No. 152. 1883 FEUILLETON In Noodweêr. Opschriften en nog wat. VOOR Uitgever: L. J. VEE"RMAN. JTensdon. Dit blad verschijnt eiken WOENSD A G en ZAT E It D A G. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 et. Groote lettess naar plaatsruimte. Ingezonden Advertentiën worden ingewacht tot Maandag stukken tot Maandag en Donderdagavond 8 uur. en Donderdagavond 10 uur. Een hoedenmaker had zijn winkel ver groot, en er een sierlijker uiterlijk aan ge geven. De kleine ramen waren in groote vensters veranderd met schitterende spie gelruiten, een blauw steenen stoep voor de deur, de gevel gecement, in één woord, het oude huis was niet meer te herkennen. Nu moest er nog een uithangbord komen, daar moest over gedacht en gezonnenein delijk was de man met zijn werk tevreden, en wilde hij naar den schilder om het eens netjes te laten klaarmaken. Maar eerst naar den buurman. Dit was iemand die er ver stand van had. Onze man liet zijn vriend zijn maakwerk zien. Bovenaan moest komen een groote hoed in het midden, en ter weerszijden een kleinere; daaronder zou staan MARTIN US HUPPEL Vervaardigt en verkoopt Hoeden, voor een civielen prijs, voor Burgers en Boeren. De vriend was over het concept-uithang bord niet zoo opgetogen als de hoedenma ker wel gehoopt had. //Waartoe", zei hij, //dient dat woord voor burgers en boeren ledereen kan aan de geschilderde hoeden wel zien, dat zij niet voor jonge juffrouwen of dienstmeisjes zijn, soldaten zullen er zich ook niet van bedienen. Schrap weg dus //voor burgers en boeren." Die woorden ver dwenen. //Waartoe dient het te zeggen //voor civielen prijs" Een kind zal je zeggen dat, als de prijzen te hoog zijn, je gauw je winkel kunt sluiten weg dus die civiele prijs En de woorden verdwenen ook. z/Wat ter wereld kan het iemand schelen of ge de hoeden zelf maakt, verkoopen is de hoofdzaak. En wie zal het in zijn her sens krijgen te gaan veronderstellen dat gij de hoeden zult weggeven, vervaardigt en verkoopt is dus overtollig." Nu schoot er niet veel over. Nu stonden er alleen nog maar de geschilderde hoeden, de naam en daaronder het woord hoeden. Nog wist de vriend den hoedenmaker te overtuigen, dat ook het laatste woord overtollig was, het verdween dus mede. En het uithangbord met zijn onderschrift was tot zeer beschei- dene pioportiën teruggebracht. Wie zijn oogen gebruikt en zoo eens rondkijkt, ontmoet heel wat om er den draak mee te steken, en kan zich zeer goedkoop kostelijk amuseeren. Sla maar eens een blik op aanplakbiljetten, procla mation, publicatiën en wat dies meer zij. Wij herinneren ons nog het aanplakbiljet te Haarsteeg over een zekeren bok. In die publicatie waren evenwel de ongerechtighe den te vergeven, als men leest wat som mige gemeentebesturen annonceeren. Vroe gen en Wetli. van Haarlem niet onlangs de Gemeentenaren op hun ge weten af, dat zij zouden opgeven met naam en toenaam, de personen boven de 18 jaar, die niet te hunnen laste waren. Hoeveel op de vraag voldoende geantwoord hebben is mij nog niet bekend. En als ik nu eens plan heb om naar de Haagscbe kermis te gaan en mij daar een paar dagen te vermaken. Aan welke onge hoorde verplichting ben ik dan niet onder worpen Dan moet ik daarvoor aan den burgemeester van de residentie een permis sie vragen en dan nog wel op zegel, en ik moet er bij opgeven hoe dik of ik ben. Dat kan een bron van inkomsten worden, waaraan nog geen Minister van Financiën heeft gedacht. Er is namelijk te 's Graven- hage gepubliceerd, dat al wie de kermis denkt te bezoeken, zich met gezegeld ver zoek tot het bestuur heeft te wenden, met opgave van de ruimte, die hij noodig heeft. Kom ik in eene andere plaats, daar trekt een bord, drie ii vier meters boven den beganen grond aangebracht, mijne aandacht. Daarop staat te lezen „Hier geene onwel voeglijkheden te verrichten." Nu zijn som mige nienschen niet zoo kiesch uitgevallen, maar in wiens brein zal het opkomen, een ladder mee te brengen, en naar de plaats klimmen om daar onwelvoegelijkheden te verrichten P Geen inensch zal er aan denken. Weer elders hooren wij afkondigen z/Het is verboden op straat aan eene na tuurlijke behoefte te voldoen", verboden op boete van zóó- of zóóveel. Wee daar dus dengene, die aan eene pomp op de straat zijn dorst wil lesschen of zich aan een