To. 116. Zaterdag 4 November. 1882. Uitgever: L. J. VEERMAN Ileusden. VENUS. FEUILLETON. Uit den gulden jonglingstijd. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSD A G en Z ATE RD A G. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post verhooging. Advertentiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Deze onze goede kennis brengt nis wijlen hare schoone naamgenoot onder de goden der oudheid, heel wat sensatie onder de sterrekundigen van onzen tijd. Over de gansche aarde bereidt men zich voor haar te beschouwen op 6 Dec. a.s., den dag waarop ze zich vóór de zon vertoonen zal. Hare aanbidders verheugen zich reeds bij voorbaat in 't genot dat deze gebeurtenis voor de wetenschap oplevert en vooral daarin dat zij het juist zijn aan wien dat geluk te beurt valt. Venus n.l. zal na 6 Dec. 1882 niet weer op dezelfde plaats verschijnen dan in 'tjaar 2004 op den 8st.en Juni en hoogst waarschijnlijk zullen dan onze sterrekundigen hunne berekeningen gestaakt hebben. Wat is het dat de wetenschappelijke wereld ontroerd maakt bij 't hooren van Venus' naam Wat zal er plaats vinden op St. Nico- laasdag? Wie is Venus en wat hebben wij aardbewoners met haar te maken? Zietdaar eenige vragen, die allicht bij 't lezen van sommige couranten-berichten, waarin van een expeditie tot waarneming van Venus sprake is, in het brein van den meer dan oppervlakkigen lezer opkomen en waarop we 't niet geheel doelloos achten, eenig antwoord te geven, voor zoover dit n.l. zonder grooten omhaal van woorden en af beeldingen mogelijk is. We beginnen met de laatste vraag. Wie is Venus en wat gaat die ons aan? Dat laatste gedeelte er bij te voegen is eigenlijk beneden den inensch. Al was ze het nietigste korreltje der gansche schepping, dan nog gaat ze ons aan. De gansche schep ping is één heerlijk, schoon geheel, waarin geen atoom kan gemist worden. En zouden dan wij menschen, die in de schepping een onnoemlijk kleine maar toch schoone plaats innemen, ons vermeten op al 't andere, omdat het eveneens klein is, uit de hoogte neder te zien? Neen, alles gaat ons aan al het z.g. nietige dat op onze aarde is en al 't geen buiten haar bestaat en ons schijnbaar niet raakt. Hoe meer we doordringen in de geheimen der schepping, hoe grootscher ze zich aan onze oogen vertoont en hoe meer waarachtige eerbied we hebben voor den Schepper van al 't geschapene. Dit aangenomen, willen we met een vluchtigen blik de ruimte doorvliegen om eindelijk op Venus aan te landen. De hemellichamen kunnen we gevoegelijk onderscheiden in vaste sterren en planeten, om van kometen thans niet te spreken. Wanneer we 's nachts bij helderen hemel den blik omhoog slaan ontmoet ons oog eenige duizenden van die vaste sterren; op den dag zien we er één n.l. de zon. Tot de laatste staat onze Aarde in nauwe be trekking. Met nog een zevental groote en een honderdtal kleine sterren die den naam planeten dragen beweegt de aarde zich in een bijna cirkelvormige baan om de zon. Die allen behooren tot wat we noemen ons zonnestelsel. Waarschijnlijk hebben ook andere vaste sterren zulke draaiende bollen om zich, wat we niet weten, uithoofde van den verren afstand waarop ze van ons ver wijderd zijn. De getallen, waarin de sterre kundigen op zeer goede gronden die afstanden aanduiden, zijn ontzaggelijk groot. We zullen ze maar niet opnoemen, doch alleen dit zeggen, dat men zelfs met de grootste kijkers niet in staat is zoo'n vaste ster te vergrooten, alleen maar te verhelderen en te ontdoen van den flikkerglans waarin ze zich voor 't ongewapend oog vertoont. Ons zonnestelsel bestaat uit de Zon als middelpunt en om haar de planeten Mercu- rius, Venus, de Aarde, Mars, Jupiter, Sa- turnus, Uranus en Neptunus. Deze sterren nu bevinden zich betrekkelijk kort bij elkaar. Toch zou een kanonskogel van de aarde naar de zon een tijdruimte van 26 jaar vorderen voor de reis, terwijl de afstand van de zon tot de verste planeet Neptunus nog 31 maal langer is. Enkele dezer planeten hebben op haar beurt wereldbollen om zich. Men noemt die manen. Onze aarde heeft één maan, Jupiter 4, Saturnus 8, Uranus 7 en Neptunus 2. Al deze planeten benevens hare manen zijn in tegenoverstelling van de vaste sterren, donkere lichamen. Ze ontvangen allen hun licht