwetst, doet hij
den onvoorzichtige boeten, zooals Swift boeten moest
voor zijne ondoordachte, scherpe woorden.
Swift had evenwel niet geheel gelijk, toen hij
vier oorzaken van hoogmoed opnoemde, er zijn er
veel meer. Wanneer iemand door jaren langeu
arbeid zich in de maatschappij eene eervolle
plaats heeft verworven, die hij uitsluitend dankt
aan zich zelf en aan zijne eigene geestkracht, dan
vergeven wij hem gaarne zijn gepast gevoel van
eigenwaarde, dat evenwel aan trotschheid nauw
verwant is. Het is echter in de moeste gevallen geen
hinderende trotschheid, zij spruit meer voort uit
het bewustzijn van onafhankelijkheid, aan het
niemand naar de oogen behoeven ie zien, uit de
zelfstandigheid door eigen arbeid vermeestert. Niet
licht ontaardt die trots in een laatdunkend neerzien
op anderen. Die hoogmoed met tact en voorzich
tigheid reeds bij kinderen op te wekken, moest meer
de taak zijn, die opvoeders zich stelden. De jonge
menschen leereu te trotsch te zijn voor vragen, voor
afhankelijkheid, te trotsch te zijn voor liegen en
bodrog, te trotsch te zijn voor slinksche wegen is beter,
dan hen bevreesd te maken voor strafin het eerste
geval is het hun eergevoel dat gaandeweg wordt
aangekweekt, in het tweede geval laten zij het kwade
uit vrees voor vergelding, en waar straffeloosheid
is gewaarborgd, wordt het kwade niet nagelaten.
Voorzichtigheid in deze is echter een eerste ver-
eischte.
Het is een vorgeeflijke trots, wanneer ouders
zich verheugen in hun opgroeiend kroost, dat hunne
opvoeding eer aandoet en op aankomenden leeftijd
reeds laat zien, dat men er iets degelijks van kan
verwachten, of dat, volwassen, spoedig eeue eereplaats
inuoemt in het groote huisgezin, de groote Maat
schappij. Maar hot is tevens eene trotschheid, die
zeer aan verblindheid lijdt, daar vele ouders door
enkele goede eigenschappen vele kwade neigingen
over het hoofd zien, en alzoo zelf de grondleggers
worden van het ongeluk van diegenen, voor wie zij
het hoogste geluk nog te gering aehtten.
Er is eene nederigheid die niets anders is dan
vermomde hoogmoed. De nederige die doet als
Diogenes, die voor de wereld praalde, dat hij aan
een ton voor woning genoeg had, de schijnheilige,
die tegen een ieder over zijn bedorven hart praat,
opdat men hem zou weerleggen, zij allen stoffen
op hunne nederigheid, maar de trotschheid komt
bij hen doorgluren door de duigen van de ton. Zij blijkt
uit de nederige woorden, die vooral door iedereen
moeten gehoord worden, zij springt in het oog bij
het: «Ik dank u Heer dat ik niet ben gelijk andere
menschen
Die hoogmoed, die het minst te vergeven is, is
de trotschheid op zaken of dingen, die zuiver toe
vallig zijn, die men door geboorte of erfenis heeft
verkregen. Het moet gezegd worden, zij die trotsch
zijn op hun geboorte of op hun fortuin mogen door
hunne positie tot de aauzienlijksten gerekend wor
den, zij zjjn het niet altijd door hun verstand. De
verstandige, de ontwikkelde is niet trotsch in den
onedelen zin van het woord. Toch kunnen wij ons
voorstellen, dat iemand trotsch is op een naam, die
een goeden klank heeft in de geschiedenis van het
land, op een naam, die getuigenis geeft van onver
droten arbeid en ongeëvenaarde geestkracht. Maar
wat te zeggen van iemand, die gister nog onbetee-
kenend in de Maatschappij, èn wat stand, èn wat
fortuin, èn wat karakter betreft, heden door eene
toevallige omstandigheid, soms nog wel van twijfel
achtig gehalte, zich eensklaps in ruime omstandig
