No. 78.
1882.
FEUILLETON.
Maroussia.
Uitgever: L. J. YEERMAN. Heusden.
BUITENLAND.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post
verhooging.
zonder
prijs -
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur.
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Ingezonden
De jonge Kozak lichtte even zijn muts op, bij wijze
van groet, en terwijl hij naar het einde der straat
wees, waar eenige vensters half verlicht waren, ant
woordde hij
Als gij deze straat uit zijt, moet ge links omslaan
en ge zijt voor het huis van den groot-ataman.»
«Ik dank u, broeder.»
Zij gingen de aangeduide straat in, sloegen links
om en bevonden zich inderdaad vlak voor de woning
van den ataman.
'Het huis van den groot-ataman was niet grooter
van afmetingen dan de anderen; niets onderscheidde
het van zijne buren, zelf geen schildwacht; men kon
het alleen daaraan kennen, dat het wat meer verlicht
was. Twee jonge meisjes, die voorbij deze verlichte
ramen gingen, bleven een oogenblik staan, en terwijl
zij ter sluiks door de ruiten gluurden, zeide een der
beide nieuwsgierige juffertjes
»Het schijnt wel dat onze ataman weer niet te
bed is!
Door de ruiten van een dier ramen waarachter het
licht brandde, vermoedde men meer dan men zag het
hoofd van een Kozak met groote, lange knevels; een
hoofd dat uit een blok zwart marmer gehouwen
scheen.
»Dat is een man die op wacht staat!» sprak
Tchetchevik bij zich zeiven.
De schildwacht als het een man was bleef
onbewegelijk, alsof hij in diepe overpeinzingen ver
zonken was.
Als men goed luisterde, hoorde men op de eerste
verdieping, binnen in het hnis, iemand met een zwaren
stap heen en weder loopenzijn tred was nu eens
snel en dan weder gematigd.
Dat is al een zeer eigenaardige manier van loopen
sprak Tchetchevik nogmaals bij zich zei ven.
Hij klopte aan de deur.
De Kozak, die onbewegelijk bij het venster stond,
richtte zich op en deed de deur open.
De voetstappen, die men zooeven gehoord had ble
ven achterwege.
»De vrienden uit de verte zenden hunne beste
wenschen aan den groot-ataman,sprak Tchetchevik
op bescheiden toon toen hij binnentrad.
De omgeving was niets minder dan prachtig.
Het voorvertrek was laag en zonder eenige ver
siering. De deur die toegang gaf tot de aangrenzende
kamer, was zorgvuldig gesloten.
«Wel, ik ben er zeker van dat de groot-ataman
ten hoogste dankbaar zal zijn voor die goede gezind-
beid,« antwoordde de gebaarde Kozak met zekere
voorname onverschilligheid.
Zijn gelaat drukte verbazing noch bezorgdheid uit.
Men zou gedacht hebben dat de groot-ataman dag
aan dag dergelijke bezoeken ontvingbezoeken
van rondreizende muzikanten, die tijding van «vrienden
uit de verte» brachten.
«Kan ik mij vertoonea aan den groot-ataman zelf',
broeder?» vroeg Tchetchevik.
Doch op hetzelfde oogenblik ging de deur, die in de
aangrenzende kamer uitkwam, plotseling wijd open,
alsof een ongeduldige hand het slot had losgerukt, en
verscheen de groot-ataman zelf op den drempel.
Hij sprak geen woordmaar zijn gelaat sprak voor
hem en scheen te vragen:
«Van waar komt ge? Wie heeft u gezonden?
Welke tijdingen brengt ge?«
Het licht bescheen hem slechts flauw en men kon
zijn geladt niet ten volle onderscheiden. Maar zijne
oogen, zijne doordringende en onderzoekende oogen,
glinsterden als vurige kolen.
«Ik buig mij neer voor den groot-ataman,» sprak
Tchetchevik, terwijl hij eerbiedig het hoofd op de
borst liet vallen.
Maroussia, die nog altijd bij haren grooten vriend
was gebleven, groette op dezelfde wijze.
«Gij zijt welkom,» antwoordde de groot-ataman.
«Welk lied zult ge voor ons zingen, wakkere zanger?»
Zelfs in den klank zijner stem herkende men den man
die gewoon was te bevelen, en die zich door niets
liet terughouden als het er op aankwam zijn over
tuiging uit te spreken of te verdedigen.
«Welk lied, o onze groot-alaman? Ik wensch er
u meer dan een te doen hooren, en op mijn eigene
wijze, zoo het u behaagt er naar te luisteren.