kren- tebroodje wil te goed doen. Zóóveel boete en dat zonder de minste korting. Lijnrecht in strijd met de moraal, ver nemen wij dat een gemeentebestuur in eene kleine Limburgsche gemeente optreedt//Het is verboden gedurende den vastenavond de waarheid te zeggen." Dit zijn zoo maar enkele staaltjes, die men nu en dan onder de oogen krijgtkomt men op particulier terrein, dan gaat het er nog anders naar toe. Daar staat men voor een huis, waarvan de eigenaar ons vriendelijk uitnoodigt twee maal te bellen. //Men wordt verzocht twee maal te bellen." Waarom zouden wij die kleine moeite niet nemen en een paar maal aan het schelkoord trekken en dan onzen weg voortzetten. Het kost toch geen tijd. Maar pas dan op de politie, gij hebt u aan eene straatjongensovertreding schuldig ge maakt, toen gij aan de uitnoodiging voldeed. Voor eene andere deur staat„Ah de deur gesloten is, wordt men verzocht aan de bel te trekken." Dat kunnen wij ter loops wel eens doen. Maar dan gaat het ons als boven. En toch wij voldoen maar eenvoudig aan eene beleefde uitnoodiging. z/Hier wordt dadelijk een jongen gevraagd." Kinderlooze menschen waarschijnlijk, denkt een argeloos voorbijganger, zij willen het ledige huis wat opvroolijken. Een overge- zegend vader komt met een zijner spruiten aandragen, een stevige in den pot, en legt zijn vrachtje neer. Een ander, meer tot ver borgenheden geneigd, stuurt zijn kleinen jongen in een mandje, des avonds als alles donker is. Den eersten brenger kan men uit den droom helpen, den laatsten niet, deze blijft achter de coulissen. //Gevraagd een ferme keukemeid, die kor- netjes draagt en een koetsier." Wel mag de advertentie spreken van eene ferme stevige keukenmeid, want het is geen grapje een heelen dag of een gedeelte ten minste, met een koetsier op den schouder zijn werk te doen. //Hier port men de lui en gaat men uit schoften," in plaats van natuurlijk //Hier port men de lui en kan men schaften." Het eerste in den letterlijken zin opgevat, zou zoo'n onvoordeelig handwerk niet zijn. Met een voorname minachting voor lees- teekens, ziet men bij een ander voor de ra men staan //Hier mangeld men de weduwe Hessels." //Het arme mensch," mag men wel zeggen, als men onnadenkend het op schrift leest. Spoedig overtuigt men zich echter, als de voornoemde weduwe in leven den lijve voor ons staat, dat het wel zoo'n vaart niet zal loopen. z/Er wordt gevraagd tqgen primo April een bouwknecht, bij eene weduwe, die ook niet onbekend met het voermanschap en van goede getuigen is voorzien." z/Aan den straatweg naar L. is een luch tige kamer voor een eenloopend heer van achttien voet lang en dertien voet breed te huur." E. "V IE L Y. -oo- 18) Uit dc wereld voor van daag, ganscli en al bui ten de wereld,* sprak zij bij zich zelf. «De een zaamheid is toch niet zulk een onaangenaam gevoel als ik gedacht had.* Juist toen zij die opmerking gemaakt had, was het of er voetstappen klonken, een kloeke mannelijke tred, op het terras. Zij stond op, om met meer inspanning te kunnen luisteren. •Hij is er in tijds bij,* duisterde zij met een goed keurend knikje, «hij weet dat tante Nanne zoo spoedig bevreesd isNu boorde zij de zware huisdeur gaan nog een oogenblik gewachtdaar kwam iemand naar de torenkamer. Haar «binnen!* klonk zeer hartelijk en een vrolijk lachje begroette Detlev von Brink bij zijn binnenkomst. «Door zóó'n stormsprak zij vriendelijk, zonder eenige verrassing te laten blijken, terwijl zij hem bare beide kleine handjes toestak. Hij moest een dikken regenjas gedragen hebben, waar onder zijn visite-toilet volkomen beschut was, want alleen in zijn donkere lokken blonken een paar droppels regen. «Wat is het hier heerlijk.dubbel verkwikkend als men van buiten uit het stormgeloei komt!« merkte hij op, terwijl hij zich op den stoel bij het vuur ne derzette, dien zij hem aangewezen had. Zijn blik getuigde van eenige verwondering; sedert den dag dat hij haar de laatste maal gezien had, was er iets zelf standigs, iets groote-daine-achtigs in haar uiterlijk en haar houding gekomen, dat hij vroeger nooit bij haar had opgemerkt. »Ik heb van daag al meer dan eens gewenscht, op zee te kunnen wezen,sprak zij, «de storm heeft toch eene indrukwekkende grootschheid.