Woensdag 11 October.
1882.
Russische toestanden.
FEUILLETON.
DE MILLIONNAIR.
iLyJU
Uitgever: L. .T. VEERMAN Heusden.
9*.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentien 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Oppervlakkig moet het vreemd schijnen,
wanneer men onophoudelijk leest van de
aanslagen der nihilisten in Rusland, ook weer
te moeten hooren van de groote geestdrift,
die het volk telkens toont, wanneer de Keizer
zich onverwachts onder de menigte vertoont,
zonder dat er voor hem eenig gevaar bestaat
van den kant van degenen die de aanslagen
op zijn leven ontwerpen, omdat zij zijne ver
schijning in het openbaar niet konden gissen.
Nadat langen tijd reeds besproken was,
wanneer de kroning te Moskou zou plaats
hebben, nadat nu eens een dag was bepaald
en dan weer een uitstel werd afgekondigd,
liep eensklaps een paar weken geleden liet
gerucht dat de kroning nu eindelijk toch
zou doorgaan. Zonder dat iemand er op ver
dacht was, hoorde men in eens dat de weg
(spoorweg) naar Moskou voor iedereen was
gesloten, dat de telegraaf niet gebruikt mocht
worden, en voor dat men nog recht, van
zijne verbazing was bekomen, bevond de
Keizer zich te Moskou.
Het bleek echter weldra dat de kroning
het dool der reize niet was. Rij deze plech
tigheid toch zijn er zoovele ceremoniën in
acht te nemen en zijn zooveel voorbereid
selen noodig, dat zij onmogelijk in het geheim
plaats vinden kan. De Keizer had zich een
voudig naar Moskou begeven om eene ten
toonstelling bij te wonen. Zoo heette het
ten minste officieel. Het is echter zeer wel
mogelijk dat een verborgen doel de hoofd
zaak was, dat de geest der bevolking moest,
worden getoetst, en als dat het geval was,
dan is het doel ten volle bereikt. De Keizer
toch bewoog zich ongedwongen een paar
dagen onder de menigte, en die menigte
toonde eene geestdrift, eene gehechtheid,
zooals een souverein alleen van de meest
J. HENDRIK VAN BALEN.
9)
«Waarachtig niet, mijnheer!- vraag liet aaii den
eerste den beste, dien ge ontmoet. Het zijn kwajongens,
meer niet. Om diefstal van paarden en vee door de
politie vervolgd, zijn zij naar de bosschen gevlucht en
vervolgens naar de bergen. De politie-agenten, die op
hen waren afgezonden, lokten zij in de bergen en
vermoordden ze. Dat was hunne eerste daad. De ge-
heele kolonie schreeuwde wraak, de gansche politie
macht kwam op de been, en mén stelde een prijs op
hun hoofd. Maar zij kregen ze niet. De vagebonden
hadden uitmuntende paarden, waren goed gewapend
en kenden eiken schuilhoek in het bosch en in de
bergen. Bovendien zijn de herders en al dat volkje
het met hen eens. Zij hebben goede spionnen en blijven
op de hoogte van alle bewegingen der politie.
Het is hier een vreemd slag van volkje, mijnheer!
Toen men vernam dat het nog bijna knapen waren, die
de kolonie in rep en roer brachten, toen men van hunne
vermetelheid hoorde en zag dat zij de politie om den
tuin leidden, of eigenlijk dat die te bevreesd was om
hen op te zoeken, toen kregen zij alle vroolijke knapen
op hun hand en zij werden bewonderd en geduid.
De gebroeders Kelly, die de aanvoerders zijn, trok
ken van die gunstige stemming meesterlijk partij. Op
klaarlichten dag verschenen zij te Euroa, een groot dorp
met een spoorwegstation en een telegraafkantoor. Zij
loyale onderdanen kan verwachten. En dat
die geestdrift niet gemaakt, was, blijkt meer
en meer. Al de bladen van Moskou zijn ei
vol van, en al mocht het nu waar zijn dat
al die couranten niet onpartijdig zijn, toch
zouden allicht eenige personen gevonden
worden die een ander tafreel ophingen, al
ware het dan ook in de buitenlandsche
bladen of in anonieme geschriften, als het
publiek schrijven in binnenlaiidsche bladen
te gevaarlijk bleek.