De groot-ataman gaf geen antwoord. Maar welke
woorden, hoe krachtig ook, konden beter zijn smart
uitdrukken, dan dit stilzwijgen van weinige oogen
blik ken.
«Van waar komt gij vroeg hij eindelijk.
«Van Zaporogié,hernam Tchetchevik. «De dappere
mannen van Zaporogié bieden den groot-ataman hunne
heilwenschen aan
«In tijden als wij nu beleven, heeft niemand heil
wenschen te doen of te ontvangen,antwoordde de
ataman. «Kom in mijn kamer.
Tchelchevik volgde den groot-ataman, terwijl hij
Maroussia nog altijd bij de hand hield, en trad het
naburige vertrek binnen.
Deze kamer was even eenvoudig als de eerste de
muren waren met witte kalk bestreken en de meu
belen van gewoon lindehout, zooals men dat in iedere
boerenwoning vindt.
Doch men zag er een groot aantal prachtige oh
kostbare wapenenpistolen en dolken van allerlei
vorm en afmeting schitterden aan de muren.
De tafel lag vol brieven en aanteekeningen boven
op deze papieren zag men de b o u 1 a v a, de bcvel-
hebberstat van den ataman liggen.
nïóeienis op zijn stengel omlaag hangt; zij heeft be
hoefte aan slaap.
De groot-ataman stond op en nadat hij van een
der haken in den muur een prachtigen mantel had
afgenomen, wierp hij dien aan Tchetchevik toe, en
wees hem een rustbank aan, waarover een prachtig
Persisch tapijt gespreid lag. De afgezant nam de dood
moede Maroussia voorzichtig in zijn armen enieihaar
op het rustbed. «Doofstom» sprak hij nog eens
waarschuwend, terwijl zijn lippen haar voorhoofd
raakten.
In de plooien van den zwaren mantel gewikkeld,
lag Maroussia half sluimerend een tijdlang te staren
naar debeide mannen, die aan een tafel hadden
plaats genomen, met een brandende kaars tusschen
hen in, welke een mat licht op beider gelaatstrekken
wierp. Hun ernstige blikken en hunne fluisterende
Een
gedeelte
groote
houten
zonderling voor
van den muur was voorzien van
haken, en daaraan hingen de gala
kleederen, geheel geborduurd met goud, zilver en
edelgesteenten. Die gouden borduursels en die kost
bare steenen verspreidden een fonkelenden gloed door
de kamer en gaven er een zeer
komen aan.
In een hoek stond een bed, dat nooit rust scheen
verschaft te hebben aan hem die er gebruik van
maakte. Een kussen dat een eindweegs van de hoofd
peluw af lag, bewees duidelijk met hoe koortsigen
gloed het hoofd brandde, dat er voor weinige oogen-
blikken den slaap op gezocht had.
«Wees zoo goed om te gaan zitten,» sprak de
groot-ataman.
Hij nam nu ook plaats en zijn vurige oogen rustten
beurtelings op de reuzengestalte van Tchetchevik en
het tengere figuurtje van Maroussia.
«Wat moet dat kind hier?» vroeg hij.
«Doofstom; sla geen acht op haar. Haar hoofd is
niets meer dan een klein rozeknopje, dat van ver
stemmen bewezen dat ze gewichtige zaken verhandelden.
Het gold de toekomst der UkraineTchetchevik trachtte
den ataman te Opt&cgpiu afstand van zijn macht te
doen ten voordeele van zijn mededinger en in het
waarachtig belang des vaderlands.
Die maatregel was naar de meening van den afge
zant dé écnige kans op redding. De andere ataman
zou dan de volle verantwoordelijkheid voor al wat
er verder gedaan werd op zijne schouders moeten
nemen en, ais hij dan ook tegen de reuzentaak van
de redding des lands niet opgewassen bleek, voorzeker
het loon voor zijn traagheid ontvangen.
De ataman was door dezen voorslag diep getroffen.
Hij dacht er een pruimen tijd stilzwijgend over na.
Maroussia, die uit een lichte sluimering ontwaakt was,
meende het kloppen van zijn hart te kunnen hooren.
«Het zij zooals gij zegt,» sprak hij eindelijk. «Maar
met dien verstande dan, dat gij mij, omdat ik de beste
ben, hebt gekozen om het ergste te
niemand mij van verraad, zélfs niet van
Zal
beschuldigen, als ik bewilligd heb in
ontgaan,
lafhartigheid
hetgeen ge
van
en mijn gezag opoffer om de zoo nood-
e eenheid tusschen (ie velschillende strijdkrachten
vraagt
mij
zaken,
te herstellen?»
