No. 143.
Zaterdag 10 Februari.
1883.
Een Volkslied.
FEUILLETON.
In Noodweêr.
Fitffevcr: L. »T. VEETÜMAN ITeiiscIori.
VOOR
verhooging.
Ingezonden
In zeker land lijdt men gehrek aan een
volkslied. Let wel, niet aan volksliederen,
want daarvan bezit het bundels vol, die van
tijd tot tijd eens worden herzien en herdrukt
en gretig verkocht worden. Doch dat zijn
van die huishoudelijke deuntjes in ietwat lo
kale kleur en met eenige vaderlandsche
tintjes gedicht, wier vlucht zich niet hooger
verheft dan de weilanden van onzen geze-
genden bodemze zijn goed om op een stem
mige zilveren bruiloft of op een huishoudelijk
feestje onder 't genot van een warm glaasje
of een kopje slemp te worden gezongen,
maar aan de vereischten van een goed volks
lied, een volkslied bij uitnemendheid, vol
doen ze niet.
Er zijn er die dat gebrek niet erkennen
en met nationalen trots wijzen op een paar
liederen, bij 't volk geliefd en waarvan een
zelfs den titel //Volksvriend" voert. Daar is
zeggen ze: //Wilhelmus van Nassouwe" en
daar is ten tweede ons //Wien Neerlandsch
bloed," ziedaar twee volksliederen voor een,
wat klaagt ge dan nog? Is er wel één lied
onder de beschaafde natiën, dat zoo'n verle
den heeft als het eerste en kent niet ieder
een in het land, 't welk we nog niet genoemd
hebben, het tweede gedeeltelijk van buiten
Het oude Wilhelmus is te innig met onze
historie saamgeweven dan dat het ons niet
aan 't hart zou gaan die hymme der gewe
tensvrijheid onder de wouwe" liedjes te rang
schikken. De melodie kan den toets met alle
andere volksliedmelodiën doorstaan en wat
schoon is op muzikaal gebied, veroudert
nimmer. Vandaar dat velen een poging ge-
•daan hebben het Wilhelmus nieuw leven in
te blazen door een bij de melodie passend
gedicht te schrijven, tot heden echter is
nog geen dier navolgingen van Marnix's lied
tot volkslied verheven.
Wij behooren niet tot hen die het andere
lied, ons alzoo genoemd volkslied van Tol
lens en Wilms klakkeloos afkeuren. Dat
z/Wien Neerlandsch bloed" is nog zoo min
niet als velen 't wel willen doen voorkomen.
Zeker we geven 't toe, de gedachten in dat
lied uitgedrukt zijn uiterst schraal, 't heeft
zelfs groote gebreken en een onzin als b.v.
de grond, waar eens ons graf op staat is
onverdedigbaar, maar eilieve, ons volk
stoot zich aan deze zonden tegen den goeden
smaak volstrekt niet en wanneer ge 't maar
leert zingen, stelt het ook met liefde en op
gewektheid, vereend van zin, het godgeval
lig feestlied voor Verst en Vaderland in!
In zeker land dan gevoelde men 't gemis
van een volkslied, een krachtigen, mannelij-
ken, vaderlandschen zang, waarin 't woelen
en strijden, 't gelooven en wenschen van ons
volk zoo kort en afdoend wordt weergegeven,
dat iedere Nederlander bij 't hooreii van dat
lied in spe uitroept: ziedaar in zangrijke
woorden uitgedrukt wat in ons aller hart
onbewust leeft, ziedaar ons Nederlandsch
volkslied! En een volksblad, bij gebrek aan
een goeden naam, de Echo geheeten, richtte
een roepstem tot alle dichterlijk gestemde
gemoederen om zoo'n zang te scheppen,
't Was gewaagd, zou men zoo zeggen in
onzen aan dichtvuur armen tijd, maar die zoo
oordeelen, spreken voorbarig. Het getal in
zenders was buitengewoon groot. Wat meer
zegt de jury achtte 't doel volkomen be
reikt en bekroonde een der ingezonden dicht
vuurspranken, dit alzoo stempelende tot ons
toekomstig volkslied. En als 't ware om dui
delijk te doen uitkomen dat heeren beoor
deelaars zich ten volle bewust waren van 't
gewicht hunner keuze nam een der juryleden,
de heer Alberding Thym, de pen op en
schreef er een woord van aanbeveling bij.