Maar niets van dat alles. Het is zelfs op
te merken dat de Petersburgsche bladen wel
alles overnemen wat uit de oude hoofdstad
omtrent het verblijf van Alexander geschreven
wordt, maar dat zij er geene eigen be
schouwingen aan toe voegen, of als zij het
ter loops doen, dan is het duidelijk, dat het
met eenig leedgevoel is dat zij vermelden
moeten van de aanhankelijkheid in Moskou
en de vrijheid die de gebieder daar genoot,
welke een schril contrast vormen met
de voorzorgen, waarmede hij zich moet om
ringen in de eigenlijke hoofdstad van zijn
machtig rijk.
Van waar dat verschil? Zeer moeilijk te
verklaren is het niet. De Russische boer
beschouwt altijd nog zijn Czaar als de ver
tegenwoordiger der Godheid, als een halfgod
bijna. Voor hem zijn de denkbeelden van
Czaar en almachtig zoo goed als synoniem.
Wordt hij onderdrukt, uitgemergeld of mis
handeld, het is niet de Keizer die het doet.
Geen enkele courant bereikt hem, (hij kan
in de meeste gevallen toch niet lezen) de
dorpsgeestelijke spreekt hem niet over politiek,
de waard in de kroeg, waar hij een derde
van zijn tijd doorbrengt, is stil en zwijgend
van aard, en toch is er geen boer, die niet
bij zich zelf denkt dat de Czaar die goede
vader van zijne kinderen - niet vee1 goeds
voor het volk zou doen, als de adel het hem
slechts veroorloofde.
Hij hoort dit alles van de pelgrims, die
op hunne bedeltochten naar Kiew zijn dorp
doorkomen, hij hoort het van de Israëlietische
marskramers, hij hoort het van de soldaten
die na vijf-en-twintigjarigen dienst knorrig
en zender een penning op zak thuis komen
hij hoort het van de bende dweepers, die
voor een of andere nieuwe secte ijverende,
zich onverwachts in het dorp laat zien, eenige
uren achtereen onzin praat, weer vertrekt
om nooit weer iets van zich te laten hooren,
maar het zaad dat zij hebben achtergelaten
komt welig op.
Het zal den Russischen boer niet licht
in den zin komen, den Czaar, dien hij als
de bron van alles goeds aanbidt, door woord
of daad te beleedigen. Wordt echter het
sein van den opstand gegeven, dan zal hij
I in naam van den Czaar mede opstaan tegen
den adel en de ontvangers van de belastingen,
en wee een iegelijk die hem in dezen tijd
tot rede zou willen brengen, als hij voor
een verward droombeeld naar de wapenen
grijpt-
Zoo is over het algemeen de toestand
van den bewoner van het platte land en
van de kleine steden in een groot gedeelte
van het machtige Czarenrijk. Afgodischen
eerbied voor den Keizer, een bijgeloovigen
eerbied voor alles wat met- den godsdienst
in betrekking staat en een gloeienden haat
tegen den kleinen adel, dien hij de hinder
paal gelooft voor een rechtvaardig bestuur.
Maar in Petersburg en in de groote steden
woont eene andere bevolking, eene bevol
king die in aanraking gekomen is met de
Westersche beschaving, maar laat, zeer laat.
