1883.
LOTERIJEN.
FEUILLETON.
Een Naamloozë.
Uitgever: L. .1. VEERMAN neusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken W O E N S D A G
A bon n e m e n t s p r ij s per 3 maanden
verhooging.
en Z A T E R D A G.
1.Franco per post
zonder prijs-
Advertentiën 1-
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag
stukken tot Maandag
G regels GO et. Elke regel meer 10 et. Groote lette** naar plaatsruimte.
en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
en
Donderdagavond 8 uur.
Bij vele menschen is het eene gewoonte
om te zuchten over de ellenden en de ver
dorvenheid van onzen tijd velerlei voorbeel
den worden aangehaald om te bewijzen,
dat het nog nooit zoo erg geweest is, dat
wij allen op een sterk hellend vlak staan,
en dat wij allen hals over hoofd ons verderf
willens en wetens te gemoet snellen. Velen
dan ook, die wanen, dat alle genot, ook
gepast genot, den rnensch onwaardig is, zien
met minachting op het streven der men-
schen neer, wanneer deze hun best doen
om zich het leven zoo aangenaam mogelijk
te maken en noemen het ijdelheid en kwel
ling des geestes, omdat zij zelf den smaak
voor genot verloren hebben, omdat zij zelf
oververzadigd zijn, of dat hun gestel en
omgeving hen onvatbaar maakt om te be
grijpen, dat wij wel allen menschen zijn,
maar dat wij daarom toch niet allen de
zelfde behoefte hebben.
Een der meest geliefkoosde uitdrukkingen
om den tegenwoordigen tijd te beschimpen
is de (/koortsachtige gejaagdheid," die zich
van de menschen heeft, meester gemaakt
om spoedig en gemakkelijk rijk te worden.
Dat heet een bijzonder kenmerk van onzen
tijd. Naar degelijkheid wordt niet meer ge
streefd, alles moet spoedig gaan, en zonder
veel moeite. Vandaar dan ook, zoo heet
het, de menigvuldige loterijen, die men overal
ziet aangekondigd, en de groot e menigte
menschen, die er gebruik van maken. Van
daar ook de groote menigte plannen waar
loterijen aan verbonden zijn. Er is eene ten
toonstelling, welnu er moet eene loterij aan
verbonden worden. Men wil geld bijeen
brengen voor een liefdadig doel, er moet
eene loterij bij zijneene corporatie in be
rooide omstandigheden heeft geld noodig,
eene leening met eene loterijeen boek
uit gebrek
o
de men-
verkooper zit met een te groote partij boe
ken in den maag, die moet opgeruimd
worden, er moet maar eene loterij aan ver
bonden worden enz. Overal waar men be
vreesd is niet te zullen slagen,
aan dupes daar moet eene loterij
schen lekker maken.
Wat loterij in het algemeen is, is bekend
genoeg. liet is een kansspel waar de geza
menlijke deelnemers meer geld bijeen bren
gen dan zij er uit kunnen halen, waar dus
in het geheel altijd op verloren wordt, en
iedereen hoopt de door het lot uitverkorene
te zullen zijn, degene dus die het gedeel
telijk verlies of de bijdrage der anderen in
den zak krijgt. Dat men in de middeleeuwen
niet aan loterijen deed, is duidelijk genoeg;
de schaarschte van geld was de hinderpaal.
Maar toch zijn ze reeds oud en aan het
einde der middeleeuwen geraakten zij overal gehad, maar
Het voordeel voor den houder van eene
klasse-loterij is, dat hij weet wat hij ont
vangt en slechts vooruit bepaalde sommen
uitgeeft, die te zamen aanmerkelijk onder
de ontvangst zijn. Het voordeel van den
houder der getallen-loterij bestaat daarin,
dat men de winst lager stelt, dan zij volgens
wiskundige wetten zijn moet.
