No. 162. Woensdag 18 April. 1883, FEUILLETON. Een Naamlooze. J VOOR D\A EWL elkuiv \V O tl N S A. G en Z A. T ERDAG. Ad verten tiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letteas naar plaatsruimte. Adverteniiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. 1 van den mensch, in zijn vormen en in zijn kleeding. Velen draaien dit om en redeneeren, wanneer de kleeding fijn is en de vormen beschaafd zijn, dan is ook de beschaving van 't echte allooi. Ge vraagt naar kennis aan een modefat en hij wijst u op zijn nieuwmodisch jasje, uit Parijs ontvangen ge wilt weten of deze dame kunstsmaak 1 heeft en ze lispelt zoo wat van opera's en concerten, waarop ze de sterren van den muzikalen hemel heeft gehoord, of liever ge zien. DeFaust? Ja, die kent ze. Magnifiek, prachtig. Bij dat antwoord geeft ge 't na tuurlijk op. Ze zou vreemd opzien, wanneer ge naar den zin van Gounods muziek en Goethe's verzen onderzoek deedt. Een opera is natuurlijk een amusement en tijddoodster voor beschaafde lieden. Zoo zijn er velen. Bezoek den schouw burg en hoor aandachtig toe wat uw buren .^aangaande 't stuk zeggen. Bezoek onze [lezingen en merkt de kritiek der hoorders op. 't Zal zijn om u 't land te doen krijgen. Sprekers en schrijvers, die in hun werk een deel van hun ziel leggen, worden vervelend genoemd, zij, die met een vertellinkje van verdacht allooi optreden, genieten algemeene toejuiching. Niet overal, maar in vele krin- gen. Zou dat zoo zijn, wanneer onze hoog geroemde beschaving van het echte soort j was P Wanneer elke man of vrouw, jonge ling of meisje, die op den naam van be schaafd aanspraak maakt, steeds vroeg //wat heb ik daaraan voor mijn geest of ,v mijn gemoed Brengt het me iets nader tot het ideaal, hetgeen ik me van den mensch gesteld heb?" Wat zou er veel uitgefloten worden wanneer alle beschaafde lui zich dit criterium stelden. Of we dan verlangen dat ieder beschaafd mensch het gezicht in ernstige plooi zette ^en alle genoegen uit zijn nabijheid verbanne Gewis niet, integendeel we zouden liever den raad geven zoek het vermaak op, lach en wees vroolijk. 't Is een misvatting dat wezenlijke beschaving tegenover genoegen staat, alleen maar 't ziet wat nauwer toe op den aard van 't genot. We hoorden laatst van een spreker, die in twee, nabij elkaar gelegen plaatsen, de vruchten zijner verbeelding had voorgedragen, een paar novelletjes, waarin zeer plastisch de liefde op den voorgrond treedt. Hij deed dat zoo aanschouwelijk mogelijk en maakte zelfs, toen er sprake was van zoenen tusschen zijn held en heldin, het bekende flappend geluid, dat iedereen kent. Daarover nu had men in de eene plaats gegierd van de pret zóo'n lezing dat was nu eerst een echte daarmee kon men nog eens vroolijk naar huis gaan. In de andere echter had men die voordracht eenvoudig flauw en de lees stof grappig in plaats van geestig gevonden. Wij gelooven dat men in deze verder in geestbeschaving gevorderd is dan de eerste. Een beschaafd publiek houdt wel van lachen, 't kan dat zelfs zoo hartelijk, dat 't aan stekelijk werkt, maar dan moet ge 't ook wat geest geven, geen dosis flauwheid, maar humor in den besten zin van 't woord. Wanneer de beschaving samen gaat met uiterlijke vormen is ze er te aantrekkelijker om, maar waar deze dienen om 't gemis aan ontwikkeling te vergoeden en te be dekken, daar denkt men onwillekeurig aan de bekende gepleisterde graven, 't Is nog beter dat men van buiten niet zien kan dat er binnen wat voorhanden is, dan dat men op 't schoone hulsel afgaande, zoekt wat er eigenlijk niet is. Men mag eischen dat ieder, die zich naar eigen schatting onder de beschaafde lieden plaatst, iets meer heeft dan een uniform dat de randsel gevuld is en de uitrusting volkomen. Onderwijs en nogmaals onderwijs is daartoe dringend noodig. Naar verstand genoegen t- KL - <fl h SPCuj ||j: Aj y 1-4. L »a en Altena, X itgever: L. J. VEETtMAN Heusden. v> \w,VAA\*\ew - - "A ïïiwto 7.QW&et W- »..u Si V? m L 4) O 0-0-0: II fl De middagzon die de kloeke gestalte van den Keur vorst Frederik Wilhelm in zijne tent met een gouden gloed bescheen, zond ook haar licht in het kleine onder den geganen grond gelegen vertrekje van een eenvoudig, onzichtbaar huisje aan den zoom van 't woud, op korten afstand van 't slot Ebersberg gelegen. De hoogste een voudigheid, maar ook de hoogste zindelijkheid tegelijk heerschte in deze kleine door witte muren omgeven ruimte, waarvan het oenige sieraad bestond uit een kunstig uitgevoerd Christusbeeld. Verblindend wit waren de battisten gordijnen voor de kleine in lood gevatte ruiten der vensters en blank geschuurd glansde de met wit zand bestrooide vloer. Geen vlek, geen stofje kleefde aan de eenvoudige uit dennenhout vervaardigde meu belen, uit een kist, een bank, een tafel en eenige stoelen bestaande. Twee vrouwen zaten bij het venster tegenover el kander in druk gesprek; de oudste aan het spinnewiel, de jongste, een meisje van ongeveer achttien jaren wier eenvoudige maar rijke kleeding haar als een adtllijke jonkvrouw deed kennen, met