No. 76. Zaterdag 17 Juni. 1882. FEUILLETON. Maroussia. Uitgever; L. J. VEERMAN Heusden, BUITENLAND. BINNENLAND. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z ATEEDA G. 'Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post zonder prijs- Adverteutiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden verhooging. VU stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Na dit tweede lied vroeg men nog een ander doch de oqde muziekant gaf niet terstond gehoor aan dien wensch. «Ik vrees,sprak hij, «dat ge niet met welgeval len zult hooren naar hetgeen mij nu invalt. Het is iets droevigs en wreeds. »Dat maakt niets uit,riep een lange, magere officier, die er zeer norsch en onvriendelijk uitzag. «Ons beroep maakt onze oogen al droog genoeg, wees maar niet bang dat gij ze te nat zult maken. Het kan nooit kwaad als men eens andere indrukken krijgt, en daar hebt gij goed slag van.* Gij wilt het dus?* sprak de oude man. «Welnu luister* «Voor lange, lange jaren waren er eenige brave lieden die een vaderland hadden och, een zeer klein vaderland, maar dat voor hen meer was dan de heele wereld. Zij hadden dat vaderland lief. Hunne voor ouders hadden het vruchtbaar gemaakt, hunne moeders hadden het verfraaid, hunne zusters hadden er een geurig paradijs van gemaakt. Zij leefden stil en rus tig voort, zonder zich te bemoeien met hunne mach- tige naburen. Doch op zekeren dag zeiden die naburen tot elkaar: Dat land is een gelukkig land; het is rijk, het is bekoorlijk, het zou een fraaie ring aan onzen vinger zijn. En het kleine, gezegende land werd plotseling overvallen. De strijdrossen van het sterke volk vermorzelden de kinderen van het zwakko volk. De sabels der jonge, baardelooze officieren sloegen de van ouderdom vergrijsde hoofden der vaderen af en ontzielden zelfs de vrouwen die achtergebleven waren orn over huis en haard te waken. De krachtige en onversaagde jongelingen, voor de overmacht bezwijkend, vielen in den strijd. De moedige en teedere jonge- dochters bleven te vergeefs naar hunne broeders, naar hunne bruidegoms uitzien. Gansche huizen, steden en dorpen waren verdwenen. «Welk misdrijf moest dat kleine volk zoo zwaar boeten «Het boette geen misdrijf! Het zou de moeite des roovers loonen en dat was al «Maar wie weet of te eeniger tijd dat sterke volk, aangevallen door een nog sterker volk, niet onder het zelfde vonnis zal hebben te bukken «En als dat geschiedt, in den naam van welke ge rechtigheid zouden de overwinnaars van heden, maar straks de overwonnenen van morgen, dèn hunne klachten willen doen opgaan tot voor het aangezicht des allerhoogsten Bij het aanhooren dezer eenvoudige opsomming van gebeurde feiten, waarvan enkelen niet de toepassing zochten te maken, waren er anderen die haar wel maakten. Voor deze laatsten was de zaak volkomen duidelijk. Er begonnen levendige gesprekken gevoerd te worden. «Wel, alle duivels!» riep de officier, die zich zoo even beklaagd had dat zijne oogen reeds zoo lang droog waren geweest; «dat oude lied uit vroeger dagen is regelrecht aan ons gericht. Zou die oude zanger dat wel begrepen hebben Men zou moeten zeggen dat de wereld niet veel veranderd is sedert de honderde jaren dat men het zingt.* Op zijn passprak de nette jongman Wel beschouwd, heeft die zanger geen ongelijk maar wat zal zijn les baten Het bevel is gegeven en wij moe ten marclieeren. «Waarover beklagen zij zich?* merkte een ander op«De Ukraine aan de Ukrainerswat wil die leus zeggen Men zal hunne Ukraine immers niet voor hun oogen opeten Die lieden zijn gek Is het dan zoo verschrikkelijk, wanneer men zelf niets meer is dan een onbekende mierenhoop, eindelijk deel te gaan uitmaken van een groot en machtig rijk?