«Niemand zal onbekend blijven met de heldendaad
uwer opoffering,» hernam de gezant.
«Weten onze vrienden, die mij gezonden hebben,
dan niet wat dit offer u korten moet?»
»En als de ellendeling ons verried?»
Wordt
vervolgd.
Het Laud van lleusden en Altena.
"V.v.-
DE LANGSTB
EN DE
WAARD
Henry Bessemer heeft een voorstel gedaan om
Londen op zeor goedkoope wijze te voorzien van
electriciteit, ten behoeve van de straatverlichting,
van particuliere woningen en andere gobonwen, en
daarenboven van de noodigo drijfkracht in fabrieken,
enz. Dit voorstel, hoe eenvoudig het betrekkelijker-
wijze ook zij, naar den tegenwoordigen stand der
wetenschap, der techniek, wordt door velen met
een ongeloovig hoofdschudden begroet.
Door middel van een koperen draad, ter dikte
van een duim, beweert hij in staat te zijn electriciteit,
ten bedrage van 84,000 paardekrachten, naar Lon
den over te voeren. Uitgaande van dit standpunt,
dat mon door het verbranden van 3 pond steen
kolen een kracht kan opwekken, gelijkstaande met
één paardekracht, dan zal men door aanwending
van machines, welke 6l/3 dag per week in werking
zjjn, 1,012,000 tou steenkolen behoeven, om Londen
in den loop van een jaar te voorzien van electriciteit
ten bedrage van 84,000 paardekrachten.
De daartoe vereischte hoeveelheid steenkolen van
ruim een millioen ton, stelt hij voor te verbruiken
in de nabijheid der kolenmijnen, welke het dichtst
bij Londen worden ontgonnen, waar het artikel
slechts een vierde gedeelte kost van 't geen er in
de hoofdstad voor betaald moet worden. Per ton
kosten zij aldaar aan de bron slechts 2 a 6 shilling,
naar gelang van de qualiteit.
Om die kracht in electriciteit naar de hoofdstad
te geleiden, behoeft hij een koperen draad ter dikte
van een duim. Zulk een draad ter lengte van een
Eugelsche mijl 1600 meter, kost 533 of 6396
gulden. Het naastbij gelegen groole steenkolen-
district ligt op een afstaud van 120 mijlen van
Londen, zoodat voor het aanloggen der leiding, wat
don draad betreft, een som van 63.960 of 767.520
gulden zal worden vereischt. Voor de rente van
dit kapitaal a 5 °/0, met inbegrip van de gelden
benoodigd voor den aankoop der vereischte machi
nes, de bedrijfskosten, enz., zal men Louden kunnen
voorzien van de genoemde electriciteit, ten bedrage
van 84,000 paardekracht.
Degenen die dit voorstel met schouderophalen en
ongeloovig hoofdschuddeu begroeten, hebben ver
moedelijk geen kennis genomen, van 't geen in
Noord-Amerika reeds geschiedt. Daar wordt do
Niagara reeds aangewend in gelijken zin als bedoeld
wordt iu het voorstel-Besemer. Door middel van
dynamo-electrische machines wordt aldaar electri
citeit ten bedrage van 26,250 paardekrachten op
gewekt en 300 mijlen ver geleid, waartoe een draad
ter dikte van een halven duim wordt gebezigd. Het
verlies in kracht door deze lengte is volgens
het bekende tijdschrift Steel and Iron, waaraan het
bovenvermelde is ontleend, niet meer dan 20 a/0,
want aan het uiteinde van den draad verkrijgt men
21,000 paardekrachten.
Een ingezonden opstel in «Daily News« geeft
kort, maar scherp, de hoofdoorzaak der beroering
in Egypte. «Van 1868 tot 1875 (zegt do schrijver
o. a.) was ik iu Egypte jaarlijks drie maanden.
Mijne firma deed er voor meer dan een millioen
pond sterling zaken. Herhaaldelijk moest ik met
den vorigen Khedive en de voornaamste autoriteiten
in aanraking komen. Er waren tijden, dat mijne
firma duizend fellahs in dienst had en ik had ovei1-
vloedig gelegenheid, om bekend te worden met de
algemeene stemming der Egyptenaars jegens de
Europeërs. De buitensporigheid van den vorigen
Khedive is de groote oorzaak der tegenwoordige
beroering. Om de renten te kwijten op Ismatils
verbazende sehuld is het volk zeer zwaar belast.
