No. 154.
Woensdag 21 Maart.
1883
HOTELS.
FEUILLETON.
In Noodweêr
TTitsrever: Tv. J. VEERMAN flensden.
Zij die zich met
1 APRIL a. s. op
dit Blad wenschen te abon-
neeren, ontvangen de nog
in deze maand verschijnende
nummers GRATIS.
A
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letten naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur;
I.
Het reizen en alles wat daar betrekking
op heeft, is heden tot zulk een graad van
volkomenheid gebracht, dat men bijna mag
aannemen, dat het niet veel gemakkelijker
en beter kan gemaakt worden. Het is
waar, bij den grooten spoed waarmede
tegenwoordig de uitvindingen op elkaar
volgen kan men niet weten wat de toe
komst ons nog zal brengen, en het is
moeilijk le zeggen of onze kinderen en kinds
kinderen uit de twintigste eeuw nog tevreden
zullen zijn met de gemakken die wij op reis
ep in de logementen aantreffen. Verbazende
afstanden leggen wij met onze sneltreinen in
ongeloofelijk korten tijd af, en slechts wei
nige etmalen zijn er tegenwoordig noodig
om van het eene einde van Europa aan het
andere te komen, reizen waarvoor men vroe
ger maanden noodig had, volbrengt men nu
in evenveel dagen. De voortgang der be
schaving hangt nauw zamen met het verkeer
der volkeren, en sedert de groote verbetering
van onze vervoermiddelen zijn voornamelijk
logementen of herbergen niet meer te ver
gelijken met die van vroeger dagen. Het
hotel eener groote stad vereenigt in zich alle
eigenschappen van den echter wereldburger,
om het zooeens te noemen,zonder onderscheid
zijn zijne gastvrije deuren geopend voor ieder
een voor den Keizer, die millioenen onder
danen gebiedt en die niet een schitterend
gevolg reistvoor den handelaar die met
zijn koffer met stalen het land doortrekt
voor den handwerksman, die op andere
plaatsen zijn brood zoekt te verdienen voor
iedereen is een geschikt onderkomen, mits
hij betalen kan. De geschiedenis der hotels
is daarom ook de geschiedenis van de ver
beterde wijze van reizen.
Even als bij de oude Romeinen had men
in het midden en in het westen van Europa
tusschen de vijfde en tiende eeuw inrich
tingen waar den reizigers gelegenheid tot
overnachten werd gegeven, evenwel slechts
voor betrekkelijk weinig tegelijk, en dan
ook maar huisvesting. Voor eten en drin
ken had men zelf te zorgen. Het eigenlijke
logement waar men van alle benoodigdhe-
den werd voorzien, is veel later ontstaan.
De oudheid kende het in het geheel niet
en nog lang, lang nadat het christendom
in West-Europa hoofdgodsdienst was ge
worden, zocht de reiziger een onderkomen
bij vrienden of bij zulke lieden die met
hem hetzelfde bedrijf uitoefenden. Die gast
vrijheid werd gaarne verleend, men wist
dat in voorkomende gevallen ook voor den
gastheer de deur bij den gast zou geopend
staan. Het begin der West-Europeesche
hotels dateert uit de tijden die volgden op
de stormen der volksverhuizing, uit een
tijdvak dus, dat hoe rijk ook in gevolgen
voor de beschaving, grootendeels voor ons
in het duister is gehuld, ten minste wat
het volksleven betreft. Toen van het Zuiden
uit, de nieuwe beschaving veld begon te
winnen, toen gemeenten en Staten zich
hadden gevormd, toen door de kruistochten
voornamelijk tusschen Italië en het Oosten
zich het wereldverkeer ontwikkelde, toen
nieuwe vreemde zeden, gewoonten en ge
bruiken zich inheemsch maakten, toen zal
ook wel meer en meer de behoefte ge
voeld zijn aan gebouwen of inrichtingen
waar men als vreemdeling tegen betaling
zijn intrek kon nemen. Eerst tijdens de
middeleeuwen, gedurende het tijdvak van
de geweldige vlucht die de steden namen
in de twaalfde eeuw, toen met den han
del, die zich verbazend snel ontwikkelde,
een nooit gezien verkeer ontstond, troff n
wij in Duitschland, in het begin langs den
Rijn, logementen aan. Zij ontstonden na
tuurlijk bijna uitsluitend in de steden waar
zij voornamelijk door de gilden in het aan
zijn waren geroepen, en wel in den vorm
van herbergen en taveernen, die aan de
reizigers tegen betaling huisvesting en spijs
verschatten. De oudste herberg waarvan in
de kronieken melding wordt gemaakt, was
de zeer beroemde herberg te Freiburg in
het Badensche, omstreeks 1100 j. na Chr.
waar de vermaarde Bernard van Clairvaux,
toen hij in die streken rondtrok om den
tweeden kruistocht te prediken, zijn intrek
had genomen. Weinig jaren later ontston
den bij Schafhausen verscheidene herbergen
en wijnhuizen voor de schippers. Deze had
den daar altijd oponthoud. Zij moesten daar
wegens den waterval hunne tochten afbre
ken en de vrachten overladen.
