No. 149. Zaterdag 3 Maart. 1883. FEUILLETON. In Noodweêr. Nieuw Ned. Panopticum. VOOR Uitgever: L. J. VEERMAN FTeHsdui:. Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG A b o n n e ni e n t s p r ij s per 3 maanden f verhooging. en ZATERDAG. 1.Eranco per post zonder prijs- Ad ver ten tien 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letteis naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Ingezonden Binnenlandsche A D VER T E N T 1E N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Dij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. ii. DE HEER STOON EN ECHTGENOOTE. 't Is maar een peimelikker, waarde toe schouwer van dit wereldsch kijkspelletje, maar een echt Nederlandsche type van een stand, rijk ten onzent vertegenwoordigd, een stand, die over 't algemeen naar zijn uiterlijk te hoog vliegt en naar zijn innerlijk daar voor boet met ontbering, een stand, die meer doet vermoeden dan er wezenlijk in zit, maar niettemin een zeer nuttige en in zijn soort hoogst verdienstelijke stand. Dit echtpaar ziet er knapjes uit welgedaan is een ander woord 's levens zorgen zijn niet langs hen heen gegaan, doch ze dragen ze met hoop en geduld en ze vinden in onderlinge liefde en waardeering een vasten steun op den vaak oneffenen levensweg en voldoende vergoeding voor wat ze overigens ontberen moeten. Ja, zelfs is die band van waardeering de reden waarom we 't wagen durven hen u voor te stellen en u te ver zoeken nosc een oogrenblik voor het beeld o o van dit tweetal te vertoeven. Eiken ochtend, kwart voor negen, verlaat de heer Stoon zijne woning om zijn dag werk te beginnen. Steeds loopt hij denzelf- den weg, groet voor dezelfde ramen en passeert dezelfde school, zoodat de jongens die zich op eenigen afstand nog vermaken met knikkeren, kaatsen, glijden of wat de tijd van 't jaar vereischt, bij zijne verschij ning elkaar toevoegen//gauw wat, hoor daar heb je hem al Op 't kantoor gekomen, waar hij altijd de eerste is, ontdoet hij zich van zijn jas, bergt die in de kast die ook zijn hoed bewaren zal, trekt zijn kantoorjasje aan, en brengt alles op zijn lessenaar in gereedheid. Is het noodig dan verzorgt hij even de kachel, anders tuurt hij door de ruiten, die het uitzicht verleenen op een binnenplaatsje, stopt zijn pijp en wacht dan bedaard de klok van negen af. Inmiddels zijn ook de andere heeren ver schenen morgengroeten worden gewisseld, krukken verzet en even later hoort men niets dan het gekras van pennen, het ope nen en sluiten van lessenaars en kasten en het pieperig stemmetje van den loopjongen. Te tien uren verschijnt de patroon, ieder gelegenheid gevende de noodige inlichtingen te vragen ten einde in staat te zijn den dag door te werken, soms ook een of meer on- derhoorigen een terechtwijzing toedienende, die steeds zoo ingekleed wordt dat men eer aan een complimentje zou denken. Op een goeden morgen in 't begin van 't jaar verscheen de patroon, ouder gewoonte en vraagt na 't gewone werk verricht te hebben//Och, meneer Stoonik wilde u wel even spreken. Wilt ge me eens volgen Stoon legt de pen neder, legt zijn boeken bij elkaar en volgt den patroon, onbewust van wat hem te wachten staat, niet wetende of hij te hopen, dan wel te vreezen heeft. Op het kantoor van den patroon gekomen, zegt deze, nadat beiden gezeten zijn //Stoon, ik heb behoefte aan iemand, die 's avonds van 5 tot 7 nog wat correspondeertwe kunnen het zoo niet meer af en een nieu wen klerk engageeren doe ik liever niet. Gij zijt de oudste; uw gezin het talrijkst, dus presenteer ik het u eerst. Die vermeer dering van werk zal gepaard gaan met 300 verhooging van salaris; maar zeg dat nie mand, bijaldien ge weigert; ieder ander geef ik maar f 200. Wal dunkt u er van //Mijnheer, ik dank u voor het in mij gestelde vertrouwen en neem uw aanbod gaarne aan. Wanneer zal ik daarmee be ginnen z/Ik dacht wel dat u 't zou accepteeren. Maandag a.s. reken ik op u. Ge kunt