Verleden jaar was onze aandacht gericht
op eene loterij waarbij de enkele of hoofd
prijs eene buitenplaats was. Deze loterij
was bij lange na niet de eerste of eenige
in hare soort,
Het te gelde maken van vast goed bij
wijze van verloting was al vroeg bij ons te
lande in zwang Zoo werd in 1639 te Be
verwijk //een seer playsant huis bij lotinge
vermand." Waarschijnlijk hebben er in die
eeuw wel meer dergelijke loterijen plaats
in zwang, maar aanvankelijk en nog in de
zestiende eeuw werden ze gehouden voor
weldadige oogmerken en ten algemeenen
nutte. Zoo had te Londen in 1569 de eerste
trekking der loterij plaats om met de winst
de zeehavens te onderhouden en in 1572
diende te Parijs de opbrengst eener loterij
om aan arme meisjes eene huwelijksgift, te
verzekeren. Later toen liet geldgebrek bij
de Regeeringen toenam, maakten zij de
loterijen tot staatsmonopolies.
De staatsloterijen zijn algemeen bekend.
geen
van zoo aanmerkelijk
bedrag als die te Amersfoort in 1695 plaats
had, waarbij de hoofdprijs was //de vrije
heerlijkheden Glesenbar</ en Giesen-Nieuw-
kerk.". Giesenburg zelf is, :iaar wij mee-
nen, in 1802 gesloopt, Het plan van de
verloting ging uit van een groot heer, Gijs-
bert Johan van Harden broek, Heer van
Hinderstein, beschreven in de Ridderschap
van Utrecht, en als zoodanig lid van de
Staten dier Provincie. Hij was een door
brenger, en had reeds eene ridderhofstede
bij decretale executie voor schuld zien ver-
Men onderscheidt ze in klassen-loterij en koopen en zat weer in den brand. Zijne
getallen-loterij,
klassen-loterij.
De Ned. Staatsloterij is eene
De getallen-loterij of Lotto
is ontstaan te Genua, alwaar bij de aanvul
ling van den Grooten Rand uit 90 namen
er vijf uitlootte, waarbij dan telkens op die
vijf namen gewed werd. Zij zijn zoo inge
richt, dat van 90 getallen telkens slechts
vijf getrokken worden en aan de spelers
vrijheid wordt, gelaten op een, twee, drie,
vier of vijf nommers geld te zetten.
vrouw bezat de heerlijkheid Giesenburg en
Giesen Nieuwkerk bij Gorinchem. Vast goed
te gelde maken ging niet gemakkelijk in
dien tijd, tenzij ver onder de waarde. Daar
door kwam van Harden broek op hot denk
beeld het goed te verloten. Amsterdam zou
natuurlijk de beste markt voor zoo'n spe
culatie geweest zijn, maar de Regenten ga
ven niet gemakkelijk octrooien aan parti
culieren, en daarom ging van Hardenbroek
liever naar eene Stiehtsche stad, daar had
hij nog bijzonderen invloed. Hij kreeg de
toestemming en zijne agenten gaven billet-
t.en en hoekjes uit, waarin de voorwaarden
der verloting, die later gewijzigd werden,
bekend gemaakt werden. De titel van het
boekje luidt//Loterye van verscheyde Con
siderable zoo Heerlyke als andere vaste
goederen en Contante penningenzooals
op den 3 December oude, of op den 13
nieuwe stijl 1694 getrokken zal worden
binnen de stad Amersfoort. Te Amsterdam
bij Jan Potgieter, 1694."
z/De lotery zal bestaan uit 5000 loten
van 100 bankgeld ieder. Er zijn 628
prijzen. De eerste en hoogste is: de vrije
heerlykheden Giessen-Nieuwkerk en Gies-
senbuig met alle privilegiën, prerogatieven
en pertinentiën, renderende nu jaerlycx
3018 gulden 12 stuivers en 8 penningen,
en na overlijden van drie lieamptc perso
nen nog daarenboven rendeereit 1927 gul
den. De prijzen van 2 tot 24 zijn ook vaste
goederen, behalve twee prebenden in het
Domkapittel van Utrecht, doende de een jaer
lycx 969 gulden vry geld, en daardoor is
men gequaelificeert om te komen in het
eerste lid van de Ed. Mo. Heeren Staten
's lands van Utrecht."
De andere prijzen waren prijzen in geld.
