No. 124. Zaterdag 2 December. 1882. DE VROUW. FEUILLETON. Pk Uitgever: L. J. VEERMAN ITeusden. Jj mu ivjm r VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1Franco per post zonder verhooging. pnjs- Advertentiën 16 regels 60 et.. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Ingezonden De emancipfltiekoorts heeft, althans Inci te lande, uitgewoed. Gevaarlijk is ze niet geweest, we gelooven zelfs dat de dagelijk- sche, 's anderendaagsche en derdendaagsche koortsen, die ons geliefd vaderland, behalve mest en mist, en killen, kouden regen, ons bij duizendtallen toezendt, voor onze land- genooten nadeeliger gevolgen hebben in één jaar, dan de eerstgenoemde koorts gedurende haar gansche verloop had. Ze is gekomen en gegaan als een staartster. Gelijk als deze werd ze lang vooruit voorspeld, we zijn uit- geloopen om haar op te merken en daarna dankbaar en voldaan huiswaarts gekeerd. De kometen och, och, er waren er twee, maar haar licht was van de vijfde of zesde grootte. Een er van is in Indië ondergegaan men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer de andere hebben we hier zien dalen, ten grave op eigen verlangen. Voor deze was de emancipatiekoorts doodend! Toch heeft ook deze verschijning hare goede zijde gehad. Ze heeft de aandacht gevestigd op feiten van hooge waarde voor den socialen welstand en 't zedelijke leven. Ze heeft die feiten sterk gekleurd onder de aandacht gebracht van 't algemeen, dat wil hier zeggen van de mannelijke machtheb benden en 't gevolg er van is geweest dat de vrouw meer recht geschiedt dan vroeger 't geval was. De vrouw heeft in den loop ter tijden zeer verschillende en ver uiteenloopende rol len gespeeld. Ze heeft gediend tot slavin, tot een"voetveeg voor den man; ze is ook tot den hemel verheven en als een heilige vereerdze is gevloekt geworden om het oordeel, dat ze over de wereld heeft gebracht, en daarentegen weder met lofzangen als het heerlijkste wezen op aarde begroet. In oude tijden was de grondslag van het verbond tusschen man en vrouw uitsluitend zinnelijkheid. Men gaf de vrouw weg of ver kocht haar om een ander te nemen. De meeste volken lieten de geheele behandeling en mishandeling der vrouw aan het welmee- nen der individu's over, zoodat toen ten tijde veelwijverij overal voorkwam. De Grieken alleen huldigden de instelling van het huwe lijk met ééne vrouw. Men meene daarom echter niet dat 't lot der Grieksche vrouw zoo bijzonder schoon was, al vloeit dan ook de Grieksche literatuur over van de keurig ste poëzie, wier onderwerp de vrouw is. De vrouwen de deugdzamen onderhaal- leefden geheel afgezonderd. Ze kwamen met niemand in aanraking. De schoone Afro- dite, door Phidias gebeeldhouwd, stond op een schildpad en gaf zoo een waar beeld van het afgezonderd leven der Grieksche vrouw. Men heeft 't ten allen tijde kunnen waar nemen en in onze dagen bestaat daartoe ook nog gelegenheid te over, dat in de vrouw de ondeugd, van welken aard ook, ongemeen sterker afgekeurd wordt dan in den man. De Grieksche vrouw werd van de wereld afgezonderd, omdat ze daar, in 't vrij vcr- keerende, licht een smet op zou doen, maar den Griek stond 't vrij te leven naar zijn zinnelijk, dierlijk welbehagen. Precies als bij ons, zal men zeggen. O zeker, de huwelijks trouw is in deze eeuw niet maar een klank, een ijdel woord ze wordt alom gevonden, van de edelste, de reinste gehalte. Maar eilieve, hoeveel onreins woont er ook in dat opzicht niet onder