dan hier zitten. Nu zooals afgesproken is; ge kunt het nu gerust op 't kantoor zeggen Toen de lieer Stoon te 3 uren 't kantoor verliet haastte hij zich thuis te komen. De blijde boodschap, die hij na het eten aan zijn vrouw meedeelde, deed moeder bijzondergoed. Alleen betreurde zij het dat manlief nu eiken avond ook nog twee uren weg moest. Maar //geld verzoet den arbeid.Dat vond Stoon ook en toch was hij ver van vergenoegd. Dat hij het druk had, was buiten twijfel en beviel hem ook wel alleen stond 't hem erg tegen dat hij bin nen zijn eigen muren niet die kalme rus tigheid vond, welke hij daar zoo graag vinden zou. De kantoorman begreep niet wat zijn echtgenoote met den tijd uitvoerde. //Men heeft altijd den mond vol over 't slaven der vrouwen" dacht hij //een man is nog eens klaar, maar een vrouw nooit 1 'tls wat moois 1 Eiken dag, onver schillig welk weer, moet ik te 9 uren op mijn post zijn. Tot 3 uren werken dat 't een aard heeft. Er schiet niet eens tijd over om behoorlijk koffie te drinken. Klokke 12 heet de aankondigster eener pauze, maar meestal kan die er niet op overschieten. Daarna maar weer vooruit, toujours voor uit. Van 3 tot 5 vrij. Vrij? 't Mocht wat! Vooreerst gaan er twee kwartieren af voor heen en weer loopen. Dan wacht me het maal, en in een gezin waar 4 kinderen ge holpen en bediend moeten worden, is etens tijd volstrekt niet gelijkluidend met rusttijd. Vervolgens weer naar 't kantoor. Dat ge jaagde, dat afhankelijke nu kent een vrouw niet. Die is haar eigen baas. En daaren boven heeft ze nog een dienstmeisje. Toch gebeurt het niet zelden dat ze 's avonds klaagt over moeheid, en 't gebeurt nog veel meer malen dat ze niet klaagt, maar ik 't duidelijk aan haar zien kan. Maar waarvan is ze moe? Een schoonmaakster, ja, die kan moe zijn, maar mijn vrouw? Ze voert let terlijk niets uit!" En dit vaststellende, vond Stoon dat hij al een zeer ongelukkig lot had, bij dat van zijn vrouw vergeleken. Deze echter vond dat een kantoorman daarvan geen zier be grip had. Een week of wat later kreeg het kantoor een dag vacantie. Stoon had zich voorge nomen een prettige wandeling te maken, maar 't weer dwong hem achter de kachel te kruipen. //Enfin," dacht hij, //dan blijf E. V i: E Y. inslaan, omdat de middelen ontbraken. Dat een boeren jongen, hongerig en dorstig en met gescheurde kleeren, -oo- 15) «Hebt ge een toelichting noodig? Ik begrijp dat,» hernam hij. «Zal zij u niet vervelen Gaarne had zij geantwoord: «Als zij niet te treurig is,maar lag er niet iets in het. gelaat van den ern- stigen man, dat slechts van rouw en smart sprak? Zij wenschle hem niet op nieuw leed te berokkenen en gat' dus slechts door een blik te kennen dat zij verlangend was hem te hooren. «Toen ik jong was, had ik maar éénwensch: mij geheel aan de muziek te mogen wijden,verhaalde Detlev op eenvoudigen toon. «Die wensch bleef echter onvervuld; ik was de zoon van een aanzienlijk, maar onbemiddeld krijgsoverste en er bleet' mij slechts één keus over: n.l. in dezelfde loopbaan te treden welke mijn vader ingeslagen had. Uit den militairen stand komen zelden kunstenaars voortwij zijn door allerlei vooroordeelen en door dat erbarmelijke woord «overeenkomstig onzen standzoo vast gebonden als de galeislaaf aan zijn ketting. Wij sleepen dat woord «overeenkomstig onzen stands ons heele leven door met ons nude, liet zou niet overeenkomstig onzen stand geweest zijn, mij de kunstenaarsloopbaan te laten opwaarts streeft op het steile pad der kunst, is iets dat tot de dagelijksche mogelijkheden behoort. Maar ik kon niet op die wijze mijn doel bereiken, al had ik mij ook nog zooveel ontberingen willen getroosten het zou niet overeenkomstig onzen stand geweest zijn. Zoo werd ik dan officier, en bleef tevens als dilettant de muziek beoefenen en thans, nadat ik onbruik baar ben geworden ten gevolge mijner verwondingen en niet langer dienst kan doen, ben ik niets meer dan een