Naderhand zijn de voorwaarden gewijzigd
en van //16 Augusty tot 10 September 1695
is de verloting gehouden en is op den
laatsten dag het bezit der Heerlijkheden
ten deel gevallen aan Hilletje Santvoort,
get rout met den bakker op den hoek van
't Hoedemakerspad te Amsterdam, gewesen
dienstmeyt van Pieter Jansz. Molenaar, die
de helft hiervan mede toekomt,sijnde dese
Heerlijkheyt geëstimeert op 72000 gulden;
Hilletje heeft het geld verkozen boven de
Heerlijkheyt."
De Italiaan Leti geeft cle volgende curi-
\'on Raudnitz deelde dit kwartier met zijn zoon, jonker
Elimar; hij scheen gerust, toen hem op den drempel
der hut zijn oude, getrouwe dienaar Egbert op zijn vraag
meedeelde dat de jonker zich een half nur geleden
verwijderd had met belofte voor het middaguur terug
te komen.
«Des te beter, zoo kan ik ongestoord mijn werk
zaamheden verrichten,# zeide de oude lieer binnens
monds, «doch ik had gaarne iemand anders hij mij tot
liulp. Was George hier, terwijl ik weg was?« vroeg
hij opnieuw aan den dienaar, die zijn gebieder naar
liet. tot schrijfkamer ingericht gedeelte, der hut geleide
en hem behulpzaam was in het aantrekken van zijn
uit laken vervaardigd en
gewaad.
«De Eenentwintigste?# antwoorde de grijs
aard, ja, gestrenge heer, doch ook hij zal later te
rugkomen.
«En zeide hij niet, waar we hem vinden konden
Neen, heer, de jonge man scheen mij toe in groote
opgewondenheid te verkeeren, zooals ik zelden in hem
waargenomen heb.#
«Dat begrijp ik,« zeide v. Raudnitz onhoorbaar, »dus
zal ik alleen arbeiden moeten. Ik heb boodschappen
te zenden, vertrouwde boodschappen,vervolgde hij luid,
«houd u dus binnen mijn bereik.
met ottervel gevoerde liuis-
«De oude Egbert is ten allen tijde tot uwe diensten
bereid, gestrenge lieer!
«Ik weet het« zeide v. Raudnitz vriendelijk.Gij
stond mij steeds als een getrouw vriend ter zijde,
waarschuwend in de donkere uren mijns levens, troostend
toen het ongeval mij trof. Zoo het ons-niet gelukt
is haar spoor weder te vinden en zij verscholen bleef
en met haar het kind het is uwe schuld niet! Gij
deedt wat mogelijk was. liet heeft niet mogen zijn
Hij zette zich vermoeid in den met matrassen voor-
zienen en met leder overtrokken leuningstoel voor een
ruw getimmerd houtblok neer, dat de plaats van schrijf
tafel vervullen moest. Üe brieven, gedurende zijn af
wezigheid gekomen, schoof hij ongezien ter zijde, en
terwijl de dienaar het vertrek verliet nam hij de regi-
mentslijsten ter hand en doorbladerde ze niet ijver.
Hij kende elke compagnie van 't leger, waarmee hij
vroeger zelf gestreden had en welks manschappen hem
liefhadden.
Met nauwkeurigen blik overzag hij de namen welke
met een sterretje stonden aangeteckend, het merk van
dapperheid en bijzondere militaire verdiensten er waren
er veel meer dan hij noodig had.
Met moeite beschreef hij een aantal vellen papier,
op elk slechts weinige woorden, vouwde en sloot ze,
waarna hij eik met een der uitgezochte namen voorzag.
Daarna schelde hij.
Egbert verscheen terstond op den drempel.
«Neem deze brieven,beval de Kanselier, den ge
trouwe de brieven overreikend, en bezorg ze aan hun
adres, zonder opzien te verwekken. Tot eiken gead-
dresseerde zegt geRaudnitz rekent op uniets meer.