Zij merken maar al te duidelijk op het
onderscheid dat er bestaat tusschen de toe
standen in Rusland en in de andere Euro-
peesche staten, het gering i aandeel dat de
ontwikkelde klasse heeft in de Regeering
en den weinigen invloed, dien zij uitoefenen
kan. Vandaar eene ontevredenheid, zooals
die zich successievelijk in verschillende lan
den heeft doen gevoelen en die hier wat
vroeger, daar wat later tengevolge heeft
gehad, dat er constitutioneele monarchiën
zijn geboren, zooals alles wat langer onder
den druk wordt gehouden, ook heftiger tot
uitbarsting komt, zoo is dat in Rusland
ook het geval. De groote hinderpaal tot
ontwikkeling van het constitutioneele staats
wezen is daar de Czaar. De dood van den
vorigen zou eene verandering te weeg bren
gen, zoo was het idee. Maar er kwam een
nieuwe Czaar, die wandelde in de stappen
van zijn voorganger en ook hij staat bloot
aan dezelfde moorddadige aanvallen.
Ter schol e hebben zij gegaan bij de man
nen van den vooruitgang van het Westen
van Europa, evenwel juist niet bij de edelsten
onder hen, maar bij degenen die met den
priester den godsdienst, met het badwater
het kind wegwerpen. Zoo is het dan geko
men dat zij niet den geleidelijken vooruit
gang verkiezen, dat zij niet de ontwikke
ling brengen onder de massa's opdat die
hun steun zouden zijn bij hun streven, maar
dat zij plotseling willen vernietigen het
werk der eeuwen, dat zij met den moord
van een persoon den toestand den
kunnen veranderenrTm uai is bij den eer
sten Keizersmoord gebleken niet het geval
te zijn en dat zal bij een eventueelen twee
den moord ook zoo blijken. Een Keizer in
de traditie van zijn geslacht opgevoed, ver
zekerd van zijn goddelijk recht, eene land
bevolking met dat geloof instemmend en een
ontwikkelde klasse, onder de millioenen klein
in getal, die dat geloof met een stoot wil
omverwerpen, die een idéé in een persoon
wil vernietigen.
Daar zal nog heel wat tijd moeten ver-
loopen eer dat alles harmonieert eer
alles in de rechte voegen g
sneden de telegraafdraden doof en begaven zich naar
de bank. Toen zij in het kantoor waren, zetten zij den
directeur het pistool op de horst en eischten de kas van
hem op. De arme man kon niéts andei's doen dan alles
geven. De schurken waren met hun achten en vier
waren 'er in hel kantoor, de anderen vier stonden te
paard buiten en hielden liet volk in bedwang met lmnne
revolvers en onthaalden liet tegelijkertijd op jenever.
Ten slotte vertrokken zij ten aanschouwe van het goheele
dorp met hunne buit, 50000 francs!
«Dat is inderdaad vermetel,zeide de Baron, die eene
buitengewone aandacht aan liet verhaal had geschonken.
«En nu, mijnheer! is de halve bevolking op hun
hand, en weet gij waarom Omdat de gebroeders Kelly
hebben laten weten, dat zij huiten noodzaak niemand,
tenzij het een politieman is, zullen dooden en dat eene
arme drommel van een werkman nooit voor hen bevreesd
behoeft te zijn, maar dat zij dien eerder óp Con glas
jenever zullen onthalen, dan hem te plunderen. Alleen
op de rijke handelaars en de lioogc ambtenaren heb
ben zij liet gemunt.
«En waar huist-dat volkje wel
«Hier in de bergen en liet bosch;.als ge 's avonds
door het bosch gaat, ziet ge ze overal. Zij zijn te zeer
overtuigd dat zij stratloos kunnen handelen.
«En zijt gij dan hier niet bevreesd voor een bezoek
van hen?# vroe? de Baron.
«Neen, mijnheer,zeide de inau, «onze lieer wordt
overal te zeer geacht en geeft aan te veel menschen
werk. Het is hekend hoe goed en edelmoedig hij is!
iedereen weet hoeveel goed hij doet en dat hij iederen
armen drommel, die zich aanmeldt, helpt. Zij zouden,
als zij iets tegen ons ondernamen, alle mijnwerkers,
het geheele district tegen zich krijgen en dan was
hun rijk spoedig uit.
«Zoo is het dat? Nu, liet doet mij r^clit voel
genoegen, dat mijn schoonbroeder zoo'n beste kerel is.
«Govi. zegene hem, mijnheer!# zeide de man eer
biedig zijn hoed afnemende.