heden ziet geplaatst en door zijn geld, stand en karak
ter en richting heeft verkregen en zich het recht aan
matigt met voornaam schouderophalen op allen
neder te zien, die niet met rijksdaalders kunnen
spelen zooals hij. Het spreekwoord »als niet komt
tot iet, kent bet zich zei ven niet,« is vooral voor
hem in de wereld gekomen. Hij, die door moeite
eu ijver een eervolle positie heeft verkregen, kent
zijne eigene waarde, maar vernedert niemandhij
weet te goed, wat anderen toekomt, hij die zelf
op verschillende trappen in de Maatschappij heeft
gestaaDmaar degene die bij wijze van spreken,
met vroom oogenverdraai, eenklaps door een zwaai
van het rad der fortuin naar boven is gekomen,
hij staat in eens boven alles; hij is verbaasd, dat
de wereld hem niet in eens op de handen draagt,
dat alles, wat hij voorstelt, niet onmiddelijk wordt
aangenomen hij is ten hoogste verontwaardigd, dat
men men niet gelooft, dat hij in eens verstand heeft
gekregen van alles en van nog wat. Wees niet
bang, dat hij u zal groeten, als gij niet eerst eer
biedig den hoed afneemt; zijt gij bij toeval niet van
zijne voortreffelijkheid overtuigd, dan zijt gij nie
mand anders dan dat heer en dat zoo minachtend
mogelijk.
Wapperend en vliegend ziet ge hem elk oogen-
blik langs 's Heereu straten, evenals een jongen,
die voor het eerst een nieuwen jas aan heeft, met
een voornamen hoofdknik en »dachche groe
tende dengeen, die nog in zijne gunst staat. Namen
van gewone menschen kan hij niet onthouden.
Spreek hem niet van uwe vermaken, hoe onschul
dig ook, die zijn niet van zijne richting,weet u.
Het is fatsoenlijk en staat gekleed, als men met
deftig gebaar van zijne richting kan spreken; die
er werkelijk eene hebben doen het niet.
Van alle soorten en schakeeringen van trotsch
heid is de verwaande trotschheid do ergste en de
onverdraaglijkste. Baas Ganzeudonck is hier een
type. In houding, kleeding en gebaren zooveel mo
gelijk Meneer de Baron te gelijken, dat was zijn
ideaal. Den onnoozele kon hij zoo bedriegen, maar
o wee, als hij zijn mond open deed.
Men vergeeft gaarne eene moeder haren hoog
moed, als zij haar kind beschouwt, dat met rozen
op de wangen in overmaat van gezondheid kraait
en rondhuppelt; men verwijt niet licht een vador
zijn rechtmatigen trots, wanneer hij zijne zoons
ziet opwassen tot mannen, die zich een stouten
baan brekenmen verontschuldigt het gepast ge
voel van eigenwaarde van den self-made man, die
weet wat zijne positie hem heeft gekost en die den
eerbied vordert, dien hij even zoo gaarne aan an
deren bewijst, als zij er aanspraak op kunnen ma
ken men sluit zelfs een oog voor den trots op ge
boorte, rang of fortuin, als het noblesse oblige niet
uit het oog wordt verloren, maar men vergeeft
nooit of nimmer den nederigen hoogmoed, den
hoogmoed van den Fariseër; men vergeeft nooit
of nimmer den verwaanden trots. Er zijn altjjd
menschen, die zich laten vernederen, omdat zjj
slaven zijn, slaven van de armoede, slaven van hun
huisgezin, maar ook bij hou nog is het hooge uit
zondering, dat do vernedering die iemand van de
laatste categorie hun doet ondergaan, niet ontvan
gen wordt met een verkropt gevoel van spijt, dat
zich vroeg of laat wreekt.
Bij de massa, bij hen die gevoel hebben voor het
belachelijke, wekt de verwaande slechts de spotlust
op. Zij herinneren zich altijd het woord van den
wijze: »De verwaande is bevreesd dat hij iets doet
wat hem niet past. Van daar zijn laatdunkend-
DOOR
«Gedenk, gedenk, mijn welbeminde
Wat liefdeband ons eens omsloot!"