^vo. OK.
ZATERDAG 20 MEI.
Een Wolk.
Maroussia.
FEUILLETON.
Uitgever: L. .T. VEERMAN, Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken V O E N S A G
onnementsprijs per 3 maanden f
en
1.—
verhooging.
ZATERD A G.
Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regemeer ?0 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Ad verten tiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond s uur.
Er is zeker niemand voor wien de laatst
verloopen eeuw zooveel goeds opgeleverd
heeft als voor den werkman. Sedert de
groote revolutie de rechten van den mensch,
dus ook van hem, erkend heeft, is zijn toe
stand met reuzenschreden vooruitgegaan. In
beschaafde landen vormt de werkliedenstand
een macht, die zich ieder oogenblik gelden
laat; ook al put ze zich niet uit in pogingen
om dat te doen. Was de werkman vroeger
een uitgeworpene, een paria in de maat
schappij en schoot er voor hem niets over
dan de brokken, die van den welvoorzienen
discli hem toegeworpen werden, 't ligt thans
geheel aan hem, wanneer niet iedereen hem
met achting bejegent, en veelal is 't zijn
eigen schuld, zoo hij niet voorzien kan in
de dagelijksche behoeften. De Staat heeft
zijn waarde erkend door hein in de gelegen
heid te stellen degelijk onderwijs te genieten.
De maatschappij acht hem hoog omdat van
zijn welzijn 't hare afhangt. Ze stelt al wat
onder haar bereik ligt in 't werk om zijn
lot verbeteren. Bonden na bonden verrijzen
om zijn huiselijk leven te veraangenamen,
zijn uitspanningen genotvol te maken, zijn
leed te temperen, zijn woningen te verfraaien,
zijn kinderen te bewaren, zijn ouden dag
minder schrikwekkend te maken.
En wat is zijn loon in betrekking tot tie
alom lieerschende duurte niet gestegen, in
weerwil van de duizenderlei hulpmiddelen,
waarvan de nijverheid zich bedient en waar
voor de werkman zoo bang was. Nu na
P. J. STAHL.
24)
tal van jaren blijkt dat juist de machinen
hem met werk overstelpt hebben en dat
overal zijn loon gestegen, hier en daar meer
dan verdubbeld is. Do Staten waar vrije
handel gehandhaafd blijft, zijn voor hem 't
verkieselijkst. Daar wordt geen perk gesteld
aan in- en uitvoer, daar kan de nijverheid
zich onbelemmerd ontwikkelen en vloeien
de baten van kapitaal en arbeid in voldoen
den mate. Doch niet alleen de toepassing
van den stoom, de vele uitvindingen op 't
gebied der nijverheid en de verbazingwek
kende veranderingen en verbeteringen der
benoodigde werktuigen hebben 't hunne toe
gebracht tot de verhooging van 'l peil waarop
de werkman stond. Daartoe heeft hij zelf
dikwijls den stoot gegeven. Toen hij zijn
waarde leerde beseffen, was 't niet meer dan
natuurlijk dat hij zich genoopt zag in aan
sluiting kracht te zoeken tegenover een veelal
nog onwillige maatschappij. De werklieden-
vereenigiiigen hebben zeer veel goeds ge
sticht, tusschen beide onrust verwekt, maar
in elk geval genoeg kracht ontwikkeld om
aan de kapitalisten te doen verstaan dat de
oude goede tijd voorbij is en de arbeid ook
zijn rechten eischt. Zoo komt er langzamer
hand een zeker evenwicht tusschen deze
dikwijls vijandige machten en heeft de laat
ste niet dan na groote inspanning en soms
met zeer geweldige middelen zich naast het
eerste omhoog getrokken, de verstandhou
ding is in onze dagen tamelijk wel en voort
durend worden nog pogingen aangewend om
die blijvender en inniger te maken.
Toch bestaat er groot gevaar dat eenmaal
die goede orde bitter verstoord, die verstand-
houding losgereten zal worden, 't Gevaar is
misschien nog ver af; wellicht ook vertoog
het zich nooit en komen we met den schrik
vrij; maar het feit dat de regeering der
Vereenigde Staten van N.-Amerika reeds ge
meend heeft een tijdel ijken maatregel tot
afwering van dit niet geheel denkbeeldige
gevaar te nemen, wettigt allezins het ver
moeden dat ook ons werelddeel dat laatste
te eeniger tijd onder de oogen zal moeten zien.
't Gevaar waarop we hier doelen, is een
groote volksverhuizing uit China naar de
beschaafde wereldeen overstrooming van
ons werelddeel en Amerika door zonen van
't Hemelsche rijk.