en bij ons. Hoeveel hu welijken, zoowel onder de lagere als de hoogere standen, maar vooral daaronder, zijn niet meer dan een vorm, gesloten met het oog op de een of andere speculatie, terwijl ze zich daardoor kenmerken dat vrouw en kinderen de eer van 't huis ophouden ter-. wijl het hoofd zijn genoegen elders zoekt Laat een vrouw aldus handelen en men zal wraak over haar hoofd inroepen, terwijl de man ongehinderd zijn wegen loopt zonder in de noodzakelijkheid gebracht te worden ook maar voor iemand de oogen neer te slaan Maar nog eens hoe veelvuldig men dit ook aantreft, 't blijft uitzondering. We mo gen thans zeggen dat, dank zij de bescha ving, dank vooral het christendom, in 't christelijke land de vrouw de even-knie is van den man, dat de wet haar beschermt en ze 't in zekeren zin haarzelve te wijten heeft, indien ze niet de eere geniet die haar toekomt. Wanneer dan ook Louise Michel hier te lande de vrouwen komt opwekken om het juk van zich af te gooien, dat haar door den man op de schouder gelegd is en ze met voor ons Nederlanders kluchtige overdrijving de vrouw voorstelt als een speelpop, die weggeworpen wordt zoo spoedig ze begint te vervelen, dan kunnen we niet anders dan lachen om dergelijke zotteklap. En de Nederlandsche vrouw, die weet wat ze waard is, lacht hartelijk mede. Doch de emancipatie, die nu de aanvoer sters van 't tooneel afgetreden zijn, stil haar weg gaat, bestaat geenszins uit een samen pakking van enkele ongegronde eischen. Waar is 't, dat een deel onzer vrouwen on gehuwd blijft, en evenwaar dat dit deel evenzeer aanspraak op een brok van de alge- meene tafel des maatschappel ijken levens heeft als elk ander. En zoolang nu de toe standen er uitsluitend op ingericht zijn den man tot zijn doel te brengen in de veron derstelling, dat deze op zijn beurt de vrouw 't leven mogelijk zal maken, mag op her ziening dier toestanden worden aangedrongen, indien 't blijkt dat de onderstelling maar ten deele waar is. r\ r\ 4) 0 Feodora, ik verlang zoo met hart en ziel naar u, naar uw vriendelijk gelaat, naar uwe zuster lijke goedheid, naar onze kamers, naar alles, alles als ik alleen ben en aan het vaderland denk, moet ik weeneu; waarom? 0, wist ik het zelf maar! Er is iets dat loodzwaar op mijne ziel drukt, het beneemt mij de rust, en doch stil, dat zijn onzinnige klach ten! Ik ben mijn gemaal gevolgd uit vrije beweging en het is wel zeer dwaas van mij, u over mijn ver langens te schrijven. Gij vraagt in uwe beminnelijke zorgvuldigheid, of ik gelukkig ben? Ik zou wel eens willen weten, wat men zoo al onder het denkbeeld van «geluk» verstaan kan en hoever het zich uitstrekt. Toen ik nog een meisje was, noemde ik mij gelukkig bij u en bij onze ouders; ik noemde mij zoo, omdat ik voor het gevoel der tevredenheid geen andere uit drukking vond, dan die het woord «geluk» in zich bevat. Toen ik Grigors bruid geworden was, toen was ik ook gelukkig, doch alweer op een andere wijs; en thans? Ben ik gelukkig, of beu ik het niet? Feodora, gij zult uw hoofd schudden en mij vreemd, zonderling noemen, maar ik kan niet andersik weet het niet! Grigor draagt mij op de handen, hij zou op mijnen wensch de zon voor mij van den hemel halen, hij overlaadt mij met geschenken, hij bedekt mij met juweelen, hij zou mij wel in het goud willen zetten, maar hij zou ook gaarne zien, dat ik als een Turksche houri gesluierd en I door geen mcnschclijk oog gezien achter gesloten deu ren leefde, want hij is jaloersch tot in het onge lofelijke. Deze rampzalige hartstocht maakt hem blind en doof, berooft hem van zijne zinnen en verlaagt hem', - die anders zulke voortreffelijke eigenschappen bezit, vaak tot beneden de dieren. 