Tot dusver is de Fransche en Eugelsche tusschen-
komst door do Egypteuaren niet beschouwd als oeue
staatkundige, maar als eene financiëelo. De controle
met zijne zeer ruim betaalde ambtenaren en het
verdringen der inlandsche ontvangers is gehaat go-
worden. De nationale partij gevoelt, dat het land
geldelijk is overgeleverd aan den ongeloovige en I
uitgezogen wordt, om den ongeloovige te betalen.
De kreet «Egypte voor de Egyptenaars is het
groote geheim van Arabi's welslagen, omdat ze
eigenlijk beteekent wraking van Ismaëls schuld en
het vertrek met pak en zak van do Europeesche
controle. Niemand die Egypte kent kan twijfelen,
of zijn toeleg zal gelukken. Hij heeft het leger iu
zijne hand; de Khedive is een strooman. Derwisch-
pacha vertegenwoordigt het failliette Turkije, wat
eindelijk door de diplomatieke dwaasheden van Europa
weder den voet in Egypte heeft. Wanneer zal hij
het land weder verlaten Hij en Arabi zullen boe
zemvrienden zijn. Natuurlijk gaven zij gemeenschap
pelijke waarborgen voor het goede gedrag van het
leger. Zij hebben de macht en zullen die blijven
behouden. Zij zullen samen werken. Den Khedive,
den vriend van Engeland en Frankrijk, zullen zij
niet afzetten. Men zal hem behouden als nuttig uit-,
hangbord, om ueu vreemdeling genoegen te doen.
Althans voor een tijd. Maar wanneer Engeland en
Frankrijk troepen landen, zal eerst recht blijken,
hoe groot de vriendschap is tusscheu Derwisch en
Arabi. Dan komt zekor de Europeesche uittocht,
indien niet eeu algemeene moord. En het eerste
wat geschieden zal is het sluiten van hot Kanaal.
Laat ons niet ons zelf bedriegen. Turkije heeft
don voet in Egypte en zal dien er in houden. Het
kent de geheimen van den Europeeschen najjvereu
geen natie beter dan de Tui'ksche weet, hoe daar
van partij te trekken. De Turk weet te zwijgen
en te wachten. Engeland is juist zes maanden te
laat voor het goede tijdstip van handelen. Wat nu
geschieden moet is den staat van zaken onbevreesd
onder do oogen te zien, en, het moge kosten wat
het wil, de stelling te heroveren, die verloren is
gegaan.
De raad aan het slot is gemakkelijker gegeven
dan opgevolgd. Het is althans op het oogenblik
geenszins duidelijk wat Engeland zou kunnen doen,
zonder nog de verwarring te vergrooten. De con
ferentie zal de zeer moeilijke taak hebben, om wat
bedorven werd zoo goed mogelijk te herstellen.
Maar hoe dit gelukken zal, zonder den wortel te
raken van het Egyptische kwaad, is een raadsel.
En wat de eigenlijke grond is der beroeriug wordt
door den inzender zeer juist aangeduid. Nu de
Egyptische welvaart door de jongste gebeurtenissen
zulk een schok kreeg, is nog minder dan vroeger
te denken, dat aan do schuldregelingen de hand
gehouden worden kan, als ware er niets gebeurd
eu die schikking volkomen billijk. En in de usan-
tiëu der Europeanen zal ook wel eene kleine ver
andering moeten komen, eer zij weder zich volko
men rustig in Egypte kunnen vestigen.
Volgens een officiëel rapport zijn er 1280 Euro
peesche ambtenaren in Egyptischen dienst; de mees-
ten zijn bij de gorechtshoven ran Caïro en Alexan-
drië, het kadaster, het ministerie van openbare
werken, de posterijen en spoorwegen. Aan het kabinet
van den Khedive zijn vier vreemdelingen verbon
den. Van de 1280 ambtenaren zijn 358 Italianen,
die 70,650, 328 Franschen, die 115.562, en 269
Engelschen, die 96,290 Eng. ponden salaris ont
vangen. Het aantal Grieksche ambtenaren ia 118;
de Oostenrijkers zijn 93, de Duitschers 41 in getal.
Do 1280 ambtenaren ontvangou samen 373,491 Eng.
ponden aau salaris. Bijna de helft trad in de drie
laatste jaren in dienst.
Dilke verklaarde jl. Dinsdag in het Lagerhuis, dat
de regeering bereid was de conventie over de Noord-
zeevisscherij te ratificeeren, zoodra andere natiën
daartoe bereid waren. Het was nog onzeker of Fran
krijk, België en Nederlaud daartoe zouden overgaan.
Over de Egyptische zaken deelde hjj mede, dat
de Egyptische regeering onderricht was, dat Enge-
DOOR
P. J. STAHL.
34)