* «En toch,* hernam de jonge blonde officier, stel len wij ons eens in hun plaats. Wat zij nu doen, zouden wij dat dan ook niet doen Het is altijd onaangenaam, door geweld overrompeld te worden, voor deu duivelGij zult misschien zeggen dat zij er over honderd jaar misschien niet eens meer aan den ken zullenvoor hen die over honderd jaar leven zullen, gaat dat misschien opmaar voor hen wier hutten in brand gestoken zijn omdat zij ze heb ben willen verdedigen, is de quaestieniet precies dezelfde. «Zulk een klein volk, dat bestemd is om een onderdeel van groote volken te wezen, heeft het recht niet, naar zijn eigen verkiezing te leven. Alleen groote rijken kunnen groote dingen tot stand brengen.* «Dat is wel mogelijk Maar naar zijn eigen ver kiezing te leven in een lief klein huisje, waarin men gewonnen en geboren is, moet toch ontegenzeggelijk i ook iets heerlijks wezen. «De vaderlandsliefde, die bij groote volken wel goedgekeurd wordt, zal den kleineren ook geen nadeel doen,« sprak een jong kapitein. «Wat gij daar zegt is te inecr juist,antwoordde de oude officier wijsgeerig, «omdat wat al te groot is, ten slotte toch verbrokkelt. Ik kan mij wel eens bezorgd maken over al onze grootheden.* Men ziet dat iedereen vrijuit zijn gevoelen zeide. Wie geen vreemdeling in dergelijke legerplaatsen is, zal zich hier niet over verwonderen. De tucht heerscht er alleen over de lichamen. De tongen worden er dikwijls minder dan ooit in bedwang gehouden. De vrije geest zoekt overal zijne rechten te hernemen. Langzamerhand liep het gesprek ook over den veldslag, welke den vorigen avond en dien ruorgen had plaats gehad. «Die boeren vechten als helden,* verklaarde een der sprekers. «Als duivels uit de hel!* betuigde een breedge schouderde kerel, die zijn arm in een doek droeg. «Al hadden ze opperhoofden en geregelde instructiën, konden ze niet moeilijker te bestrijden zijn.* «Te sterven aan den steek van een hooivork is niet alles voor een soldaat,* meende een ander. «Wie zou het onzen armen kolonel hebben aan gezegd, dat het op die wijs met hem zou afloopen «Wat, niet eens aan een lanssteek!* riep hij uit toen hij neerviel. Vervloekt zij die oorlogwelke afschuwelijke wonden; de dokters weten er geen raad mede. En welk eeri menigte gekwetsten en dooden Het zijn letterlijk wolven, echte razende wolven. Men denkt dat wij ze onder den duim hebbenmaar wij hebben het misstraks slaan ze weer op om ons te bijten. Nog twee overwinningen als de laatste, en als we geen versterking I krijgen, kunnen we het bezette terrein niet eens hand- i haven.* (Wordt vervolgd.) NIEUfSBLÏ D Het Land van Neusden en Alten, DB LANGSTRAAT EN DE BOMMELERWAABD. Derwiseh-pacha heeft aan verscheidene personen medegedeeld, dak hij spoedig tot eene regeling der bestaande moeielpkheden zou geraken. Verleden Zaterdag ontving hij dc nlema's'der Universiteit. Vier hunner stonden op om te verklaren, dat zoo Egypte niet door Europa geannexeerd was, men dit aan Arabi-pacha en de militaire partjj te danken had. Zjj voegden er bij, dat de Engelsch-Fransche vloot zich moest verwijderou, voordat de aanhangige vraagstukken geregeld konden worden. Op deze woorden stond Derwisch-pacha op en verklaarde aan de vier nlema's, dat hjj als vertegenwoordiger van don Sultan gekomen was om hen aan de bevelen van laatstgenoemde te doen gehoorzamen, niet om hun raad in te winnen, en beval hun de zaal te verlaten. Derwisch zette toen zijn onderhoud met de andere ulema's voort, en ontving daarna de Sjeiks der Bedoeïenon, die hem de verzekering gaven van hun gehechtheid aan den Saltan en den Khedive. In de diplomatieke kringen is men vrij algemeen van gevoelen, dat Derwisch niet zoo ver zal gaan als het Engelsch-Fransche ultimatum en eenig voor behoud ten opzichte van de hoofden van den opstand maken zal. De Daily News meldt in eene dépéche uit: Caïro, dat de consuls-generaal van Frankrijk en Engeland, na een lang onderhoud met Derwisch-pacha, een gunstigen indruk aangaande den uitslag zijner zending verkregen. Derwisch toont veel zelfvertrou wen. In den loop van een gesprek mot verschillende leden van de Kamer der Notabelen zeido hij: »Ik ben staatsman noch diplomaatik beu niets meer dan een oud soldaat en was zeer verwonderd toen de Sultan mjj deze zending opdroeg. Maar naar het mij voorkomt geldt het hier slechts een quaestie van militaire insubordinatie, een opstand van het leger. Wellicht zou het beste middel tot regeling zijn, dat de Khedive mij tot minister van oorlog benoemde.