J T S, ten, en nelo. Zaterdag T October. Onze Kroonprins. FEUILLETON. DE MILLIONNAIR. itols, ment. s,enz. Iellen, innen, Eh, UitgeverL. J. VEERMAN Ileusden. V ii 1 A tEREN I Belgische zen. jCHT. O H Jtx/D. VOOR Dit blad verschijnt ellen WOENSDAG en ZATERDAG. Abonn ementsprijsper 3 maanden 1.— Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 1—6 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Er zijn dezer dagen, nog wel in ons par lement, door een der uitverkorenen des volks, woorden gesproken, die maar bij zeer enkelen instemming gevonden hebben. Dat ons Vor stenhuis ontbladerd staat, is helaas, bijna waar, doch dat het ook loswortelt, is verre van waar. Als er eenc zaak is, waarover 'tvolk van Nederland het ten volle eens is, dan is 't wel de voorliefde voor den mo- narchalcn staatsvorm met een der Oranje vorsten aan de spits. We zijn daarmee geboren en van veel wat we als 'tware met de moedermelk ingezogen hebben is deze voor liefde meer dan al 't andere blijven leven in ons. Dat onze Vorst dezen zomer gedu rende de dagen der crisis in 't buitenland vertoefde zal toch wel geen reden zijn om te doen denken aan ontworteling der mo narchie. Daar ginds werd toch Nederland niet vergeten, getuige de reis vau den heer Tak naar Frankfort en dit nog daargelaten welken invloed had die langdurige minis- trieele. crisis op 't volk van Nederland? Daar van was immers niets te bespeuren? Die heele politieke machinatie ging buiten 't, volk om't bleef er koud bij, eenvoudig omdat 't de crisis niet begreep. Den Koning er een grief van te maken dat hij niet hier te lande naar de oplossing is blijven zoeken van wat thans blijkt een onmogelijk vraag stuk geweest te zijn, zou al zeer onverstan dig wezen. De kwaal, waaraan ons land lijdt zit 'm niet in de monarchiehoogstwaar schijnlijk zouden .aw eYnog naaYrfef aaif toe zjjVï ingeval Nederland een republiek was; beter althans zeker niet met onze ge bleken onmacht om wat grootsch voort te brengen, met onze vertegenwoordiging die niet weet wat ze wilonze kieswet, die aan niemand voldoet; onze grondwet die ieder op zijn eigen houtje verbeteren wil; ons belastingstelsel, dat we allen graag afbreken zouden, al missen we de noodige eensge zindheid om tot een heter te geraken. Indien 't waar is dat de monarchie afbrokkelt, dan ligt dat niet aan den Monarch, maar aan de uionarchalen. Doch dat de Oranjeboom schraal in 't blad staat, ja dat is maar al te waar. Met den vermoedelijken troonopvolger is alle manne lijk oir opgenoemd en na hem rest ons 't jonge princesje, te jong nog om te droomen dat 'tzoo na aan den troon staat. Zoo na, zeggen we, want onze a.s. Koning is een mensch als wij allen en ook van hem geldt dat ons leven gelijk is aan een bloem des velds. Heden bloeit ze maar wanneer mor gen de wind zich over 't land doet liooreu, knakt haar steel en haar standplaats wordt door een ander ingenomen. We hebben 't reeds ondervonden met den oudsten zöon des Konings, die op den maunel ijken leeftijd gekomen plotseling ten grave daalde. Van de dooden niets dan goed is een behartigenswaarde wenk, doch we mogen 'tnog wel eens herinneren, dat tijdens 't leven van Prins Willem van Oranje ettelijke stemmen zijn opgegaan tegen diens schijn baar volkomen vervvaarloozing zijner Neder- landsche betrekkingen en al weten we nu dat hij Nederland ook in den vreemdeniet vergat, we zouden niet gaarne in't ongelijk stellen de velen, die tijdens zijn leven met nadruk protesteerden tegen zijn altijddurend verblijf buitenslands. Niet buiten de palen, maar daarbinnen ligt het arbeidsveld onzes ptekotnsUgeti_ KoningsHij die eenmaal de teugels van 't; bewindx mèCmte- tad zjd aanvaarden, moet het land kennen en zich bevinden op den post, den hoogen post hem door de wet aangewezen. Dan eerst kan 't volk weten wat het aan hem zal hebben wanneer de kroon zijne slapen drukt. Weten we dat van onzen tegenwoordigen Kroonprins, den eenigen zoon onzes Konings, die naar menschelijko berekening eenmaal onze constitutioneele Vorst zijn zal? Laat ons eerlijk en rondborstig antwoordenneen dat weten we niet. Misschien is men in de hoogere en hoogste kringen, misschien zijn de mannen der poli tiek daarin beter ingelicht, maar 't volk kent Prins Alexander, als toekomstig Vorst, niet. Het weet slechts één ding: dat de Kroon prins een goed mensch is, en al is dat zeer veel, al