No. 106. Zaterdag 60 September. 1882. Uitgever: L. J. VEERMAN FTovisden. FEUILLETON. DE MILLIONNAIR Egypte in vroeger dagen. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden 1Eranco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. II. Thebe is evenals Memphis van <le aarde verdwenen, maar de plaats waar deze reus achtige plaats gestaan heeft, wordt aange wezen door een onafzienbare uitgestrektheid bouwvallen, voornamelijk van tempels. De grootste daarvan bezat een voorhof door gaanderijen omringd, welke gedragen werden door zuilen van 13 M. hoogte, elk uit één stuk gehouwen. Een staat er nog overeind, de anderen liggen verward en verbroken tegen den grond. Een breede portiek voerde van daar naar een zaal, die meer dan 100 M. lang en 50 M. breed was. Het dak daarvan werd gedragen door 134 zuilen, waarvan de middelsten 13 M. hoog en 4 M. dik waren. Van daar leidden weder om andere zuilenrijen naar den Ammons- tempel, waarvan de pilaren en de kapitee- len thans nog met schitterende kleuren en fraai beeldhouwwerk versierd zijn. Deze tempel was door een langen weg, door spinxen gevormd, verbonden aan dien van Loexar, waarvan nog kolossale standbeelden en zuilen benevens twee obelisken zijn overgebleven. Een der laatste versiert thans de Place de la Concorde te Parijs. Aan deze bouwwerken is naar luid der ontcijferde opschriften ruim 10 eeuwen ge arbeid en men heeft opgemerkt dat de Egyptenaren in dien langen tijd eigenlijk niets geleerd hebben. Zelfs meent men dat de laatst aangebouwde deelen in schoonheid achterstaan bij de oudere. Schoon, gelijk wij dat opvatten, zijn eigenlijk die bouwwerken niet. De ruïnen maken een ontzaglijken indruk door de reusachtige afmetingen der deelen, alles is stijf en recht. Bogen en gewelven kenden de bouwmeesters niet. Hun grootste ver dienste bestond in 't bewerken en 't plaatsen van brokken steen, waarvan één enkel een gewicht heeft als een tamelijk groot gebouw uit onzen tijd, en men staat verbaasd hoe ze met zeer gebrekkige hulpmiddelen der gelijke onmetelijke steenmassa's omhoog werkten. Men heeft de vorderingen der Egyptenaren op 't gebied der wetenschappen, al zijn die ook niet onbelangrijk, toch dikwijls te hoog geschat, Kunsten en wetenschappen, alles waarvoor 't volk ontegenzeggelijk grooten aanleg had, ging gebukt onder de loodzware hand der priesterkaste, die in den naam der godsdienst, 't volk naar hunne hand zette cn met opzet zoo min mogelijk inwijdde in de geheimen. Toch was de kennis der Egyp tenaren niet onbelangrijk. Ze hadden b.v. een tijdverdeeling, die al zeer na met de ware overeenkomt, Hun jaar telde twaalf maanden, of 3 0 5 74 dag, zelfs berekenden ze zons- en maansverduisteringen. Over 't algemeen deden ze veel aan sterrekunde, maar de wetenschap daarvan wendden ze aan tot het begaan van allerlei dwaasheden. Dat deden de priesters wel te verstaan, die uit den stand der hemellichamen, in Egypte bijzonder goed waar te nemen, 't goedge- loovige volk de toekomst voorspelden. Egypte is de bakermat der sterrewichelarij, een dwaas heid die tot op onze dagen voortbestaat. Geen Egyptenaar zou ooit eenig belangrijk werk ondernemen zonder eerst de sterren te hebben geraadpleegd. Hunne priesters stonden daartoe altijd gereed en wisten op de meest geslepen wijze dat geloof aan de nietszeggende sterren eeuwen lang levendig te houden. Ze de priesters n.l. hadden ook eenige