0, kon ik hem maar genezen! Het zou zijn eigenliefde ten diepste krenken als de geheele wereld mij onopmerkt liet; de natuur heeft mij echter zoo gelukkig (of ongelukkig) toegerust, dat de wereld mij bewondert; bovendien draag ik fabel achtige schatten met mij otnis het dus een wonder, dat men mij huldigt, dat met name het sterkere ge slacht zich om de nieuwe meteoor,om de brillanten- fee» verdringt? En schoon Grigor dat alles uitlokt, kan dat alles hem toch tot volslagen razernij voeren en ik was reeds meer dan eenmaal zeer ellendig en vermoeid en verlangde naar rust. Ik ben zeer voor zichtig, om Grigors wilik spreek slechts niet meer dan noodzakelijk is met de mij omringende heeren en in weerwil daarvan vervolgt hij mij met zijne razende, ongegronde jalousie en reeds meer dan eenmaal wilde hij mij met geweld naar zijn eenzaam kasteel in Cir- cassië overbrengen. Kon ik er maar toe besluiten, hem vrijwillig daarheen te volgen, dan zou alles goed zijn maar ik ben er niet toe in staathet is alsof eene onzicht bare hand mij terughoudt om dit slot te betreden «Feodora, lieve zuster, bid voor mij, ik kan Grigor niet meer beminnen, want sedert ik hem, beheerscht door dien rampzaligen hartstocht, tot een dier verlaagd zag, koester ik vrees voor hemik geloof dat hij in staat zou zijn om mij, als Othello zijne Desdemona, te dooden. Waarom mij toch voortdurend die heerlijke tragedie van den grooten Brit te binnen komt? Ik heb de rollen daarin reeds dikwijls in gedachten met de werkelijkheid vergeleken; Grigor is de moor; ik ben DesdemonaJago, de vertrouwde dienaar van Grigor, is Danilo, die afschuwelijke, kruipende Circassicr, met zijn valschen blikCassioos zijn de geza menlijke heeren in Petersburg. Deze Danilo is Grigor's kwade geest. Zonder hem. zou ik mij nen armen gemaal misschien nog" kunnen genezen, maar hij heeft zich dezen mcnsch, die hem eenmaal het leven moet gered hebben, geheel in handen be geven, en Danilo in plaats van den boozen hartstocht zijns meesters in de kiem te onderdrukken, kweekt dien aan, dat weet ik maar al te zeker. En als Grigor's paroxysmc heeft uitgewoed, als de vlam zich in zich zelf verstikt heeft, dan. ligt hij aan mijne voeten en bemint mij met denzelfden gloed waarmede hij mij in zulke oogenblikken haat! En bij dat ont zettende leven zou ik gelukkig zijn, ik, voor wier bestaan een gelijkmatige rust, verre van alle harts tochten, eene levensbehoefte is? O mijn God, ik begeer immers slechts een rein, ongestoord geluk ik verlang geen schatten, alleen rust, rust. Dat alles verschrikt mij en maakt mij angstvallig! Kondt gij mij maar met uw doortastend karakter ter zijde staan, sorella mia, of kon ik het slechts van mij verkrijgen, Petersburg te verlaten, om Grigor's steppenslot te bewonen; maar de gedachte van alleen met Grigor, gevolgd door de hooze schim Danilo, die reis te on dernemen, is ontzettend. Ik verbeeld mij, zoodra ik Petersburg verlaat, is mij een somber, treurig lot beschoren. «Schrijf mij geen woord van medelijden, Feodora dat kon mij nog zwakker maken en ik behoef toch zoo zeer inwendige sterkte. Groet allen thuis die ik liefheb en die mij liefhebben Wanneer zal ik u wederzien? Chi lo sa? Vera.» Zij wilde het zich zelve