Het luidt aldus
We hebben alle respect voor den heer
Thym; als historicus en letterminnaar staat
hij hoog aangeschreven, als hoogleeraar op
kunstgebied heeft zijn oordeel bijzondere
waarde. Maar of de heer Thym de man is
die ons aan een volkslied helpen kan, wagen
wij te betwijfelen. Wij zwijgen van het bij
zonder standpunt, waarop deze geleerde zich
plaatst waar 't onze geschiedenis geldt, we
denken hier uitsluitend aan wat hij wrocht
op letterkundig gebied en aan zijn volkomen
goedkeurend oordeel over bovenstaand ge
dicht en dan gelooven we zonder eenig voor
behoud en op grond van onze bekendheid
met 't volk, tot 't welk we behooren, te mogen
zeggen dat de tijd èn de dichteres Louise
Straten us, èn den heer Thijm, èn de redactie
van de //Echo" teleurstellen zal in hun aller
verwachtingen. De beste componist uit ons
vaderland, laat het Richard Hol zijn, die
den volkstoon uitmuntend weet te treffen,
zal dit gedicht nimmer tot een alom geliefd
volkslied kunnen verheffen. Waarom niet?
Eenvoudig omdat 't stroef is, omdat er zaken
in genoemd worden die de man uit 't volk
niet alleen niet kent, maar nooit heeft hooren
noemen, en omdat het voor een eenvoudige,
klankvolle melodie ongeschikt is. W e kunnen
dat niet in den breede aantoonen, doch 't valt
iedereen bij nauwkeurige lezing terstond in
't oog. Een lied, dat onbegrijpelijk is, wordt
nooit een volkslied. En onbegrijpelijk is b.v.
Geiser, ravijnen, de laatsts regels der eerste
twee verzen.
Let op Frankrijks nationaal lied, de
//Marseillaise", van Rouget de l'Isle, en
Duitschlands overwinningskreet //die Wacht
am Rhein", van Carl Wilhelm; 't eerste
ontstaan uit den drang naar staatkundige,
maatschappelijke verlossing van 't arme ver
trapte Fransche volk, 't laatste, ofschoon
reeds veertig jaren oud, eerst sints de dagen
van '70 verheven tot een overwinningslied
bij uitnemendheid.
Vergelijk verder bij de dagen van 1572,
1789 en 1870 ons kalm tijdvak van heden,
nu alle geestdrift zich bepaalt bij eenig
staatkundig geharrewar, nu we vrede hebben,
maar een vrede die allesbehalve tot poëtische
gedachtenuiting opwekt en zeg ons wat de
dichter bezingen zal, dat uit ons aller hart
gegrepen en waard is nagezongen te worden.
Neen, wanneer we per se een nieuw
E. VEL Y.
-oo-
9)
»Het zal de een of andere affaire of een nieuwe
speculatie zijiï,« antwoordde zij op tuchtigen toon.
«0, kind, ge kent broêr Daniels gewoonten nog
niet. Ik vrees er het ergste van,« jammerde Nanne.
Daarop sloop zij zachtjes naar de deur en opende die
zoo stil mogelijk. Toen zij terugkwam, was haar vaal-
kleurig gelaat nog een graadje angstiger geworden.