Tegen het einde der 12e eeuw'begonnen
die talrijke gildekamers op te komen, die
eigenaardige vergaderplaatsen van meer of
minder machtige vereenigirigen. Vereenigen
toch was het wachtwoord in dien tijd.
Iedere stand en ieder handwerk had zijn
vereeniging en zijn lokaal. Die vereenigings-
lokalen kregen als kenteeken het devies van
de vereeniging, en zoo ontstonden tevens de
uithangborden. Behalve dat de uithang
borden het devies droegen der vereenigirigen,
droegen zij kransen, bloemtuilen en dergelijke,
ten teeken dat de waard geen andere dan
zelf geteelde of gewonnen wijnen tapte.
Voor ons, die geheel verwend zijn, die
al boos kijken en boos doen ook soms, als
de spoortrein of de stoomboot vijf minuten
te laat komt, is het heel vermakelijk, berich
ten van tijdgenooten te lezen uit het begin
der zestiende eeuw, over de toenmalige her
bergen en over de moeilijkheden, die aan
het reizen verbonden waren. De wegen waren
in den erbarmelijksten toestand. Behalve de
groote wegen, die Italië door Tirol en over
den Gothard met Duitschland verbonden,
en waarop het handelsverkeer plaats had,
waren er geen wegen en zelfs de zoo even
genoemde waren in zulk een slechten toe
stand, dat een kardinaal, die van Milaan naar
het concilie van Bazel reisde, 38 dagen
noodig had en dagen lang in het gebergte
moest verblijven, omdat stortregens de wegen
tot onbegaan- en onberijdbare poelen had
gemaakt. Daarbij kwam nog dat het volstrekt
niet raadzaam was, alleen of in klein gezel
schap te reizen, want de onveiligheid was
groot, en bij de grootste verwildering der
lagere standen en soms ook van de hoogste,
wemelde het op de wegen van allerlei ge
spuis. De gemakkelijkste manier om te reizen
was niet vaartuigen over de rivieren dat
kon natuurlijk niet overal gebeuren. De tal
rijke tol- en stapelplaatsen maakten deze
reisgelegenheid weer duur. Van Worms tot
Keulen (ongeveer 65 uren afstands) waren
35 tolstations, waar den reizigers en den
kooplieden de buidel lichter werd gemaakt.
Op denzelfden trap der verkeerwegen stonden
de herbergen en hotels. Tot bewijs hiervan
zouden wij vele oude kroniekschrijvers kun
nen aanhalen wij willen alleen maar op
noemen onze welbekende Erasmus, die van
de herbergspelonken in het begin der 16e
eeuw eene alles behalve vleiende beschrijving
1±L V 13 I. Y.
-oo-
20)
liet is niets anders dan de vreugdelouter van
blijdschapmompelde de goedhartige maar kortzich
tige weduwe, terwijl zij het doodsbleeke gelaat harer
nicht met eau-de-cologne wreef en haar van tijd tot tijd
de zoetste namen in het oor Duisterde.
Zij hoorde dat er beneden een rijtuig stilhield, en
een traan van vreugde gleed langs hare gerimpelde
wangenzij hoorde ook hoe de zware huisdeur op hare
hengsels knarste en terstond weder gesloten werd.
Meta sloeg de lange wimpers op.
»0, melieve, hij is al beneden; nog maar een paar
minuten en dan hebt gij hem wéér bij u 1 Zou ik maar
niet liever de kamer uitgaan?Als ik hier blijf...
«Och neen, ge moet hier blijven, stellig hier blijven!
smeekte de jonge vrouw op zulk een hartroerenden toon,
dat Nanne er niets meer tegen in durfde brengen.
Meta ademde zwaar en moeielijk, als een doodzieke.
Nog een oogenblik, toen klonk er een haastige voet
stap en een hand draaide de kruk van de kamerdeur om.
«0, mijn Hendrik!* juichte Nanne.
De blonde vrouw bewoog zich niet; zij stond daar
roerloos als een marmeren beeldzelfs toen de te-
ruggekomene haar in vervoering in zijn armen sloot en
onstuimig aan zijn hart drukte.
Spreek toch, mijn lieve vrouwtje,* riep Hendrik ten
laatste, nadat hij haar de teedersle liefdewoorden had
toegefluisterd en zij nog altijd zwijgend in zijn armen lag.
»0ch, het is enkel van blijdschap,* verklaarde Nanne
»broér Daniël heeft het pas zoo even gezegd en nu
is ze zeker niet bestand tegen de verrassing.
Mijn engel, mijn liefste, mijn duifjeZij bleef
onbewegelijk, trots al zijn liefkozingenslechts scheen
het of haar een paar maal een huivering overviel
«Zijt ge ziek geweest, Meta?« vroeg Hendrik ein
delijk. «Gij ziet er zoo bleek en zoo afgemat uit
«0 neen!* sprak zij met doffe stem.