van de zon, en kaatsen dat licht weder met eigenaardige tinten terug. Mercurius schijnt met helder wit, Mars in schitterend roodeii gloed, Jupiter in geel, Saturnus in flauw wit enz. De schoonste van allen is Venus, onze avond- of morgenster, daarom draagt ze dan ook waarschijnlijk den naam van de godin der liefde. Haar kleed is schitterend wit als dat eener bruid. Haar lang aan te staren kan ook niet ongestraft ge schieden. Men zegt althans dat de ster- rekundige Maedler, die eenige jaren achtereen Venus beschouwd heeft, zijn gezicht op haren glans bedorven heeft. Zij is van de van ouds bekende en van de jongst ontdekte groote planeten, de eenige met een vrouwenaam. Eerst in de laatste tijden, toen men door betere werktuigen in staat gesteld was ook naar 't betrekkelijke kleine te zoe ken en men een gansche groep planeten gevonden heeft., die zich tusschen Mars en Jupiter bewegen en Asteroïden genoemd worden, heeft men de gansche vrouwelijke godinnenkraam der Grieken leeggeplunderd ten einde ze elk afzonderlijk te benoemen. Venus komt in vele opzichten met onze aarde overeen. Ze is bijna even groot en wentelt even als de aarde in 24 uren om hare as. Haar dagen zijn dus van dezelfde lengte als de onze, doch niet alzoo hare temperatuur. Daar hare afstand van de zon ongeveer het drievierde deel bedraagt van den afstand der aarde, zal het op Venus tweemaal zoo licht en ook tweemaal zoo warm zijn als bij ons, zoodat, wanneer V. levende schepselen telt, ze zeker van ander maaksel moeten zijn dan de bewoners der aarde. We bemerken bij haar ook duidelijk de schijngestalten op, die we zoo nauw keurig aan de maan waarnemen. Daar ze in een cirkel wentelt kleiner dan de aard baan, is ze, wanneer haar afstand tot ons de kleinste is, onzichtbaar. Juist echter wanneer ze zich aldus bevindt, verheugen zich de sterrekundigen en 't is om de schoone gelegenheid, die zich voor hen op 6 Dec. a.s. opent, dat we dit punt in herinnering brengen. Wanneer Venus zich tusschen ons en de zon bevindt, is ze onzichtbaar, wanneer ze althans niet over de zonneschijf heentrekt. Doet ze dit, dan vertoont ze zich daarop als een zwart stipje, maar 't blijft een zeld zaam verschijnsel, doordat de baan waarin zij zich beweegt met de baan der aarde niet evenwijdig loopt. Doch die zeldzaamheid van 't geval maakt 't voor de liefhebbers dubbel merkwaardig. Op genoemden datum, voor ons land kwart over 2 uur, zal Venus aan den zonnerand staan, over haar heen gaan en in c. 15 minuten den weg over de zon afleggen. Als 't zeer helder weer is kunnen we 't met 't bloote oog waarnemen en is 't nevelig dan kan zelfs de beste telescoop ons Venus en de zon niet doen beschouwen. En nu 't doel van dat onderzoek, 't welk men niet zal kunnen herhalen dan over 122 jaren. Dat is geen ander dan een nieuwe berekening te ontwerpen omtrent den afstand der zon tot de aarde. Daartoe is zoo'n gang van Venus of van Mercurius over de zon ROMANTISCHE HERINNERING Neemt wat er is, zoo 'tkomt en gaat; Genieteer 't wordt voor u te laat. En op een andere keer: E. SCHNELLENBACH. Daarna gingen wij op een tuinbank zitten, en ver haalde zij mij alles wat sedert onze scheiding was voorgevallen, van de lange, bange reis van Riga naar Petersburg en terug naar mijn geboorteplaats, tot al lengs naderbij naar Berlijn, naar mijn tuin, naar dit avonduurtje komende. Waar zal ik woorden vinden om u mijn geluk van die dagen te schetsen. Maar zij staan hier be schreven op die oude, geel geworden bladen, sints dien avond, dat ik de laatste letteren van Waltha's hand ontving, die op een winterdag, uit den vreemde, met verschrikking tot mij kwamen, en die ik met be vende hand bij de bladzijden heb neergelegd, die nu niet meer zullen vervolgd worden Van die bladzijden waren er bijvoorbeeld Heden de sprookjes van Bartrihari gelezen.Zij hielp mij hij de vertaling van: Weest rustig, trouw en dankbaar hart! Waarom al dat vergeefsche zuchten? Het wordt niet anders bij uw smart, Het toeval wil uw hart verluchten! 'tVerledene het spoedde heên. 