No. 153. 1883. 'I LASTIGE LUI. FEUILLETON. In Noodweêr Uitgever: L. J. VEERMAN Heusdcn. sa** z« die zich met 1 APRIL a. s. op dit Blad wenschen te abon neer en, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers GRATIS. VOOR Dit blad verschijnt eiken AY O E N S D A G Abonnementsprijs per 3 maanden f verhooging. en ZATERDAG. 1.Franco per post zonder prijs- Ad verten tiën 1- 6 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lettene naar plaatsruimte. en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden Adverteutiën worden ingewacht tot Maandag stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche A OVER T E N TIE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweewaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op liet adres te stellen. w Wanneer een volk een andere dynastie tot bestuur verkiest, schept het door die keuze een tal onverzoenlijke vijanden in de nakomelingen der afgezette of verdreven regenten. Ons land heeft dat, althans in de laatste eeuwen niet behoeven te ondervin den ons stamhuis is van ouden datum en hoewel de geschiedenis tijdperken kent, waarin de afkeer des volks sterker was dan de liefde, die tijdperken waren niet meer dan stamhuiseclipsen, die een zekeren tijd voortduurden, waarna de oranjezon zooveel te schitterender door de wolken der volks bewegingen heen brak. De tijden hebben geleerd dat 't „hosanna" der natiën even spoedig in een „kruist hem" kan veranderen ten opzichte van wereldlijke gebieders als van godsdienstige leiders en dat een verandering van dynastie op zich zelf nog niets zegt ten voor- of nadeele van het achtergezette stamhuis. De verwisseling geschiedt soms op initiatief van enkele leiders buiten 't volk om, dat dan ten slotte voor een feit staat en moet prijzen wat de heereu wijzen, soms in een bui van opgeschroefden haat door 't volk zelf, dat later nuchter geworden, met verbazing de volbrachte staatsomwenteling gadeslaat. Maar hoe dan ook, elke verandering is noodlottig voor de leden van 't afgedankte regeeringsgeslacht en de eerste en grootste vijanden van de nieuwe orde van zaken zijn de z.g. pretendenten. Een pretendent heeft iets gemeen met de orde van dieren, die onze vroegere na tuurkundigen amphibiën noemden. Twee slachtig zijn ze, minder naar hun bewerk tuiging, want wat vermogens betreft staan ze gemiddeld genomen onder de massa, dank hunne levenswijze en de op idiotisme uitloopende familie-huwelijken, maar naar hun positie in maatschappij en staat. Een jong pretendentje is van de wieg af een voorwerp van veel bekijks en groote ver wachtingen. De familie stort een traan bij de gedachte wat de jonggeborene had kun nen zijn en wat hij nu is tengevolge van een samenloop van noodlottige omstandig heden. Allicht komt in hare gebeden de verzuchting voor, dat alles nog eens keeren en 'tjonge wicht de hem toekomende plaats innemen moge en wanneer 't gebeurt dat een traan van een der bedroefdsten op 't voorhoofd des kleinen terechtkomt, dan huist er bijgeloof genoeg onder de lui, die 't aangaat, om daarin een doop te zien, schooner dan de schoonen doop met geest, dien met eer en aanzien bij de menschen. De jonge pretendent is het voorwerp der bijzondere zorg zijner meestal uitgebreide familie. Ofschoon niet aan 't hof verkeerende, is men hoffelijk genoeg hem te omringen met een stoet aanhangers, van wie geloofd kan worden dat ze later door dik en dun zullen meegaan, als de tijd komt waarop gehandeld moet worden. Zij vergoeden aan hem 't onrecht zijn huis aangedaan en gelijk Saul op zijn duizenden, slaat hem 't hart hoog bij de gedachte dat een twintigtal verloopen edellui hem trouw zwoeren, dat een paar met moeite op de been gehouden bladen zijn lof en uitnemende gaven ver kondigen en zijn geloof in de eindelijke zegepraal zijner beginselen wortelt bij den dag vaster. Ook de buitenwereld is den jongen pre tendent nog niet zoo geheel afgestorven als dat uit den aard der zaak zou behooren. Denk maar aan Lou-Lou, den eenigen zoon van den laatsten Keizer der Franschen. Zelfs toen hij, wij zouden zeggen als „ko loniaal" naar Afrika trok, volgde de heele wereld hem met haar blik. 