No. 65.
WOENSDAG 10 MEI.
3882.
Maroussia.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. TEEKMAN, Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1Franco per post
verhooging.
zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Adverteutiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Lezen niet waar, een eenvoudig woord,
een woord, dat wij honderdmaal per dag
gebruiken, zonder er verder bij te denken en
toch hoeveel omvat dat woord niet. Niet al
degenen, die lezen hebben geleerd in hunne
jeugd, lezen nog. Dij sommigen van hen, die
het nog doen is die neiging tot lezen in een
ware leeswoede overgegaansteeds maken
zij jacht op nieuwe lectuur, op nieuwe stof;
hoe vonden anders die duizenden schrijvers
en schrijfsters een bestaan, hoe vond dat le
gio van dag en weekbladen zijnen weg, als
die zucht tot lezen niet telkens naar bevre
diging zocht; zondagslectuur en leesbibli
otheek trekken van die neiging partij.
Reeds in de allervroegste tijden zocht de
mensch naar middelen om zijne gedachten
te bewaren in zichtbare en blijvende teeke
nen, om de nagedachtenis van dierbaren in
het leven te doen blijven voor volgende ge
slachten, om de herinnering van gedenkwaar
dige gebeurtenissen niet te doen vervliegen
als het zand op den adem der winden. Niet
behoeven wij ons dus te verwonderen, dat in
de landen, wier bewoners reeds in de oud
heid op hooge beschaving aanspraak maak
ten, de overblijfselen der gedenkteekenen
met schrift zijn overdekt, met schrift in zijn
alleroorspronkelijksten vorm, die heel wat
gewijzigd en veranderd is geworden, eer wij
tot de letters kwamen, die nu snel als de
gedachte, op het papier worden geworpen
en wier beteekenis even snel in den geest
van anderen wordt overgenomen. Maar ook
in die landen waar de beschaving niet zoo
spoedig doorgedrongen is, gevoelde men die
behoefte en zoo gebruikte men in VYest-
Europa vóór onze jaartelling reeds het runen
schrift dat een sterke verwantschap bleek te
hebben met de Egyptische hieroglyphen.
Deze laatste zijn met het Chineesche en West-
Aziatische schrift, de drie oudste wijzen van
schrijven, waarvan alle andere zijn afgeleid.
Een der oudste sredenkteekenen van de
kunst van schrijven is de Pentateuch, (de
vijf boeken van Mozes,) hoewel niet zoo oud,
als men doorgaans denkt.
Men zou zich echter zeer vergissen, als
men waande, dat het lezen vroeger zoo al
gemeen was als heden. Daar was in de
eerste en voornaamste plaats tegen, de moei
lijkheid, niet om voort te bi'engen, maar
om te vermenigvuldigen, zoodat het geschre
vene onder het bereik van slechts weinigen
kon komen; in de tweede plaats, de geheele
andere wijze van leven. Zoo was liet dan
ook, dat vier, vijfhonderd jaar geleden, de
kunst van lezen nog slechts door
weinigen
beoefend werd, en dat het in de Middel
eeuwen bijna uitsluitend de kloosters waren,
waarin geschreven en waarin gelezen werd.
De boekdrukkunst maakte den geestesarbeid
van enkelen meer tot algemeen goed en.
naarmate de middelen van gemeenschap beter,
naarmate de behoeften grooter werden, nam
ook de behoefte toe om zich met afwezigen
te kunnen onderhouden, de gedachten van
anderen te kunnen opnemen, in een woord
de behoefte om te kunnen lezen en schrijven.
Zoo groot is in het beschaafde Europa en
Amerika die behoefte geworden, dat het
tegenwoordig voor het nee plus ultra van
onbeschaafdheid wordt gehouden, niette kun
nen lezen. De ontwikkeling, van een volk
wordt dan ook doorgaans genieten naar het
percent van de lotelingen, die kunnen lezen
of schrijven, naar het percent der trouwlus
tigen, die hunne liandteekening künnen zet
ten. En al geven wij nu volstrekt niet toe,
dat dit juist het criterium is, waaraan de
ontwikkeling van een volk moet worden ge
toetst, toch is deze manier van handelen een
bewijs, welk een hoogen prijs er in onzen
tijd aan wordt gehecht te kunnen lezen of
schrijven.
En is het nu inderdaad waar, dat ieder
een lezen kan, wie er werkelijk voor te boek
staat? Wij gelooven het niet. Er zijn er
betrekkelijk maar weinigen, die de gedachten
van den schrijver zoo in zich kunnen op
nemen, dat zij hun eigendom zijn geworden.
Plet is een genot een goed boek ter hand
te nemen, al is het dan ook niet een boek,
dat dienen moet om onze kennis rechts-
streeks te vermeerderen, het is een genot,
den gedachtengang van den schrijver te
volgen, wanneer hij op sociaal of romantisch
gebied heldere voorstellingen aan zuiverheid
van taal en stijl verbindt. Maar ook verderfelijk
kan het zijn, wanneer met schoone woorden
en in boeienden stijl leerstellingen worden
verkondigd, die te verafschuwen zijn wanneer
de zonde wordt verbloemd en het kwade
met een schoonen glans wordt omgeven,
wanneer lage hartstochten worden opgewekt.