niet bekennen, de bekoor lijke fee, de warme zonnestraal van haar huiselijken En er blijven, helaas, vele ongehuwde vrouwen over, die op eenige wijze haar kost moeten verdienen. Waardoor? In de beant woording dier vraag ligt het groote verschil tusschen de heftige Emancipatorische woord voeders en de meer bezadigde bestrijders uit beiderlei kunne van onzen maatschappel ij ken toestand. Omdat ze te fier zijn zich onder 't huwelijkjuk te krommen en slavinnen te worden van den alles vermogenden man, zeggen de eersten en pogen de vrouw op te winden tot het peil, waarop haar afkeer gestegen is. Omdat nu eenmaal zooveel mannen den on- gehuwden staat verkiezen, antwoorden de kaatsten en wenden, dat antwoord gevende, alles aan om der vrouw meer geschikt te maken voor den haar 't meest passenden werkkringde huiskamer. Dat er al sedert lang onder de jeugdige mannenschaar een instinktmatigen afkeer van 't huwelijk bestaat, is overbekend. Het z.g. vrije leven acht men hooger en heer lijker dan 't huwelijksverbond. Komt het toch eindelijk daartoe dan heet de trouwdag de begrafenisdag van de vrijheid, van 't on gestoorde genot van velerlei aard. Dat de vrouw hieraan schuld heeft, is niet te ont kennen. Er is een kapitaal toe noodig om een vrouw, die de mode volgt en welke doet dat niet in onze modieuse dagen, te kleeden en dit is nog maar een klein deel van 't geen er in 't huwelijk kijken komt. Men hoeft daarom gezegdonderwijs de vrouw. Laat de staat, die den man vormt voor 't maatschappelijk leven, ook haar de gelegenheid openen zich te bekwamen om desgevorderd alleen de wereld in fe gaan. En thans zijn we zoover dat 't niemand in 't hoofd zal komen uit de hoogte neder te zien op de vrouw, die door arbeid het brood tracht te verdienen. De jacht naar volkomen gelijkstelling met den man,' naar de afbre king van alle scheidsmuren, zooals de Eran- kring iu Warschau, dc arme Vera, dat zij ongelukkig was. Of zij liet wel' gekend heeft, liet woord des dichters? Dies vrage, wie voor eeuwig bindt Of 't harte zich in 't harte vindt; De waan is kort, 't berouw duurt lang 0, dat berouw en dat allervreeselijkste woord; te laat!! Vaak lag Vera weenend op de knieën en wrong zij dc handen, maar dat alles kon de vervlogen tijden niet terugbrengen Grigor Voinesco was iemand, dien de natuur met groote bekwaamheden had toegerust. De gebreken van zijn karakter waren opvliegendheid én jalousiede eene sproot voort uit de andere. En er was niemand ge weest, die deze gebreken in de geboorte verstikt had Vera's krachten waren daarvoor te zwak en de invloed van Danilo op zijn meester te groot. Danilo was een lijfeigene van Voinesco geweesthij had hem op een jachtpartij het leven gered, was vrij gelaten geworden en volgde Grigor sedert dien tijd als een hond, ter wijl hij zich langzamerhand alle heerschappij over hem toeëigcndc. Natuurlijk was hij hoofdintendant van Voinesco's goederen en voerde daar een streng beheer. Vera had wellicht niet zoo geheel ongelijk, toen zij beweerde dat Danilo de jalousie van haar gemaal ten haren opzichte aanvuurde. Overigens was hij tegenover de Vorstin de onderworpenheid en eerbied zelfen slechts door het fijne instinct, dat het vrouwelijk gemoed eigen is, kon zij tot de gevolgtrekking komen dat deze kruipende Gircassiërs haar bitterste vijand was. (Wordt \ervo\g\.) NIS WSBLAD Het L» AIGSTRAAT EH «Én m Allen, 10IMBWMM)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1882 | | pagina 1