* «Zeker maar een tamelijk onveilige grootschheid, en schoone vrouwen en kinderen doen beter als zij op vasten grond blijven. Hebt ge tijding van mijn vriend Hendrik Er was een donkere blos op haar gelaat gekomen, als ergerde het haar d.it hij haar op één lijn met de kinde ren stelde haar lippen beefden een weinig toen zij hem antwoordde: «Telegrammen, altijd telegrammen.* «En de inhoud?* Met een onverschillig gebaar stak zij de hand uit naar een gedreven zilveren blad, dat op een tafeltje naast haar stond; tusschen den stapel papieren nam zij er een uit. «Altijd hetzelfde; zaken, winst en goede ge zondheid. «Eene aangename herhaling, Mevrouw.* «Ja!« sprak zij met een zucht, terwijl zij de oogen neêrsloeg. «De o>;de heer Dornedden vertelde mij onlangs,* vervolgde Detlev, «dat het nog wel een geruimen tijd duren kon, eer Hendrik terugkwam Weet ge dat?* Toen Meta dit slechts met een werktuigelijke bewe ging toestemmend beantwoordde, voegde hij er bij «Ik zal hem waarschijnlijk niet meer hier op het eiland ontmoeten. «Wilt ge dan vertrekken? Waarheenvroeg de jonge vrouw haastig. «Waarheen? Dat weot ik eigenlijk zelf nog niet. Gij weet dat ik leef zonder een levensdoel. Het is onverschillig waarheen ik mijn schreden wend.* Zij dwong zich met inspanning van al hare krach ten, zoo onverschillig mogelijk te schijnen. «Ik begrijp maar al te wel dat gij verlangt heen te gaan gij verveelt u hier, mijnheer von Brink.* »0,« hernam hij met een gedwongen terughouding, «liet is geheel iets anders wat mij voortjaagt. Een gevaar. Nauw merkbaar trilden hare lippen eer zij antwoordde: «Gij houdt immers van gevaren «Voor mij alleen ja!» Hare blauwe oogen zagen hem uitvorschend aan. «Dan begrijp ik u niet!* «Het zou mij ook ellendig maken, als dat het ge val was. Als ik Hendrik niet meer zien mocht, dan verzoek ik u, hein te willen zeggen dat ik zijn vriend ben, zooals ik het vroeger was, ja, dat ik nog veel meer zijn vriend ben dan ooit te voren. Dat dit mis schien eenmaal, als wij oud geworden zijn, gij, Hen drik en ik, zonneklaar blijken zal dan kan'ik mis schien spreken.* Hij was opgestaan en leunde tegen den schoorsteen, terwijl hij dat alles met eenigen nadruk tot haar zeide. De roode vuurgloed bestraalde zijn bleek, edel gelaat. «Ik zal het goed onthouden, woord voor woord, mijnheer von Brink,* antwoordde de heldere stem der jonge vrouw. Detlev's gelaat werd verdonkerd door een sombere schaduw en een diepen zucht slakend, zeide hij lang zaam en met moeite: «Wilt ge mij toestaan, afscheid te nemen, mevrouw Dornedden Zij knikte. Zichzelven en haar had hij met die woorden aan de werkelijkheid willen herinneren; zij was er hem dankbaar voor. Vaarwelflluisterde zij. HÜ boog met zijn gelaat dicht op hare handen en bleef langen tijd in diezelfde houding, en zij weerde hem niet af; er kwam geen woord over zijne lippen. Een flauwe glimlach speelde om Meta's mond. «Ver gun mij nog één verzoek, vriend Detlev,* zeide zij; «spreek nooit wéér tegen een vrouw zooals ge tegen mij gesproken hebt. Er zijn dingen die zich vrij goed denken laten, maar die nooit uitgesproken mogen worden. Slaapwandelaars moet men uit barmhartigheid niet doen ontwakener kan voor hen een rampzalig onheil en voor hem die ze roept een bittere gewetenswroeging uit voortspruiten; is het niet zoo?* «0, mijn God, Meta! ik verdien uw verwijt; ik ben een ellendeling!* riep hij hartstochtelijk. «0 neen,* hernam zij terstond, «ik beb mij over niets te beklagen en ofschoon ik onverhoeds uit den slaap werd gewekt, vind ik toch den weg dien ik gaan moet. Maar voor het vervolg, Detlev, r denk aan mijn verzoek!* Hij hield nog altijd hare koude handen in de zijne, maar waagde het niet, er zijne lippen op te drukken, Wees niet boos op mij. Meta, het was m jne bedoeling niet, het zoover te laten koinen.* «Stil! Neen ik ben niet boos. Het is goed als uien de dingen helder inziet. Vaarwel!* Nog eenmaal rustten zijne vlammende blikken op haar bleek gelaat; daarna stamelde ook hij een laatsten groet en ging hij met wankelende schreden de kamer uit Zij bleef op dezelfde plaats staan luisteren, totdat zijn voetstappen niet meer gehoord werden. Ook lag er nog altijd een glimlach op haar gelaat, maar de uitdruk king van dat gelaat was hartverscheurend. (Wordt vervolgd.) NOVELLE VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1