kennis der artsenijkunde, hoewel hunne vorderingen in de geneeskunde zoowel als in meetkunde van minder beteekenis waren dan men tot nog toe meende. Vasten en braakmiddelen waren hoofdzaak bij hun priesterdocters, die niet nalieten ook hierin liet, hemelgewelf te raadplegen. En wat hunne geometrische kennis betreft toen Thales, een Griek, de hoogte der pyramiden uit hare schaduwen berekende, stonden de Egyp tische geleerden daarover ten hoogste verbaasd, wat zeker niet het geval zou geweest zijn, wanneer hunne kennis van eenige beteekenis geweest was. Hun godsdienst had evenals alle gods diensten der oude volken, zijn oorsprong in de natuur. Het is ook zoo natuurlijk mogelijk dat de mensch in vroegere eeuwen door de wonderen der schepping tot het zoeken naar God gebracht werd en dan voor zijn God veelal de zon uitkoos, omdat van haar licht en warmte en leven afstraalde. Egypte is in zijn godsvereering steeds geheel natuurlijk gebleven, omdat daar meer dan elders de natuurkrachten invloed op land en volk uitoefenden. Het is moeielijk een korte schets van de Egyptische godsvereering te geven omdat die eigenlijk niet een vast stelsel uitmaakte maar voor verschillende streken ook even zeer verschillend was. Hun voornaamste god was P t a h, elders R a geheeten of A t m o e, Th o t, enz., ze telde in de zonneschijf en was onder welken naam ook bekend, niets anders dan een voorstelling der zon. Van R a ontleenden de koningen hun goddelijk recht, en daarom heetten ze Pharao, d. w. z. zoon van Ra. De Spinx was het beeld dezes zonnegods, liet beeld van goedheid en kracht tevens. Werd in dezen god het licht aangebeden, de vruchtbaarheid der aarde verpersoonlijkten de Egyptenaren in het beeld der vrouw onder verschillende namen vereerd, wier jaarlijks terugkeerende feesten met schitte renden luister gevierd werden. Bij die feesten was het volk uitgelaten van vreugde en be paalde zich volstrekt niet tot datgene wat wij thans onder godsdienstigefeestviering verstaan. De kinderen der hoofdgoden Osiris en Isis, broeder en zuster, strijden tegen hun broeder Typhon, die Osiris naar 't leven staat. Het gelukt hem Osiris te dooden, waarna de trouwe Isis zijn lijk opspoort en 't laat begraven. Zijn zoon Iloras wreekt deze daad en vernietigt Typhon. Deze mythe is niets anders dan een afspiegeling der jaarlijksche natuurverschijnselen. Typhon, de vernietiging, verbeeldt met zijn 72 eedge- nooten de 72 dagen van droge, brandende hitte waaronder Egypte, d. i. Isis versmacht vóór de Nijl buiten zijn oevers treedt en waardoor hij al wat leeft, d. i. Osiris, denkt te verdelgen. Doch IToras, de lentegod over wint den demon en 't blijkt dat Osiris slechts schijnbaar dood is. De meeste goden en godinnen werden door de Egyptenaren afgebeeld met dieren- koppen en onder de schepselen, die zij god delijke eer bewezen, belmoren ook vele dieren, o. a. de stier Apis, het zonnebeeld der zon, verder katten, honden, krokodillen en nog vele andere. Die 't waagde een heilig dier te dooden werd zelf met den dood gestraft. Bij rampen redde men eerst deze schep selen vóór al 't andere, vóór zijn kinderen zelfs. Al deze dieren bekleedden in Egypte een gewichtige rol na het zakken van 't Nijlwatcr, ze verlosten de velden van het talrijke ongedierte en vandaar de groote eer waarmee ze door 't volk bejegend werden. Dat volk moest zich echter vergenoegen met een zeer plompe manier van aanbidding, terwijl de meer beschaafde en zinrijke geheel 't geheim der priesters bleef. Deze, waartoe niet alleen de voorgangers in den godsdienst maar ook alle geleerden, bouwmeesters enz. behoorden, maakten een scherp afgescheiden kaste uit met den koning als opperpriester aan de spits. Zoo vormden ook de krijgs lieden een stand en al wat noch tot deze noch tot gene behoorde, was in groote mate 3. MEït DUIK VAN BALEN. 