«Zei ik het niet: iets bijzonders? daar komen
ze al naar boven, de beide Dorneddens, vader en zoon
De jonge vrouw begreep, in weerwil van het stijve
ceremonieel in huis, toch niet wat verschrikkelijks
er in lag, dat men eens voor een enkele maal daar
van afweek. Haar opgeruimd gezichtje getuigde alteen
van vroolijke nieuwsgierigheid. Zij snelde dus naar de
deur en deed die juist open, toen de beide heeren
gereed stonden om binnen te treden.
«Een onverwacht bezoek moet men met bijzondere
attenties ontvangen», sprak zij schertsend; maar toen
baar oog op het gelaat van haar man viel, verstomde zij.
Hendrik Dornedden was te rechtschapen van ka
rakter om de neerslachtigheid, die hem drukte, gansch
en al te kunnen verbergen.
De oude heer Dornedden maakte zijne gewone
buiging, die volstrekt niet vertrouwelijker was ge
worden in de twee maanden dat Mela nu reeds als
dochter des huizes zich onder zijn dak ophield. Hen
drik drukte haar de hand het was of hij haar
zwijgend om moed wilde bidden.
Permitteer me dat ik even ga zitten, mevrouw
Dorneddenbegon de lieer des huizes, terwijl hij
eerst na die ceremoniëele beleefdheid een stoel nam.
»Ik moet u een kleine mededeeling doen. Nanne,
och wees zoo goed, dat gordijn daar voor het raam
wat verder dicht te schuivenliet licht is zoo
schel.
Nanne haastte zich den zonnestraal, die zoo ver
metel was om heimelijk de kamer binnen te dringen,
den toegang te ontzeggen.
Ik kom zelf u die mededeeling doen, omdat ik
dit als mijn plicht beschouw. Ik ben gewoon om na
te komen wat ik beloof en bepaal, en alleen uiterst
gewichtige omstandigheden kunnen mij dwingen een
enkele maal van dien regel, om het zoo eens te
noemen, af te wijken. Zulk ecne omstandigheid heeft
zich voorgedaan.
Meta zuchtte diep toen hij een oogenblik zweeg.
Zij zag baar man aan, het ergerde haar bijna
dat hij daar zoo stil bleef zitten en zulk een weinig
mannelijke houding aan den dag legde. Wat mocht
er toch wel met het huis Dornedden gebeurd zijn
Een verlies kon men dat niet te boven komen
»U weet, mijnheer Dornedden,» het woord
Papa was hier gebannen dat ik aan alles
wilde Meta beginnen, maar haar schoonvader hield
haar met zijn groote, beenderige hand dadelijk
tegen.
«Ik ben er op gesteld dat men mij geheel laat
uitspreken. De zaak betreft een winstgevende operatie
i daar ginds», hij wees met zijn vinger over zijn
schouder heen, en zoover was de jonge vrouw wel
reeds in de handelstermen ingewijd, dat zij de be
doeling van dat «daar gindsterstond kon begrijpen
de operatie betrof Amerika. «Een zeer winstge
vende zaak, maar wij moeten er een helderen kop
heen zenden. De geschiktste persoon, ik constateer
dit met bijzonder genoegen, omdat ik het niet ver
wacht had na sommige vroegere gebeurtenissen, is
mijn zoon.
«Hendrik», sprak Meta; die loftuiging deed haar
goed. Daarop bleef zij steken en vouwde angstig hare
blanke kinderhandjes. «Mijnheer Dornedden, u wil
toch niet zeggen, dat Hendrik plotseling naar
Plotseling naar ginds moetdat wil ik inderdaad
zeggen», viel de heldere koude stem haar in de rede.
«Nu heb ik echter vroeger verlof gegeven, omdat
mijn zoon beweerde dat het stadsleven u bleek ge
maakt heeft, mevrouw Dornedden, en u behoefte
hebt aan ontspanning. De jeugd heeft tegenwoordig
meer ontspanning noodig dan in vroeger dagen.