't Was toch een Keizerszoon, een heerscher in den dop. Het publiek, voor zoover het op zoo'n preten dent niet een hoopvollen blik voor de toe komst slaat, raakt toch nooit geheel los van zijn vroegere sympathiën. Ook waar het alle reden heeft om het geslacht te haten, betoont het steeds eenig respect, al is het dan maar een hatelijk respect voor de zonen van een afgezet vorstenhuis. De pretendent ontvangt een naam, een titel. Zijn doen en laten wordt bespied en der wereld meegedeeld. Op reis oogt men hem na en op plaatsen van uitspanning wordt hij als een wonderdier aangegaapt. Men bedelt zijn gunst, in stilte wel te verstaan, in de hoop zich een woning te bouwen voor de toekomst. I. e. w. men kan niet los komen van den pretendent in hem te zien en als zoodanig eer te bewijzen. Wanneer in een land als Frankrijk, tel lende zijn zielen bij millioenen, een twin tigtal afstammelingen van vroegere Konings- en Keizersgeslachten ronddwalen de Almanac de Gotha wijst er 27 aan -dan is er geen beter middel om deze personen eenig relief te geven dan hen uit te werpen. Iemand, die 't in eenige zaak tot de hoogte van 't martelaarschap brengt, doet een enorme schrede tot zijn doel. De Napoleons weten dat zeer goed. De lessen van Napoleon III zijn voor hen niet verloren gegaan. Het recept is algemeen bekend. „Wees liberaal op 't radicale af" zoo luidt het, zoolang de regeeringspartij behoudend is. Klink dan rond dat 't volk heel wat gelukkiger zijn zou onder uw bestuur dan onder 't geen, waaronder 't thans zucht. Keur alles af wat van de regeering uitgaat. Scheld op de wetten en de wettenmakers. Noem de laatsten dwingelanden en uitzuigers en laat niet na vermindering van belastingen als samengaande niet uw bestuur voor te stellen. Onder een republikeinsch bestuur echter kan deze taktiek niet toegepast wor den. Dan keert ge de rok om en hangt den conservatieven kant buiten, roept dat 't land door 't liberalisme ten gronde gaat en er alleen redding mogelijk is door uw hand, die de radicalen beteugelen zal." Zoo ongeveer ageeren de Napoleons. Voor iemand, die zijn tijd kent en 't ge schikte oogenblik weet te kiezen is met dit recept nog wel wat uit te voeren. Doch dat dit mogelijk is, is juist de vloek welke op Frankrijk rust. De ontburgerlijking der Bonapartes, Orleansen en Bourbons is een bewijs dat de Fransche republikeinen hun eigen beginselen niet volkomen vertrouwen en beducht zijn voor spoken. Voor gezonde hersens bestaan geen spoken en een volk dat met zijn regeeringssysteem één gewor den is, vreest geen aanplakkers van procla- matiën, zelfs niet van een nakomeling uit een vermaard geslacht van volksonderdruk kers, vooral niet wanneer 't zoo hol en vaag is als van prins Plon-Plon. Het lacht er om, steekt er den draak mee, iets waar van de Franschen anders uitnemend de kunst verstaan en gaat weer aan den arbeid, 't Schijnt echter dat de dood van E. A E L Y. -oo- 19) Toen zij niets meer hoorde dan het huilende loeien van den storm en het kletteren van den regen, verliet zij haar plaats, ging naar de salondeuren en stiet ze open. »lk wil zingensprak zij voor zich heen. Zij zocht niet lang doch tante Clara's compositie wierp zij ter zijde. «Dat is geen waarheid meer!» Daarop begon zij met vasten aanslag het voorspel en triomfantelijk klonk het uit haar mond Hij is gekomen in storm en regen, Hij heeft mijn hart ten prijs verkregen.» Mevrouw Nanne Grütes was onhoorbaar binnen ge komen zij luisterde vol verbazing naar die wondervolle klanken, naar die hartstochtelijk ware, aangrijpende uit drukking. Toen de jonge vrouw geëindigd had, kwam zij naast haar slaan en legde haar vermagerde hand op haar schouder. Mijn liefste, mijn beste, sprak de bleeke weduwe, «hoe prachtig het ook is en hoe gaarne ik u hoor zingen zoudt ge nu niet wat rusten? Ik wil niet zeggen dat het zoo is, liefste, maar het kon toch wel zijn dat het niet geoorloofd was, hij zulk een weder zoo ju belend te zingen.» De jonge vrouw knikte toestemmender lag een zonderlinge uitdrukking in haar oogen. «Ja, tante Nanne, nu nog te zingen, nu het er uit is wvat hart en borst zoo loodzwaar drukte, dat zou niet- geoorloofd zijn. Nu zing ik niet meer.» Een hartkwaal?... Een bezetting op de borst? 