De Baron ging voorhij en dieper den tuin in.
"Van die gelegenheid maakte Adeline gebruik om
weg tc komen.
Toen zij in huis was, kwam hare ongerustheid op
nieuw hoven. Het was misschien dwaas van haar, maar
het beviel haar niet, dat Frits zooveel belangstelling
had getoond in die rooversgeschiedenis. Het was voor
haar geen nieuws, zij had het reeds lang geleden ge
hoord maar het denkbeeld wilde haar maar niet ver
laten, dat Frits er een doel mede had. Hoe ongerijmd
het denkbeeld was, vond liet toch hij haar ingang, dat
Frits het een en ander in den zin had. Hare zenuw
achtigheid bedaarde niet. Laat, zeer laat in den nacht
lag zij nog wakker. Eens meende zij het gedempte
geluid van voetstappen in den gang te hooren, maar zij
had den moed niet om te gaan kijken en durfde er
James niet voor wekken.
Had zij geweten, wat Frits's nachts had gedaan, dan
zou zij ernstige reden gehad hebben om ongerust te
zijn, want toen alles in diepe rust was, had de Baron zijne
kamer verlaten, onhoorbaar als een dief, toen was hij
den tuin ingegaan, een der poortjes uit en den weg op.
Waar of hij heen moest in den donkeren nacht,
wat hein naar buiten dreef? Een zeer vermetel plan,
maar dat hem zou doen verkrijgen wat hij door zijn
eed, aan Adeline gezworen, niet kon vragen. Eerst later j
zou Adeline te weten komen, dat haar vermoeden niet
misplaatst was geweest en dat de Baron wel deeglijk
een doel had met den tuinman te ondervragen naar al wat
op de bende van de gebroeders Kelly betrekking had!
VII.
James, oude jongen,# zeide de Baron den anderen
morgen aan het ontbijt, «daar ik ds nwgv ond
uiterlijk moet vertrekken, moet gij nog tens een
genoegen doen.#
«Als ik het kan, zeker!# antwoonhh Ja"-
Adeline keek den Baron aan en Zou hij
zijn eed breken, zou hij toch vragen
Zij haalde ruimer adem, toen hij zei
«Wel, James! dacht gij dan, dat ik iets zou vragen,
watje oiimoogiijk is. Neen, parole d'l ion neur, 3 t niet.
Wat ik wensehte is een ritje te maken daar ginds
heen, evenals toen wij, een halfjaar geleden, de reuzen-
hoornen van Blackspur hebben bezocht. Maar niet zoo
ver. Een -rit van paar uren zal mij genoeg zijn. Ik
zal in langen, zeerJTnTpnTij'd niet weerom konten en ik
z°;< de omstreken gaarne nog eens zien. Adi zal zeker
o.r£ wel van de partij willen zijn.#
«0, is 't dat?« riep James vroolijk uit, «met het
grootste plezier, Frits! Het zal Adi ook goed doen, zij
is in de laatste dagen een beetje gedrukt. Een flinke
rit zal haar opfrisschen.
Adeline knikte ten teeken, dat zij van de partij zmi
zijn. Ze had eerst plan te weigeren, maar nu ze LL.m
.zelf weer hoorde verklaren, dat hij morgen vertroi en
niet spoedig (wat nooit beteekende) zou weerom kom-n
nu zag zij er geen bezwaar in hem zijn zin te gevcrl
Bovendien meende ze zelf, dat een rit in de liisscL
lucht, heuvel op en af, haar goed zou doen.
Zoo togen zij na het ontbijt uit. De paarden waren
mak, liet weer prachtig, wat kon men meer wenschen.
Adeline gevoelde zelfs iets van haren angst en zenuw
achtige gejaagdheid verdwijnen. Morgen was zij immers
van hem verlost, dus nog maar anderhalve dag, dat
was wel door te komen.
(Wordt vervolgd.)
>Oj
DE
van
en en Altena,
AUSTRALISCHE NOVELLE VAN
•JT":