* Een correspondent der Daily Telegraph had naar aanleiding der crisis in Egypte een vrij langdurig onderhoud met Arabi-pacha en eenige andere onte vreden officieren. In zijn net gemeubeld kabinet zat Arabi-pacha met de officieren aan zijn linker hand, terwjjl rechts een stoel voor den journalist was opengehouden, naast wieu oen aantal Bedoeïenon en Sjeiks plaats namen. Allen waren tot de tanden gewapend en zagen er schilderachtig uit. Nadat de koffie en sigarettes waren rondgediend, DOOK P. J. STA HL. 82) begon Arabi zijne mededeelingen met de verklaring, dat hij volstrekt niets had tegen de Europeanen en er niet aan dacht hen te kwetsen. Alleen achtte hij het noodig, dat do heer Malet het land verliet. De vertegenwoordiger van Engeland, die noch de taal, noch het land kende, liet zich door anderen op het dwaalspoor leiden en had vooroordeeleu, welke hem vaak onredelijk maakten. Bij zijn verkeer met de inboorlingen moest de heer Malct zich steeds vau een Syrischcn tolk bedienen, zoodat hij dikwijls de ware toedracht der zaak niet vernam. Daaren tegen had Arabi niets tegen den Franschen consul- generaal, deu heer Sienkiewicz. Zelf was Arabi vast besloten, liever te sterven, dan zich met don Khedive te verstaan of het land te verlaten. In een zitting van het lagerhuis gaf sir C. Dilke, op verscheidene aan hem gerichte interpellation betreffende Egypte, in hoofdzaak het volgend antwoordDat het te Alexandria thans rustig was en de Egyptische troepen er tot 12,000 man waren versterkt. De Britscho consul-generaal Malet had in last ontvangen, den khedive en Der wisch-pacha naar Alexandria te volgen Arabi- pacha was vermoedelijk nog te Caïro. Wat de veiligheid der Europeanen aldaar betreft, was er grond om te golooven, dat als voornoemde consul-generaal naar Alexandrie ging, een groot aantal Europeanen hem zou volgen. Het voortduren dor tegenwoordige toestanden van regeringloosheid in Egypte kon niet langer geduld worden. Meer kou de Minister voor het oogenblik niet mededeelen. Er is sprake van hot versterken van Rnslauds westelijke grenzen. Onder anderen wil men weten, dat Lublin en Kowno, niet ver van de Duitsche grenzen gelegen, tot veringen eerste klasse zullen verheven, en dat Pinsk en Minsk, door het graven van een nieuw kanaal door de Bog, met elkander zullen vereenigd worden. Een telegram uit Nicolaïeff meldt de aankomst aldaar van den Grootvorst Alexis, Groot-admiraal der Russische vloot. Er is besloten, twee nieuwe pantserschepou voor de Russische vloot in de Zwarte Zee te bouwen, en wel een daarvan te Nicolaïeff en het ander te Sebastopol. De som van 3 milli- oen roebels is tot dat doel beschikbaar gesteld. Uit Teheran wordt bericht, dat 5000 Akhol Turkomanen bij de Russische strijdmacht te Askabad in dienst getredou zijn. In Hongarije is do stad Vershetz, door het plot seling wassen van de Nessitsch, geheel overstroomd. Er zijn verscheidene huizen ingestort en twee brug- gen vernield. Eenige zich daarop bevindende per sonen werdeu door den stroom medegevoerd. Behalve een aantal volwassenen, zijn er ook 12 kinderen verdronken. Met groote plechtigheid is te Potsdam de zoon van Prins Wilhelm van Pruisen gedoopt. Friedrich Wilhelm Victor August Ernst, dus heet na de jongste telg uit het huis Hohenzollern, de jongste der vier Keizers, aooals de Berlijners zeggen. Ter eere van het zeldzame feit, dat de regeerende Vorst en drie troonopvolgers in rechte lijn te ge lijk in leven zijn, is het doorlachte viertal sameu gephotograpbeerd. Men ziet daar overgrootvader, grootvader, vader en zoon op een plaatje, dat daarom de Vier-Keizersphotographie wordt genoemd. Ter eere der plechtigheid waren tal van regeeiende en niet regeerende Vorsten overgekomen