'Zou zij daar last van hebben vroeg Nanne fluisterend. Meta sloot haar piano. Zij zag er zeer vergenoegd uit. Laten wij onze koffers gaan pakken, tante Nanna, dat we in tijds gereed zijn om met de eerste boot die het eiland weder bereiken kan, te vertrekken. Mijn liefste lievelingriep de oude vrouw, hare handen van verbazing in elkaar slaande, «begint ge óók bang te worden?» «Het is niet goed voor mij, langer hier te blijven, antwoordde Meta op vastberaden toon. «Ik begin in derdaad bang te worden, tante Nanne.» »0,« riep deze met eeri mengeling van vreugde en vrees, «maar broer Daniël?» «Broèr Daniël?» Meta zag haar met een spottend lachje aan. «Die zal zich zoo goed mogelijk moeten schikken in onze plotselinge terugkomst en in nog heel veel andere dingen. Dien vrees ik niet meer!» Nanne zag haar na, terwijl zij, het hoofd met fier heid omhoog geheven, langzaam naar de torenkamer ging. «Zij is veranderd als een blad op een boom en wil nu niet laten blijken hoe bang ze voor Jen storm is. Ik ken dat; o, wat ben ik blijde dat het zoo ver met haar gekomen is. Als er wat gebeurd was, had ik het toch maar op mijn verantwoording gehad!» drukking van onbeschrijfelijke treurigheid in haar blik toen zij den brief' nog eens overlas, dien zij aan haai' tante Clara in het verre .Zuiden geschevéff- had. i «Gij ziel erg bleek,» klaagde de weduwe, die van haar stoel in den hoek bij het raam was opgestaan en Meta bezorgd aanzag. «Dat komt, och, tante Nanne, waar zou dat eigenlijk wel van komen vroeg Meta met geveinsde vroolijkheid. «Och Ileere, toch niet van dat rijtoertje?» «Daarvan juist gij verleidt me tot te veel uit spanningen?» De weduwe onderdrukte een klacht, omdat zij juist de deur zag opengaan. «Stoor ik u, mevrouw Dorncdden?« vroeg de oude heer Daniël. «Pardon, volstrekt niet,was hét antwoord. »U is steeds welvarend, zooals Wallus verzekerde, hetgeen ik met genoegen hoorde. Ik kom u volgens inijii plicht persoonlijk inededeelen, dat zoo even het rijtuig naar het station is gezonden om mijn zoon Hen drik af te halen. «Dank u.» «Mijn beste, komt onze Hendrik terug?» riep Nanne, terwijl zij van blijdschap haar breikous liet vallen. «0 en dat moeten we pas op het laatste oogenblik hooren?» De heer Dornedden keerde zijn zuster langzaam en veelbeteekenend zijn onbewegelijk gelaat toe. «Daar hebben wij sveér uwe buitensporigheid. Waar toe moest dat vroeger ruchtbaar gemaakt worden Dat ge van den morgen tot den avond zoudt kunnen loopen jammeren en klagen of hij wel behouden zou aanko- Meta Dorneddcns blauwe oogen schenen groolcr en men? U mevrouw Dornedden, schijnt, wat werkelijk schitterender dan vroegermaar er lag toch een uil s^en zeldzaamheid is, in ij ditmaal te begrijpen. De chel van een handelshuis moet steeds onverwacht voor zijn personeel staan, dat is mijn principe!» Ikbegrijp u, gaf Meta half droomend ten antwoord. «Maar wij zijne vrouw en zijne tweede moeder, zeidc Nanne, bij wie op dit oogenblik de verontwaardiging sterker was dan de vrees, wij kunnen toch niet als personeel.... De oude heer Dornedden wierp haar een blik toe, die haar deed verstommen. «Ik heb een hekel aan alle scènes. Zoo houd ik er ook niet van om iemand op straat te ontvangen in het bijzijn van eene menigte toeschouwers. Men heeft thuis de ruimte en den tijd, heb ik altijd ge dacht. Binnen een kwartier kan mijn zoon Hendrik hier zijn.» Meta rilde. Zij trok haar blauw wollen fichu dichter om haar schouders. Willen we naar beneden gaan, liefste, om aan de huisdeur De heer Dornedden schoof zijn stoel weg. «Ge zult hier blijven totdat Hendrik op de bureaux geweest is; dat behoort zoo tegenover het personeel. Mevrouw Dornedden, u denkt er over als ikna een afwezig heid van vier maanden zal het op eenige minuten niet aankomen. «Neen, neen!» sprak zij werktuigelijk, en beant woordde op dezelfde wijze de stijve buiging waarmede de heer des huizes afscheid nam. «Het is een mensch zonder hart!» voer Nanne uit. «Mijn liefste, uw gedulddoch zij viel plotseling zich zelve in de rede met een luiden angstkreet en snelde op Meta toe, die bewusteloos achterover in haar stoel lag. (Wordt vervolgd.) t- NIB B L AD lift LmiiI van Huisden en Altena DE IABTMIT EN BE B01DDMWMBD NOVELLE VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1