't Toekomstige daarvan weet geen. Op tweeërlei wegen, Geraakt men tot zegen. Op beide wand'len, Is 't beste hand'len Naar wijze lessen hooren Als men die aan u geeft Door vreugd u doen bekooren Als men in lente leeft. «Dat is ondci Walta's oog op het papier gebracht. En zoo ging de ecne dag na de andere voorbij en was de herfst over de geel geworden bladeren aange broken. Op ons eiland dat was de eenzame tuin stoorde ons niemand. Onder het lommer der hoornen, genoten wij als minnenden van al de schoone poëzie, die door alle volken over de liefde gezongen waren van Sita en Nana en wat de Indische Epos al niet oplevert, van Sal en Nudahe, wat weet ik al meer! De Septembermaand was ten einde gespoed, toen haar het lang gevreesde en bange woord over de lip pen kwam «Wij gaan vertrekken! Wilt gij mij nu nog een zeer groot genoegen doen welnu, vertel mij dan nog eens dat sprookje ja, gij weet wel welk. Ik had het voor haar gemaakt toen ik te huis was Het sprookje van Bruidlicht. Er was eens een koning, die een zeer lieftallig kind hadhet was een meisje, aan wie ieder uit het land een bijzonder mooie naam gegeven had, zoodat de een nog weliuidender en schooner dan de andere klonk. En dewijl die namen vele duizenden waren, noemde men de prinses Duizendschoonlje, zoo lang zij klein was. Maar Duizendschoontje werd van lieverlede grooter en schooner ook en als er nu en dan een vreemde prins aan het hof verscheen, zeiden zij: Duizendschoontje moet ik tot mijne vrouw hebben en geen ander!» Maar omdat dit dan ook alle prinsen zeiden, werd de koning beangst voor een oorlog om haar en wist niet wat hij doen moest. Daarom liet hij alle geleerden uit zijn rijk bijeenkomen, zoowel mannen als vrouwen, en verhaalde hun zijn neteligen toestand. Zij verzochten hem drie dagen van beraad toe te staan, maar wisten na alloop daarvan nog niets te zeggen. Zoo was dan goeden raad duur, waarom de Koning een groote som gelds uitloofde, voor degenen die hem uit zijn verlegenheid zou kunnen redden. Nu woonde er te dien tijd in het bosch, niet ver van het koninklijke lustslot, een oud moedertje, die een aangenomen kind bij zich had inwonen, wiens vader en moeder gestorven waren, en de kleine Ethel woonde bij de grootmoeder in het huisje in het bosch en het was een goed kind en het werd al grooter en grooter. Maar hij bleef bij de grootmoeder, en deed alles met liefde voor haar, alles wat hij slechts uit haar oogen kon lezen. Toen nu de Koning in zijn land kennis gaf van de groote geldsom, die hij uitloofde, riep het oudje haar kleinzoon bij zich. Ethel, beste jongen,zeide zij, gij moet morgen naar het slot gaan en u bij den Koning laten aan dienen. Maak dus uw goed schoon en poetst het alles keurigwat verder moet geschieden, zal ik u morgen vertellen Ethel was een gehoorzaam kind en deed zoo als zijn grootmoeder bevolen had. Den volgenden morgen waschte hij zich zoo schoon als hij maar kon en ging toen aan grootmoeder zijn morgengroet brengen. Zij zag hem vriendelijk en lieftallig, met haar oude, goedaardige oogen aan en sprak: «Wel, wel, Ethel gij ziet er uit alsof gij een Prins waart maar komt wat dichter bij mij en luistert eens goed naar mij, opdat ge niet vergeet wat ge zeggen moet. Ethel trad nader bij zijn grootmoeder en zij trok hem naar zich toe en streek driemaal met haar rech terhand over zijn gelaat. Het was voor hem een ge voel alsof hij een geheel ander gezicht bekomen had; en de" grootmoeder zeide «Ziedaar, neemt deze kaars mede en gaat thans naar den Koning Niemand zal nu kunnen zien, dat gij Ethel zijt; ook zult gij binnen gelaten worden, als wanneer gij deze kaars als bruidlicht aan de prin ces moet schenken. Als zij die aansteekt, zal zij in de vlam er van de beeltenis zien verschijnen van hem, die haar als bruid zal wegvoeren. Maar zij mag de kaars slechts eenmaal daags, en wel als het donker wordt, aansteken. Doet zij liet meermalen en op andere tijdstippen, dan verdwijnt de geliefde steeds meer en meer uit haar oogen. Hebt gij alles goed begrepen?» Ethel gaf een toestemmend antwoord. Zoo ga dan naar het slot en laat aan u de groote belooning uitbetalen de allergrootste komt echter het allerlaatst. Vergeet vooral niet het laatste van de vlam mede te doelen. En Ethel ging naar het burchtslot en liet zich bij den koning aandienen toen hij binnentrad stond juist de pón- ses naast hem en zij vraagden hem, wat hij kwam d en. (Wordt vervolgd.) VAN 2)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1