Het onmetelijke China heeft zijn roem
al eeuwen overleefd. Reeds zeer vroeg tot
een tamelijk hoogen trap van beschaving
gestegen, is het daarop blijven staan volgens
den wil zijns beheerschers, zonder ooit in
de mogelijkheid te komen daarop voort te
bouwen. China is te vergelijken bij een lijk
uit de bedolven stad Pompeji. Zooals 't toen
ter tijd er uitzag, vertoont het zich thans
nog. 't Is versteend en bewaard gebleven,
meer is er niet van te zeggen. De Chinee-
zen zijn echte conservatieven, van niets
meer afkeerig dan van verandering en zoo
verwaand, dat ze meenden hun land een
bijzonderen dienst te bewijzen door alle
vreemde invloeden te weren. Lang vóór
Europa bevolkt was, beoefenden zij de boek
drukkunst, lieten zich op zee door het kom
pas den koers wijzen en kenden de verdel
gende kracht van het kruit. Datzelfde China,
naar 't scheen bestemd om eenmaal aan de
spits der beschaving te staan en daarin
voor te blijven, is thans een afgesneden
deel der wereld. Zeer sterk bevolkt, be
weegt het zich nog naar dezelfde wetten en
in dezelfde kringetjes van voor eeuwen en
al 't geen 't arme volk doet, verricht het op
dezelfde wijs als de voorvaderen deden,
't Heeft geen brood voor zijn zonen en kan
daarom onmogelijk 't oude gebod handha
ven, 't welk den inwoner verbiedt naar el
ders te trekken. Velerlei omstandigheden,
meer nog dan de onvatbaarheid des volks,
hebben 't land in zulk een toestand gebracht.
Geer. wonder in een rijk, waarin jaarlijks
duizenden voorbestemd schijnen door den
honger om te komen, mag 't heeten dat de
bewoners trachten elders een nieuw vader
land te vinden, of althans brood om 't leven
te rekkenen vandaar de vrees in de an
dere streken der aarde voor een overstroo-
ming van 't land door de hongerige Chi-
neezen.
Die vrees is niet ongegrond dus. Een
maal moet 't in dat kolossale rijk tot een
scheuring komen. Tegen den honger kan
een volk niet voortdurend blijven strijden.
Was dit nu alles en konden we hier bij
voegen geen nood, laat China zijn kinde
ren uitzenden naar alle luchtstreken, ze
kunnen toch in Europa en de andere be
schaafde wereld niet aarden en wij kunnen
dergelijk volkje onmogelijk gebruiken, dan
konden we ook alle vrees apart zetten,
maar dan zouden de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika niet dezer dagen de
Chineezen voor de eerstvolgende tien jaren
den toegang tot. de republiek afgesloten
hebben. En gevaar bestaat er, want dat
Wel ürhu, lachte Maroussia.
QVSBLAD
let Laud van Neusden en
EN BE
V-
DOOll
-
Blijkbaar waren die steenen daar neergeworpen in
een lang vervlogen tijd, toen men, onder een nu bij
kans geheel verdwenen gebouw, den ouden kelder
gemetseld bad, waarvan haar zoekend oog bet licht
en luchtgat ontdekt had, schoon het ter nauwernood
zichtbaar was onder de menigte gewassen van allerlei
aard, die er rondom opgeschoten waren.
Heb ik goed gehoord sprak de kleine Maroussia
bij zich zelf.
Haar arm jong hartje klopte tot harstens toe. Maar
de stem, die op nieuw uit den puinhoop kwam, deed
zich voor de tweede maal hooren
Mijn trouw vriendinnetjezeide de stem, »wees
gerust. Wij zijn den stroom overgekomen en wij zullen,
hoop ik, nu niet in de haven verdrinken
Maroussia bleef roerloos staanzij luisterde nog
^teeds, schoon alles reeds weder stil was geworden.
Die paar woorden uit den mond van hem, haar
grooten vriend, waren als zoovele tooverwoorden, die
tiaar van al haar angst, en vrees verlost hadden.
Haar hart vloeide over van blijdschap, haar wangen
kleurden zich met zulk een beogen blos, haar oogen
schitterden met zooveel glans, dat Tarass, die de plaats
rond draafde, zooals het trotsche strijdros van den
ataman het zou gedaan hebben, of die in de lucht
schermde zooals de groote ataman zelf liet tegen den
een of anderen onziclitbaren vijand gedaan zou hebben,
staakte zijn oefeningen en ging vlak voor »de kleine
meid« staan, daar de plotselinge verandering in haar
uiterlijk hijzonder zijn aandacht had getrokken.