6) Het was eene verzameling afkomstig van erts uit de mijnen van James, waarin het edele metaal overal schitterde, tot kolossale stukken goud, die zoo ge vonden waren. Doozen met stofgoud ontbraken even min. Het was eene collectie, die duizenden waard was, omdat zij compleet en zeker eenig was. «Mijn goede heer'.zeide de Baron eindlijk, het zal het verkieslijkst zijn, dat wij open kaart spelen tegenover elkaar. Valsche schaamte komt niet te pas, waar 't het geluk van twee menschenlevens geldt. Het geluk mijner dierbare zuster (met eene gracieuse buiging naar den kant van liet salon, waar Adeline op dat oogenblik was) gaat mij bovenal ter harte, maar ik koester gevoelens van eerbied en hoogach ting jegens mevrouw mijne moeder, die ik niet ter zijde mag stellen.# «Spreek rond uit,zeide James, »ik hou er van te weten waar het op staat. Zijn er geldlijke kwes- tiën in het spel, wat ik wel geloof, dan zal ik die oplossen geloof mij, niets zal mij te veel zijn om uwe zuster tot vrouw te ontvangen.# «Het is zooals gij met uwe gewone scherpzinnig heid hebt geraden,antwoordde de baron er is eene geldkwestie en wel eene van zeer teederen aard, vergun mij daarom een weinig uit te weiden om u op de hoogte der zaken te stellen. J|imes knikte. Zooals ik vroeger reeds de eer had u te verba- len,« vervolgde de baron, «zijn wij afstammelingen van een oud adellijk geslacht. Wij hebben den Kei- i zer gediend van onheuglijke tijden af, en doen dat j nog. Met trots durf ik te zeggen, dat wij tot de I steunpilaren van het Habsburgsche Huis gerekend j worden. Ongelukkigerwijze heeft een lid van ons ge- 1 slacht, een onverlaat, wiens naam ik niet over de lippen kan brengen, een smet op ons geslacht geworpen door deel te nemen aan eene samenzwe ring. Tengevolge daarvan moesten de nog overige j manlijke leden van ons geslacht de ongenade van den Keizer ondervinden en hunne ambten en bedie ningen werden hun ontnomen. Ons geslacht, dat, ik schaam mij niet het te bekennen, arm in middelen, maar rijk in eer en aanzien was, werd hierdoor een 1 gevoeligen slag toegebracht. Mijn oudste broeder schoot zich voor het hoofd, uit schaamte over de achteruitzettingde tweede zoon mijner moeder be gaf zich in llussischen dienst en zocht en vond den j dood in den strijd tegen de woeste volken van Mid- den-Azië, en de jongste, maar laat ik over dien onverlaat zwijgen, hij was de schuldige, die schande 1 over ons geslacht bracht. «Kunt gij gevoelen, wat liet zeggen wil?# riep de baron opgewonden uit, «zoo opeens van de hoog ste hoogte in de diepte geslingerd te worden. Meen, onmooglijkMijne moeder, de edelvrouwe van de oude begrippen, trok het zich zóó aan, dat ik vreesde, dat zij 't zou besterven. «Eindlijk kwam er na eenige jaren een lichtstraal in onze duisternis. Ik maakte kennis met eene familie behoorende tot den oudsten adel. Er was een 7.0011 en eene dochter. Zij waren rijk en aanzienlijk, en droegen ons te meer achting toe, daar het ongeluk, dat ons had getroffen, hen verschriklijk toescheen. Om kort te gaan ik werd verliefd op de dochter en mocht het geluk hebben genade in hare oogen te vinden. Omstreeks denzelfden tijd deed een jonge man de Graaf Von Berckenrode auf Altenstein aanzoek om de hand mijner zuster. »Ha!