invalide. «Mijnheer von Brink, spreek zoo niet!» riep de schoone vrouw met nadruk. «Gij waart een held, op uw borst schittert de hoogste onderscheiding, en Zijn droevige glimlach deed haar zwijgen. «En vóór mij ligt mogelijkerwijze nog een lang, ledig leven, een leven waarin niets omgaat. Welk een vooruitzicht, niet waar? hoe benijdenswaardig! En als een wreede spotternij heeft het noodlot mij nu datgene in den schootgeworpen, waarmede ik vroeger een doel had kunnen bereiken overvloedige middelen Er moest zeker iets van den koopmansgeest der Dorneddens over de jonge vrouw gekomen zijnzij hief ijlings het blonde hoofd op en sprak, terwijl haar blauwe oogen van geestdrift fonkelden: «Ik beklaag u volstrekt niet, mijnheer von Brinker ligt nog een rijk leven vóór u. Gij hebt in lret verledene den roem zoek gaan nu in de toekomst het stille geluk. Ge moet trouwen! voegde zij er vermanend bij. Er kwam een spottend lachje op zijn gelaat. «Ik heb reeds vroeger de eer gehad, u mijne denkbeelden omtrent het huwelijk mede te deelen Ochhernam zij hoofdschuddend, ik heb daar nog eens over nagedacht 'en ik vind die denk beelden toch wel wat excentriek. Men kan in hel werkelijke leven heel gelukkig zijn zonder dat nu juist het hart altijd voldoet aan den eisch om te ge- tu:gen «liet moet dunkt mij.» ».la,« sprak Detlev, «ik geloof wel dat er men sehen zijn, wien dit mogelijk is, maar ik behoor er niet toe. Als men een lijfspreuk heeft die alles be- heerscht Welke vroeg Meta met zichtbare nieuwsgie righeid. Hij zag haar lachend aan. «Op gevaar af van voor nog excentrieker gehouden te worden tout passe, tout casse, et tout lasseaus- s i O Zij herhaalde die woorden halfluid, en sprak toen «Daarmede berooft men zich dan ook van eiken licht straal. Ik zou die lijfspreuk niet gaarne tot de mijne willen maken. Doch wie weet of ze niet nog eenmaal in u zeiven gelogenstraft wordti Wat zou ik in mijn vuistje lachen, als ge eens genoodzaakt waart dit zelf te moeten bekennen llij liet haar met hare schalksche, guitige plagerij geduldig begaan, en vroeg eindelijk: «Zoudt ge tante Clara's lied niet nog eens willen zingen «Nu niethernam zij beslist. «Ik zou de rechte uitdrukking niet weder kunnen vinden en bovendien pijnig ik mij vruchteloos om een antwoord te vinden op de vraag, waarom ik ze juist dezen avond gevon den heb.» Detlev gaf haar geen bepaald antwoord. Hij boog zich naar de roos, die half ontbladerd aan hare vingers ontvallen was en hield die spelend in de hand. 't Al verschijnt; 't al verkwijnt'tal verdwijnt! minnend elkaór moeten mijden, En niemand op aard durven klagen Wat leed ze in 't harte omdragen,» herhaalde hij, en zeide toenWelke diep aangrijpende woorden zij kunnen iemand in een droevige ge moedsstemming brengen. Scherp, uitvorschend rustten hare blauwe oogen op zijn gelaat. «Gij zegt die woorden alsof zij een bij zondere beteekenis voor u hadden, mijnheer von Brink. Is u reeds iets dergelijks overkomen?» «Ja, het is mij overkomensprak hij nauw hoorbaar. «Dan zou ik dit lied liever niet gezongen hebben Zijn vurige blik bleef een tijdlang op haar gevestigd zij zelve voelde haar hart sneller kloppen toen hij er bijvoegde: «lk zou het wel telkens en telkens weer van u willen hooren!» Mela zweegzij staarde naar de sopha in den hoek, als zaten daar werkelijk tante. Clara on Hen drik en als wilde ze hun verzoeken, een antwoord te geven. Nanne Grütes roerde haar kopje thee eens om en zeide: «Ik geloof dat al de bewoners van het eiland buiten voor den tuin zijn saamgestroomd zij zullen niet weten hoe zij het hebben met dat prachtige gezang. «Wel, dus een publiek?» schertste de jonge vrouw, verheugd in de handen klappend over deze welkome afleiding. «Dan mogen we hen ook niet langer laten wachten. Mijnheer Von Brink, wilt ge zoo goed zijn mij te accompagneereu (Wordt vervolgd.) enen >iüiii .m NOVELLE VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1