Hij hekeek haar met al de nieuwsgierigheid van
een kleinen jongen.
lk geloof dat zij erg in haar schik isgrootvader
heeft haar zeker iets heel lekkers gegeven!» dacht
hij. Maar wat? Zou het krentebrood of gebraden
kastanjes geweest zijn
En lioemeer hij »de kleine meid« aanzag, hoemeer
zijn opgewekte verbeelding opklom tot allerlei denk
beeldige wonderkostjes. Het maakte lieni geheei van
streek, zonder recht te weten wat hij doen zou, maar
altijd vervuld met de streelendste droombeelden, bleef
hij onbewegelijk in dezelfde houding staan.
Maroussia sprak hem het eerst aan
«Willen we eens in den tuin gaan?»
»Nu dat's goed,» antwoordde hij, eenigszins aar
zelend, als een jongen, die niet zeker is of hij door
een toestemmend antwoord winnen of verliezen zal.
«Maar, zeg eens, wat heeft grootvader u gegeven
«Gegeven? Aan wie gegeven?»
«Wel, aan u!«
«Hij heeft mij niets gegeven.
Nu, dan heeft hij u iets beloofddat is evengoed
alsof ge het reeds hadt. Wat heeft hij u beloofd
Tarass zag haar wantrouwend aan.
«Waarom zijt gij dan nu in eens zoo blijde
vroeg hij.
»lk?«
«Ja zeker, gij!»
Zij wilde zeggen: «Neen, ik ben niet blijde
maar zij was niet in staat te liegen, zelfs niet ter wille
van een goed doel, en zij antwoordde dus alleen
«Laten we nu naar den tuin gaan.«
«lk ga al», zei Tarass gemelijk.
«Zouden we daar aardbeziën vinden?» vroeg
Maroussia.
«Ik zal ze wel vinden als ik er naar zoek,« ant
woordde Tarass uit de hoogte.
«Ik zal mijn beW doen om ze ook te vinden.
Denkt ge dat het gaan zal
«Och ja, mogelijk wel. Het is trouwens zoo bijzonder
moeielijk niet. Net een werkje voor kleine meisjes!
Maar als er een mol gevangen of een egel gesnapt
moet worden, dan komt er wat anders kijken!»
En terwijl hij langzaam voortliep naar den kant van
den tuin, nam Tarass een air van gewicht aan, gelijk
het een vermaarden mollen- en egeljager past.
«Ik zeg altijd maar: kleine meisjes weten niet wat
moed isvoegde hij er bij. «Maar jongens
«0, jongens zijn heel dapper!sprak Maroussia,
die bemerkte dat haar makkertje naar een woord zocht
om op voegzame wijze de hoogere beteekenis der
jongens uit te drukken.
«Juist, zoo is het!» hernam Tarass, getroffen door
de achting die het kleine meisje voor jongens koes
terde; en hij zich zelf sprak hij: «Zij is toch niet
zoo dom als ik eerst dacht.
«Jongens kunnen paardrijdenvervolgde hij. Het
is verwonderlijk, zooals zij de wildste paarden weten
te temmen!»
«Zeker, dat is verwonderlijk,» antwoordde Maioussia
lachend.
«Bij gelegenheid zult ge eens zien hoe mooi ik op
onze merrie kan rijdenEen poos geleden, toen ik
in galop voorbij de hut van de oude Hauna ging, heb
ik haar geweldig doen schrikken; de arme ziel dacht
dat het een Tartaarsch krijgsman was! Ge weet wel,
die oude vrouwen zijn erg hang voor de Tartaren.
«Die arme vrouwensprak Maroussia.
«Maar gij behoeft niet hang te wezen, hoor; ik
zal u verdedigenzeide hij in een opwelling van
buitengewone edelmoedigheid.
O, gij-' kunt er gerust oprekenen! .e moet welen
dat ik in het geheel niet tegen de 'grootste gevaren
opzie Eens zal de dag komen
snoedk
misschien dat ik ai »ie vijanden onzer Ukraine in
slokken z;G houwen! Will ge dit deurtje door
gaan? Kom hier langs, de aardbeziën staan aan dezen
kant. Weet ge wat mijn plan is Weet ge
liet niet?»
Neen, vertel het mij eens.
»Nu dan, ik hen van plan het kamp der Tartaren
of Turken to overvallen, ze alien dood te slaan, en
hun opperhoofd gevangen tc nemen Hoe vindt
ge dat?»
«Dat zou roemrijk zijn!» antwoordde Maroussia in
vollen ernst.
«Roemrijk, niet waar?. Er is in Frankrijk wel een
boerenmeisje geweest, die al de vijanden uit haar land
gejaagd heeft.
»0!« riep Maroussia, wier oogen schitterden als
een zon, «wat moet die gelukkig geweest zijn!»
«Ze hebben haar verbrand,» merkte Tarass op.
«Dat komt er niet op aan, dat doel er niet toe,»
hernam Maroussia; «zij was de gelukkigste van alle
vrouwen.
(Wordt vervolgd.) 1