Dat alles sleept dikwijls den on nadenkenden
en onervaren lezer mede, en eer hij het
vermoedt of weet, heeft het kwade wortel
geschoten in zijn hart.
Daarom is het ook van zoo hoog belang,
dat ouders en opvoeders toezien op hetgeen
kinderen in handen nemen om te lezen. De
jeugdigen juist behooren tot de onnaden-
kenden en onervarenen, wier lichtontvlam
bare harten drogredenen niet altijd van waar
heid kunnen onderscheiden, die door lezen
hunne kennis trachten te vermeerderen, en
dus lezen met een goed doel. Bij hen is de
vermeerdering van kennis dikwijls gekocht
tegen den prijs van een bedorven hart en
die prijs is te duur. Rijp en groen is voor
niemand dienstig, het allerminst voor hen,
wier magen aan weinig of niets zijn gewoon.
Een gedeelte van onze lectuur is geschreven
met een doel. Wij bedoelen hier meer be
paaldelijk romantische lectuur. Dat doel kan
zijn het bestrijden van eene maatschappe
lijke kwaal, het propogeeren van een denk
beeld, zoodanige romans noemt men tendenz-
romans. Daartoe behooren o. a. Anna Rooze
en Hanna de Freule van Cremer.
In het eerste is het bestrijden van preven
tieve gevangenis het doel, enz. Andere
schrijvers willen een helder licht laten vallen
op een historisch tijdperk, en steken de ge
beurtenissen van dien tijd in een romantisch
gewaad. Met zulke boeken zij men voor
zichtig, maar al te dikwijls wordt het zuiver
historische aan de romantiek opgeofferd.
Maar de meeste boeken, die ook door het
gros het liefste gelezen worden, behooren
tot de zoogenaamde uitspanningslectuur. In
verbazende massa wordt die voortgebracht.
Bij duizenden worden de schrijvers, voor
namelijk in den vreemde geteld. En even snel
als de boeken in het buitenland uitkomen,
worden zij in onze taal overgezet en vinden
hunne lezers onder alle standen. De meeste
dier boeken laten geen blijvenden indruk
na. Er worden geen groote waarheden in
verkondigd, het zijn intrigues, zonderlinge
toestanden, geheimzinnigheden en erger din
gen, die bij voorkeur het thema uitmaken.
Zulke boeken worden door eene klasse van
lezers verslonden. Door sommigen, omdat
zij niets te doen hebben en zoo hunne nieuws
gierigheid bevredigen, door anderen louter uit
zucht tot lezen. Deze lezen om te lezen, zooals
de gulzigaard eet om te eten, de gierigaard
spaart om te bezitten, geen van de drie heeft
er eenig blijvend genot van. Nauwelijks is
het eene boek uit of het andere wordt ter
hand genomen en dat gaat zoo maar voort
tot in het oneindige. Meer dan één jong
mensch heeft aan zulk lezen zijne toekomst
opgeofferd, aan het noodige werd de tijd
ontwoekerd om de leeslust bot te vieren
menige huisvrouw heeft er haar geluk mede
verspeeld, als zij den tijd, voor echtgenoot
P. J. STA HL.
21)
Vrouwen met hunne pasgeboren kinderen in hun
armen, liepen in razende smart her- en derwaarts
sommigen hunner vielen neer onder den een of anderen
.onzichtbaren slag.
Paarden zonder ruiters galoppeerden overal rond.
<0p sommige plaatsen lagen reeds stapels lijken. De
lichamen der gewonden, die den genadeslag afwachtten,
bedekten den grond. De gelederen, zoo even nog goed
aaneengesloten begonnen te dunnenmen kon het
aantal bijna van oogenblik tot oogenblik zien vermin
deren. De grond was, over een grooten omtrek rood
van het bloed. De hemel was donker.
Helaas! het staat niet aan ons voor zulke gruwel
daden een verklaring te vinden.
En daar ginds, niet ver van die afgrijselijke too-
tneelen en recht voor haar uit, als een oasis in de
woestijn, bloeide en geurde de schoone landhoeve
van Knich. Van haar hooge zitplaats onderscheidde
Maroussia reeds het gebladerte van iederen boom in
den dicht belommerden tuinde kleur van elke bloem
Stak tegen den groenen achtergrond helder en scherp af.
De koetspoort stond open, en haar jonge oogen
bemerkten zelfs een talrijke troep goudgele kuikens,
die, zonder zich over vrede of oorlog te bekomme
ren, een uitstapje maakten op de binnenplaats; beter
nog onderscheidde zij op die plaats de wagens, de
werktuigen, de gereedschappen, de vorken, spaden,
houweelen en schoppen, de harken en zeissen, die
als op een rij stonden te wachten naar de werklie
den, die dat alles gewoonlijk hanteerden.