Ga nu en breng mij bescheid. Ik zal intusschen de
stukken nazien, die me gezonden zijn.#
Terj jl de oude zich verwijderde tot liet volvoeren
van den hem opgedragen last, viel de Kanselier in zijn
stoel terug en opende de brieven, die hij daar even,
als over gewichtige zaken handelende, ter zijde gelegd
had. Zij schenen weinig troostrijks te behelzen, want
het in gewone 'omstandigheden van zorgen sprekend
gelaat des zieken mans werd nóg duisterder; de rim
pels werden dieper dieper ook de trekken die het lijden
«Vrees, een Raudnitz?# Elimar dwong zicli tot
opgeruimdheid «in dat geval moest ik niet uw
zoon zijn.
«Er is een vrees, mijn zoon, die zelfs een Raudnitz
niet tot schande strekt,wees hem de Kanselier te
recht, «ik meen de -angst, zijn vader, die pas kort
geleden'gelden geofferd heeft om de erven zijns naams
op zijn hoog van energie getuigend voorhoofd gegroefd I aan beschimpende vervolging te onttrekken, die meer
dan eenmaal met zijn eer voor die zijns zoons instaan
moest, in de oogen te zien, wanneer hij in zijne hand
brieven ziet als deze, die ik daareven uit Wittenberg
ontving, een oord, 't welk meer de plaats was uwer
woeste vermaken dan dat uwer vorming.#
Elimar bloosde. «Vergeef me, vader,zeide hij ver
legen, «en help me nog eenmaal uit het gevaar. Ik
beloofde u reeds, het zal anders worden! Ik wilden
verzoeken... wanneer mij satan geen parten speelt «voegde
hij er stil hij.#
De oude had evenwel dat geduisterde woord ver
staan. «Een korreltje hellezaad draagt ie,der rnensch in
't diepst 'zijner zlel,« zeide hij, «wel \u\n\, h\ wieude
demon het niet tot rijpheid brengt. En uw demon,
ik zie hein belichaamd aan uwe zijde, reeds in Wit
tenberg was Hans von Sehlbach een verleider en hij is 't
gebleven nu hij u hier in 't leger gevolgd is.#
«Gij hebt nu eenmaal een vooroordeel tegen Von
hadden.
Daar werd met groot geruisch de deur geopend.
Jonker Elimar, des Kanseliers zoon trad het gemeen
schappelijk woonvertrek van 't schamele kwartier binnen.
De jonge man telde even twintig jaren en zijn jeugdig
voorkomen besliste hij de eerste verschijning steeds ten
zijnen gunste. Hij was van middelbare grootte, was
grof gebouwd en zijn gelaat bezat weinig van dien be-
teekcnisvollen geest, die cle trekken zijns vaders ken
merkte. De blik zijner blauwe oogen was in den regel
zonder uitdrukking, slechts in oogenblikken van opge
wondenheid glansden ze en wanneer dat door edele
oorzaken geschiedde, dan was het aangezicht van den
jongeling schoon te noemen, ongeveer zooals een woeste
streek door 't zonnelicht beschenen liet oog bekoort.
Doch thans was in Eiimars wezen weinig van die
hoogere stemming te bemerkenhij zag er verhit en
verdrietig uit; twee diepe vouwen vertoonden zich tus-
schen de donkere wimpers, getuigenis gevende van zijn Sehlbcah, doch ik kan me niet van hem scheiden!# riep
moedeloosheid en werden nog te meer zichtbaar, nu hij de Jonker; mag hij een weinig los zijn, toch is hij
zijn vader ontwaarde. De aanwezigheid van den ouden mij liever dan die eeuwig ernstige, eeuwig plichtge-
hecr scheen hem thans weinig te behagen, te minder trouwe knaap dien ge zoo gaarne als een goeden engel
daar zijn blik den brief in zijns vaders hand en diens aan mijne zijde stellen zoudt, wiens afkomst totaal on
zorgvol uitzicht bemerkte. bekend en die niet meer dan een getal is.#
«Kom nader, Elimar, mijn zoon#, zeide Raudnitz Voor de eerste maal vlamde het oog des ouden
ernstig, doch niet onvriendelijk, daar de Jonker aan heers van toorn. «Gij spreekt van George, bij zijn
den ingang bleef staan, «hebt ge vrees?# kameraden als «Een-eu-twinligs'.e# bekend? Ik geloof
O O