terwijl Kei zer Wilhelm zelf zijn achterkleinkind ten doop hield. In het Zwitsersche dorp Groszhochstütten (kan ton Bern) is dezer dagen het dak der kerk in brand geraakt ten gevolge van een luchtballonnetje met spiritusvlam, dat do onderwijzer van het dorp liet opstijgen, om de schoolkinderen in de geheimen der aëronautiscbe wetenschap in te wijden. De kerk bleef grootendeels behouden, maar het dak was vernield en de toron brandde geheel af. De volksraad in de Transvaal heeft eene pensioen aanvraag voor mevrouw de wed. Burgers afgewezen. Aldus molden de Zuid-Afrikaausche bladen. Lastig geval, zelfs voor een Salomo. Uit Avos- nez-les Anbert (Frankrijk) wordt gemeld, dat de echtelingen D., hun zuigeling aan een vroegere dienstbode, die zelf een klein kind had, ter oppas sing gegeven hebbende, toen zij het wicht kwamen terughalen, evenmin als deze laatste konden uitma- k«n, welk kind het hunne was, zoo sprekend ge lekeu de twee op elkaar en ongelukkig waren zij volmaakt gelijk (in kleederen zonder merk?) ge kleed. Ten einde raad, besloot men, dat D. beide kindereu zou grootbrengen. De werklieden in de suikerrafinaderijen te Pa rijs hebben een adres aan den gemeenteraad inge diend, waarin zij om don steuu van deu raad in hunne eischen tegenover hun patroons vragen. Do commissie van onderzoek stelde voor dat de raad, on der verklaring dat er geen praktisch middel is om aan de werklieden voldoening te geven ten aan zien van de vorhooging van hun loonen, tot de orde van den dag zou overgaan. Eeu der leden wilde wol degolijk tusscheukomst in dezen strijd van den arbeid tegen het kapitaal en herinnerde dat de stad Lyon 200,000 francs indertijd heeft gegeven voor de werklieden in de weverijen, die grève maakten. Met 30 tegen .21 stemmen veree- nigde zich echter de gemeenteraad met het voor stel der rapporteurs. Men schrijft ons uit Amsterdam: Do verzuchting van allo geboren Amsterdammers luidt gelijk die van de bewoners van alle groote plaatsen dat ze hun eigen geboorteplaats niet meer kennen. Mijn wieg stond niet in de hoofd plaats, ik woon er nog zelfs zeer kort, en toch is de buurt waar mijn woning staat in de laatste maanden geheel van gedaante veranderd. De wo ningen elk van vier vordiepingen rijzen als uit den grond op. Lang voor dat de werklieden er de laatste hand aan gelegd hebben, zijn ze al bowooud. De straten nemen zoo toe, dat de lieden die er geen kaart mot platte grond op na houden, den weg niet meer kennen. Vlak naast mijn deur woedde eenige dagen geleden een hevige brand en onze" brandweer een uitmuntend korps, waarover ik bij gelegenheid eens iets meedeelen zal kende, naar men mij verzekerde, du straat niet, in welke men haar hulp zoozeer behoefde. Van daar dat ze betrekkelijk laat op 't tooneel van den brand verscheen, doch toen ze er was, waren de vlammen in een half uur tijds gebluscht, ofschoon 't gan sche perceel in lichte laaie 3toud. Toch is reeds voor langen tijd tot deu aauleg dier straat beslo ten niet alleen, maar ook tot dien van eon tweede van denzeifden naam, op een terrein waar tot heden nog zaagmolens hunne wieken rondvoeren. Do toe neming der bevolking zal ook deze slopen en hoe ver Amsterdam zich nog wel uitzetten zal, is bij geen mogelijkheid te berekenen. Dat kan nog lang voortduren, doch 't zou ook kunnen zijn dat er plotseling do klad in kwam en we in plaats van te kort, overvloed van woningen kregen. Ge be grijpt dat de speculatiezucht onzer bouwmeesters of meestertjes, want eeu waarachtig bouwkundige richt geen huizen op, uitsluitend met hA doel om er moe to handelen dat die zucht, zeg ik, een groote rol speelt in den huizenbouw. Er worden op één veiling soms duizenden verdiend, maar er wordt dikwijls verspeeld ook, en van daar dat men reeds voorspellingen hoort van minder aangeuamon klank, voor do huisbazen wel te verstaan, niet voor de huurders, die de groote vraag naar woningen liever wat getemperd zagen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1