Dicht bij de deur stond een groote, gitzwarte hond,
mQrt een vacht zoo ruig als een schaap in het hartje
van den winter.
De wagen van Maroussia was het slagveld omge
reden van verre had Knichs hond het hooge ge
vaarte reeds zien aankomen. Men kon uit zijn af
wachtende houding gemakkelijk opmaken, dat hij zich
gereed maakte om, wat het ook was, het te ont
vangen met al de koelbloedigheid en de waakzaam
heid van iemand, die van zijn leven al heel wat za
ken gezien, onderzocht en beoordeeld heeftdie zich
ten regel heeft gesteld altijd op zijn hoede te wezen
en niet al te spoedig af te gaan op den eersten in
druk van zijn gewaarwordingen.
VII.
Bij den ouden Knich.
Nauwelijks was de wagen voor de poort blijven
staan, of een jongen van zes of zeven jaar,, die er
flink en sterk uitzag, met wangen als appeltjes zoo
rood en al de manieren van een schalk, vertoonde
zich aan Maroussia. De vaste blik zijner oogen zeide
duidelijk
«Gij komt bier, dus gij moet het eerst spreken.
Wat wilt ge van ons?«
«Is Pane Knich thuisvroeg Maroussia.
«Dus zijt ge hier gekomen om grootvader te spre
ken?» sprak de knaap, hare vraag met een weder
vraag beantwoordende.
«Ja, om uw grootvader. Is hij thuis
«Hij is thuis.
«Waar is hij dan?«
«Hij is in den tuin; maar het kan ook wel wezen
dat hij in huis of op 't veld is.
«Wil je hem eens gaan zeggen, dat wij er zijn
«En gauw ook!« voegde Ivan er bij, die weer een
versche pijp stopte.
Maar grootvader kwam reeds buiten.
Hij zag er uit als een goedig oud man, min of
meer gekromd onder den last der jaren. Hij droeg een
eenvoudig landelijk gewaad, een hemd en een
broek van linneneen zeer nauw hemd en een broek
die zoo wijd was als een golf van de Zwarte Zee
Zijn hoofd was bedekt met een breedgeranden' stroo-
hoed, die hij waarschijnlijk zelf gevlochten had.
Hij herkende Maroussia dadelijk en scheen vol
strekt niet verbaasd over haar komst. Integendeel
men zou gezegd hebben dat hij haar verwachtte en
dat dergelijke bezoeken voor hem de eenvoudigste en
gewoonste zaken ter wereld warén.
«Ah! kleine meid!« sprak hij, «hoe gaat hetNog
altijd wel, altijd tevreden? Komaan, dat is goed kom
maar in huis. Maar als ge soms meer van de open
lucht houd Tarass kent al de plekjes waar aard
beziën te vinden zijn en waar de frambozen rijpen.
Wij hebben nog een hulpbron, een aardige voorraad
andere lekkernijen: honingkoeken, kleine p^stijtjes en
groote ook.
Ivan had zijn ooren gespitst toen bij van «pastij-
tjeshoorde.
Ik geloof dat gij er warmpjes inzit,sprak hij op
gestrengen toon, die echter door het vooruitzicht der
pastijtjesreeds eenigzins verzacht werd.
«Ik ben er den Heer dankbaar voor,« antwoordde
de oude landbouwer. «Kom binnen, kom binnen, als
ik u verzoeken mag.
Hij zag er zoo eenvoudig, zoo goedhartig, zoo on-
noozel uit, die oude baas Knich
«Kom binnen, kom binnen!» herhaalde hij, «kom
toch binnen... Hoe aardig! Welk een aangename
verrassing! Welk een heerlijke ochtend! Ik heb altijd
veel van militairen gehouden Kom binnen, kom
binnen, mijnheer de soldaat, als ik u verzoeken mag
De militair van wien hij zooveel hield, was uitge
put van vermoeienis en hongerig als een wolf; hij
volgde dan ook den ouden landbouwer zonder zich
lang te laten bidden, en zoodra hij in de kamer
was, strekte bij zich zoo lang als hij was op een
bank uit, geeuwende, rekte zijn armen en becnen uit,
en genoot nu volop van deze ongezochte gelegenheid
om eens wat rust te nemen na de doorgestane ver
moeienissen van den oorlog.
Men kon duidelijk bemerken dat hij den ouden
Knich aanzag voor een braven, eenvoudigen, dood-
goeden sukkel, en dat het hem nu verder alleen om
de «pastijtjes»* te doen was.
Maroussia was allereerst er op bedacht geweest,
den grooten wagen op de plaats te brengen. De kleine
Tarass sprong vol ijver oin haar heen en had baar
daarbij zooveel mogelijk geholpen. Toen dit gedaan
was, begaf zij zich weder tot de beide mannen.
Wordt vervolgd.
O
DOOB
Pane is de Poolsche en laag-Rnssisehe naam voor heer
of mijuheer.