zou dat, wanneer 'teen particulier persoon betrof, alles afdoen, omdat we aan goede menschen nooit genoeg kunnen krij gen, voor een toekomstig Koning is 't dat niet. Van hem verwachten we meer. In de eerste plaats belangstelling in den loop dei- zaken, ook in onze constitutioneele gebrui ken. Nu kan 'tzeer wel mogelijk zijn dat niemand belangstellender is in deze dingen dan juist onze geëerbiedigde Kroonprins, maar daarvan blijkt niets. De gewoonte wil dat onze Vorst de mannen tot den arbeid geleidt, welke hem 's volks inzichten nopens de door hem en zijne raadslieden voorgestelde wetten kenbaar maken, en diezelfde goede gewoonte wil ook dat 's Konings allernaaste betrekkingen daarbij tegenwoordig zijn, om een bewijs te geven van ingenomenheid met het werk der vertegenwoordiging. Edoch, onze Kroonprins geeft dat zichtbare bewijs nietzijn tegenwoordigheid wordt wel vooraf officieel aangekondigd, doch als de plech tigheid plaats vindt, zien we onzen Koning alleen, om de een of andere, in 't duister liggende reden, blijft onze a. s. Koning af wezig en uit 't buitenland liooren we van een wwshaaste reis, terwijl binnenslands gemom peld en gesèita^ven wordt van een officieel vertrek uit, doch ook van een incognito- verblijf in de residentie. In de vertegenwoordiging is hierop reeds met een enkel woord gewezen. Dat moet meer gedaan worden, ook daar buiten en 't liefst buiten haar om. Uit den boezem des volks moet een stem opgaan van liefde vollen drang, opdat onze Prins Alexander zijn plaats als Kroonprins ten volle inneme. De liefde des volks moet hem een ver goeding worden der verliezen, enkele jaren te voren geleden. We zeiden reeds, de Kroon prins is een goed mensch en dat toont hij in zijn smart. Wie zoo zijn moeder beweent en den dood zijns eenigen broeders betreurt, moet een uitstekend hart bezitten. Het doet goed in een wereld, die soms zoo koud en egoïstisch is, een mensch te ontmoeten, een geroepene tot den troon, die zoo innig zijn lieve dooden beweent. Evenwel blijft het de vraag of iemand goed doet daaraan toe te geven en zich met zijn smart op te sluiten en of 't niet veeleer christelijker en manne lijker is zich boven de smart te verheffen, dan zich door haar te laten neerslaan om eindelijk ook geknakt te worden. En 't ant woord op die vraag kan niet twijfelachtig wezen, zelfs niet waar 't een geboren Vorst geldt. Daar is een neerzitten en een handen- vouwen, den mensch onwaardig. Die den moed verliest in des levens strijd, verliest alles. Toen Willem van Oranje, onze Stadhouder cu Koning van Engeland, zijn innig geliefde gade verloor, kende zijn wanhoop geen grenj zen. Men sidderde, voor 't leven des bernilt4 den Konings. Toch stond hij 't volgende jaar tegenover zijn geboren vijand en LodewijkXIV ervoer dat zijn energie hem niet begeven had. Hij overwon zijn smart doch vergat zijn Maria niet. Bij zijn dood vond men op de borst een zijden zakje met een ring en een haar lok der betreurde vrouw. Hij, die onzen Kroonprins iets van dien sterken geest vaï l slacht op 't har 't vaderland een 11 Kep» AUSTRALISCHE NOVELLE VAN J. HENDRIK VAN BALEN. 6) r Ota. Eu nu blijft gij zeker een paai'weken, nietwaar?» vroeg James. Geen paar dagen zelfs, mijn waarde James! Overmorgen vertrek ik reeds,en hij begon een relaas te doen van dringende zaken voor eene onder neming om woeste gronden te exploiteeren langs de Murray, waarvan James slechts de helft hoorde. Adeline haalde weer adem. «Goddank! hij zal dus weer spoedig vertrekken,dacht zij, en ik zal wel zorgen, dat hij James niet alleen spreekt. I ffDivordeii »Ik zweer het je hij God tzeide de baron met iets plechtigs in zijne stem. Adeline keek hem nog eens onderzoekend aan, zij kende hein en zij zag dat hij het meende. Goedzeide zij, »ik zal mijne belofte nakomen, op den bepaalden tijd zult ge jaarlijks uw inkomen hebben. »Ik reken er op, zusje! en zal je dan verder niet lastig vallen. Mijn hand er op.« En hij reikte haar over tafel de hand toe. Maar Adeline streklef^--LH>i^4nt. '••mee, ik haar dat hij niet nogma man haar dreigend teil immers meester van h werd het James vertt 'toornen, zoo liet niet er dacht er over na, of hein de geheelc waarh had zij bedrog gepleegd ook niet gedreven? W;1 van. dien. man bevrijd,' zoodra hij weg zullen vertrekk' II -• mum wtBJzm

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1