Enfin, dat is een andere zaak, ik wil er mij in
schikken Maar dat verlof dan, dat bezwaarde mijn
zoon Hendrik. Daarom ben ik hier gekomen. Ik hoop,
mevrouw Dornedden, dat u in dit geval, waarbij
duizenden voor ons op 't spel staan, persoonlijke
wenschen op zult geven. U is de vrouw van een
koopman gewordenu hebt Hendrik niet, zoo als
anders gebruikelijk is, eenig fortuin aangebracht,
hij had het trouwens niet bepaald noodig, maar
ik beschouw het des te meer als uw plicht, hem in
zijne zaken geen hinderpalen in den weg te leggen
Hendriks afwezigheid zal ongeveer een groote maand
duren.
Hij ston^, op en plaatste zich in zijne volle lengte
voor do schoone vrouw. «Nu?»
In Meta's oogen fonkelde weêr die zonderlinge
gloed zij zag haar man aan, doch deze staarde
sprakeloos naar den grond. Daarop antwoordde zij
Mijnheer Dornedden, het was niet noodig geweest,
mij zoo gestreng aan mijn plicht te herinneren,
ik zal mij wel wachten het huis Dornedden een ver
lies te berokkenen.
Zij had dit op vasten toon gezegd, maar men
hoorde toch hoeveel kracht zij bezigen moest om zich
te beheerschen.
«Ik had het zoo verwacht,» hernam de oude
lieer Dornedden. Hendrik zal van daag nog op reis
gaan
«Van daag nog!« Dat trof haar toch.
«Dit brengt echter niet mede, dat u van Wall-
hafen moet afzien. Alles is daar gereed voor uwe
komst. Zuster Nanne Griites mag u vergezellen.
«Ik dank u, mijnheer Dornedden. Tante Nanne,
ik geloof dat wij morgen wel reeds heen kunnen
gaan,« sprak Meta tot de goedhartige weduwe.
«Wel zeker, liefste lieveling!»
De heer Daniël Dornedden groette en ging naar
de deur.
«Hendrik, ik heb nog een uur met u over zaken
te spreken en binnen een paar uur vertrekt de trein.
Daarop was hij verdwenen.
De ander sloot zijn jonge vrouw in zijne armen.
«Grijp moed, Meta het is de eerste scheiding
en ik kan u niet zeggen hoeveel verdriet ik er
I van heb
(Wordt vervolgd.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZAT E R D A G.
Abonnementsprijs: per 3 maatiden f 1.Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lette» naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur.
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Waar golf op golf uw duinen kust,
Om straks te steig'ren, ongekelend,
Te beuken op uw zand, vergetend
Hoe gij hen tart in ka.lme rust,
Fier, op het voetstuk van uw stranden,
Verrijst gij, waar de zeenimf zingt,
Rij 't element, dat gij bedwingt,
O, tooverrijk der Nederlanden
Vrij moogt gij arm zijn aan natuur,
Aan Alpenkruinen, aan ravijnen,
Die watervallen zien verdwijnen,
Aan bei-gen met kolommen vuur;
Gij zijt een Geiser, die van binnen
Het vuur bewaarde; maar dien gloed
Stortte in der uwen fier gemoed,
Hun burgerrecht hen deed verwinnen.
Zoo hebben zij op zee en wal
Uw driekleur immer laten eeren,
Eu aan Europa zelf doen leeren,
Wat Holland was en blijven zal.
Zij hebben geen bezwaar gewogen,
Maar zee en storm aan uwen voet
Gedwongen tot een huldegroet,
En als uw slaven neergebogen.
En wij, de kinderen van het thans,
Nu gij zóó zeer zijt vrijgevochten,
Dat we u geen lauw'ren brengen mochten,
Verworven door eeu heldenlans,
Wij strekken toch met drift de handen,
Om zangers van uw roem te ziju,
En zoo, uw vorstlijk hermelijn
Te dragen, Rijk der Nederlanden!
NOVELLE VAN
r