«Het ongeduldig verlangen,zeide Nanne, «en de
stilte. Zij was hier altijd als een gevangen vogel. Op
het eilland hadden wij een paar genoegelijke dagen
zij zong en jubelde en zag er zoo kostelijk uit als een
princes. Maar toen kwam de stormzij werd bang
en wij spoedden ons huiswaarts. Eu toen ze weer
hier was, is het vogeltje stom geworden.
Hendriks blikken teekenden de grootste bezorgdheid.
«En ik moest zoo ver van hier zijn en het onstuimig
jagen van mijn hart met geweld bedwingen!... 0,
Meta, ook ik heb geleden
«Anne Hendrikfluisterde zij.
«Maar nu is het achter den rug,« riep hij, plot
seling een vroolijker toon aannemend. «Nu willen we
een nieuw leven beginnen en niets, niets zal ons
verder scheidenal waren daar ginds ook Alad-
dins schatten te halen ik ga er niet meer heen!*
Weer vleide hij haar hoofdje aan zijn borstzij sloot
de oogen, om zijn blik te vermijden.
«Waarom gingt ge niet wat met haar wandelen
of rijden, of 's avonds naar schouwburg en concert,
om mijn blondje afleiding te geven?* vroeg hij aan
de weduwe.
«Broer Daniël achtte dat niet voegzaam in uwe
afwezigheid.
«En heeft ze misschien ook wat te druk voor
huismoedertje gespeeld toen ik weg was?*
«0 neen, Wallus heeft zich niets uit de handen
laten nemenwij waren veroordeeld tot werkeloos
heid, gij weet hoe de regels van het huishouden
hier zijn. Oude liederen heeft Meta opgezocht en over
geschreven, minneliederen, uit verlangen naar mijn
besten Hendrikmaar dikwijls had ze ook daarin
geen behagen meer.
Hendrik zag met een drccvigen blik op zijn vrouw
neêr.
«Had ik in de verste verte kunnen vermoeden dat
het hier zóó gesteld was, dat ik zóó lang gescheiden
zou blijven van het liefste wat ik op aarde heb ik
zou nooit heengegaan zijnIk heb mij ons wederzien
vroolijker voorgesteld, Metal*
«0, arme Hendrik!stamelde zij nogmaals met bleeke
lippen.
Nanne kon het niet langer aanzienzij sloop zachtkens
de kamer uit.
«Er is hier veel dat pijnlijk en vreemd en onver
klaarbaar voor u moet geweest zijn, mijn schat,ging
Hendrik voort, «maar zie me nu weer eens lief aan,
hot zal nu alles anders worden!*
Zij haalde lang en diep adem. «0 Hendrik, ik vrees
dat het nooit meer anders k a n worden
«Kom kom! Ik heb al dikwijls gedacht, dat het
hier tusschen die oude muren te eng en te somb'
voor u was, wij zullen een vroolijk, zonnig huisje
voor ons beidjes opzoeken, Meta
«Uw vader Hendrik?*
i Hij lachte zegepralend. «Hij zal wel toegeven;
ii heb mij, helaas! tot nog toe maar al te veel naar
ile oude gewoonten geschikt en daar heb ik niet goed
aan gedaan. Ik heb dat alles nu eerst duidelijk loeren
inzien; gelukkig bijtijds nog, wijfje-lief!*
De jonge vrouw zag hem plotseling ernstig in de
trouwhartige oogen.
«Hendrik, toen ge dat alles bedacht kwam toen
nooit eens de gedachte bij u op, dat uw gevangen vogel
naar de vrijheid zou gaan verlangenZij wees op
den trouwring. «Dat zou nooit een keten mogen worden,
Hendrik
Hij kuste haar hand en den ring.
«Als ik nu eens zeide: lk moet heen, het is een
keten geworden, wat dan?*
Hij lachte. »I)us wilt ge me straffen met be
dreigingen Ja ik ben een groot zondaar!*
Zij bleef ernstig. Antwoord mij eerlijk
«Als ge het zóó bedoelt zoo ernstig als gij er
nu uitziet, dan zeg ikNeen, ik laat u niet los. Gij
zijl de mijne, en tegenover eene wereld zelfs hand
haaf ik mijn recht, tegenover een geheele wereld
hoeveel te meer dan tegenover u, mijn lief, teêr duitje
«Hendrik, wij hebben elkaar dat met heiligen ernst
beloofd
«Ja en lachen er nu eens hartelijk over. Zeg
zelf: zouden wij het wel ooit builen elkaar kunnen
stellen Of princes is de prins in dien tijd
ook voor den dag gekomen?*
«De prins? neen!* antwoordde zij somber.
«Dan zijl gij gebonden en
gouden ring de keten,
weer een rozenketen van maken.
vastgehouden met den
maar wij zullen er
(Wordt vervolgd.)
van lensden en Altena,
NOVELLE VAN
c?