« zeide James, die tot nu toe aandachtig ge luisterd had. «Ja,# zeide de baron, «het was iemand, die haar alleszins waardig was, maar ongelukkig was zij hem niet genegen en vroeg om uitstel van beslissing. «Ik beraadslaagde als manlijk hoofd der familie met mevrouw mijne moeder en kwam tot liet besluit, dat zoowel haar huwelijk als het mijne slechts kon strekken tot opluistering van ons geslacht en tot opheffing van de ongenade die op ons rustte, zoodat er dus alle redenen waren 0111 een en ander tot een gewenscht einde te brengen. »Wat!« riep James, «gij zoudt enkel om familie belang uwe zuster willen dwingen te huwen met een man, die zij niet wenscht?# «Ach, mijn waarde, wat wilt gij zeide de baron. Stel u in mijne plaats. De Graaf, die wist in wel ken benarden toestand wij verkeerden, bood aan 0111 bij liet huwelijk van mijne zuster eene tonne gouds uit te keeren 0111 ons vervallen slot de noodige her stellingen te doen ondergaan en waardiglijk weer aan het Hof te kunnen optreden, waar mijne moeder cn ik door mijn huwelijk en dat mijner zuster stellig weer in genade zouden worden aangenomen. Men is van oud adellijke familie, mijn waarde heer, of men is het niet. Maar ais men het is, is men er trotsch op. Men heeft een fraai kasteel, een riddergoed, en men ziet het vervallen, men moet zijne bedienden verminderen, zich bekrimpen en onderdoen voor zijne gelijken, ziet ge, dat is hard. Men wandelt door de zalen en ziet zich aanblikken door voorvaderen, op wie smet noch blaam rust en men voelt zich bewo gen, aangedaan, als men over eigen vervallen groot heid denkt.# En de baron scheen werklijk bewogen zijn stem haperde en hij zweeg. Ziet gij 1111, mijn waarde heer, dat een huwelijk onmooglijk is?« zeide hij. «Neen, dat zie ik nog niet in,antwoordde James. De Baron maakte een gebaar van verbazing. «Laat mij uitspreken,# zeide James. «Gesteld, dat liet huwelijk van uw zuster niet doorging, maar het uwe wel, zoudt gij, of liever uw geslacht, dan toch niet weer in genade komen bij Hof en adel.# 0, ja, dat wel!» antwoordde de Baron. «Schoon mijne aanstaande geen bruidschat aanbrengt, zal dat huwelijk onzen Vorst genoegzaam overtuigen van onze trouw en verknochtheid 0111 den banvloek, die op ons rust op te lieden, en de adel zal dat voorbeeld volgen. «Dus dan is het alleen de geldkwestie, die een hinderpaal is?« De Baron knikte met goed nagebootste verlegenheid. «Welnu, luister!# zeide James zijne hand op den arm van den Baron leggende. «Gij hebt gezegd als hoofd van uw geslacht te kunnen handelen, zooals u goeddunkt. Zou mevrouw uwe moeder er over heen kunnen stappen, dat "uwe zuster met mij huwde, in geval ik dezelfde belofte deed als de Graaf, die uwe zuster wilde huwen. «Ik geloof, dat het bezwaarlijk zou gaan, maar zou er haar toch wel toe kunnen bewegen er 111 ik toe te stemmen. «Goed,« zeide James, «als gij uwe toestemming geeft, keer ik u op den dag van ons huwelijk het dubbele bedrag uit.# (Wordt vervolgd.] NIEUWSBLAD Het Laml van Huisden en Altena, DE LANGSTRAAT EN BOMHUIWAARD AUSTRALISCHE NOVELLE VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1