eenig handwerk bezig. Beider blik zweefde van tijd tot tijd door de ruiten naar buiten, alsof ze bezoek verwachtten. De oudste was moeder Anna, als »de wijze vrouwin <len gan sehen omtrek bekend en de andere de dochter van haren gasai ;rondheer, liga van Ebersberg, een welkome gast in de hut van moeder Anna. De jonkvrouw was geen uitstekende schoonheid te noemen, doch de uitdruk king eener ernstige jeugd en een onbewuste bekoor lijkheid lag in haar gansche verschijning en in hare lieftallige gelaatstrekken uitgedrukt, viel in zware Het eenvoudig vlechten langs gescheiden blonde haar den hals. Lag de too'verglans der onschuld over liga's wezen, zoo gaf dat van moeder Anna van vrede, van zelf genoegzaamheid blijk. Hare schoone gestalte van nauwe lijks middelbare groote was gehuld in een eenvoudig ge waad van fijne, grijze wollen stof, om haar middel met een band omsloten, waaraan een fluweelen zakje van dezelfde kleur bevestigd was. liet zachte, bleeke, doch niet ziekelijke, doorschijnende gelaat der ongeveer veertigjarige vrouw was omgeven door een sluierach tig weefsel waaronder het bruine, hier en daar zil vergrijze haar zichtbaar was. Niemand die niet gaarne in deze lieve trekken, in de klare blauwe oogen blikte; hoeveel gewonde zielen hadden niet daaruit troost en vertouwen geput, hoeveel gebroken harten waren niet door deze lippen opgeheven en gesterkt. En toch, of schoon moeder Anna in de zestien jaren, die ze nu reeds te Ebersberg had doorgebracht, weinig over iiaar verleden gesproken had, ze maakte er geen. geheim van dat ze eerst langs den weg van zelfverloochening, van hittere smart en diep harteleed de vrede des harten veroverd had. Haar blik ontmoete die van liga. Zij glimlachte, terwijl een licht rood het gelaat der jonkvrouw kleurde. Hij zal komen, zcide Anna, onze jonge vriend beloofde het mij en George houdt woord, indien zijn plicht hem niet terug houdt. Mij is het iederen keer als komt met hem een frisch leven, een helle zonne straal binnen, die mijn huis en liart tegelijk verlicht. vanen hij volgt, wan- oog van zijn grooten Een vriendelijke blik van het jonge meisje dankte haar voor deze woorden. Ja, hij is goed en edel» vervolgde zij, den draad van 't gesprek opvattend, het doet mij tot in- dè' ziel goed, wanneer hij van den oorlog spreekt en van de heldendaden des legers, welks neer hij met een schitterend Keurvorst vertelt, van den waardigen Kanselier von Raudnitz, zijnen vaderlijken vriend, den beschermer van den naamloozen, den wees en van zijne toekomst. Ach moeder Anna, en deze toekomst, zooals hij die zich voorstelt, vervult mij met angstis niet zijn leven de de vreeselijke inzet, zijn leven, waaraan mijn hoop, mijn geluk... Verschrikt hield ze op en keek beschaamd voor zich ze had in den drang baars harten de innigste gevoelens barer ziel te veel blootgelegd. Ook moeder Anna ontstelde een.oogenhlik, doch herstelde zich spoedig en de hand van het jonge meisje vattend, zeide zij op belangstellenden toon liga, wat ge me thans onwillekeurig onthulde, heb ik vermoed. Ik heb het zien aankomen en was te zwak liet lot af te wenden, dat ons met een bezoe king dreigt en dat dikwijls de edelsten met zijn liarde slagen beproevend treft. Gij draagt eene neiging voor George in het hart, ge hebt zijne stille begeerte ge raden, ge hebt hem lief gij liga, vrijvrouw v. Eber- berg, hem, den Eenentwintigste, den naamlooze. Weenend zonk de jonkvrouw aan de borst harer oude vrienden en snikte: »Ik heb hem lief!"* Ik had het kunnen vermijden, deze neiging te voe den,vervolgde moeder Anna, »ik had u, die ik als mijnireigen kind lief heb, kunnen zeggen, mijd mij of mijn deur voor hem kunnen sluiten, voor hem tot wieu mij, sedert hij voor de eerste maal over dezen dreinpcl schreed, een gevoel drijft als ware hij mijn zoonde Almachtige vergevc het mij, ik vermocht noch het een, noch het ander, en nu, nu hoe zal het alloopen ii Met'ellende aan mijne zijde, moeder Anna,* ant woordde het jonge meisje weenend, «meer dan een maal liet mijn vader zich woorden ontvallen, die mij ontzetten. Ook met u zal hij binnenkort daaro ver spre ken, gij weet hoe hij u vereert. In goed verstaanbare woorden noemde hij mij den naam van jonker Elimar von Raudnitz, doch eer wil ik sterven, dan de vrouw te worden van dezen woesteling. Buiten vernam men schreden. Een slanke mannen- gestalte in een huzarenmantel gehuld, den blinkenden stalen helm op het blondlokkig hoofd, kwain over den boschweg op het huisje van moeder Anna aan en trad binnen. «Hou u goed, liga,zeide moeder Anna, haastig, komt, reeds hoor ik hem in het voorhuis met mijn getrouwen Kasper praten de wantrouwige oude, die niemand aanhing huiten mij, wier beschermer hij sinds jaren is, heeft hem liefgekregen, Inderdaad vernam men. stemmen, die van een oud man en een jeugdige, heldere stem, welke laatste de eerste beantwoordde, Nu opende de gast, na een zacht kloppen als van liet welkom overtuigd, de deur en de jonge man, over wien de beide vrouwen zoocven spraken, zooals te voren de Kanselier en zijn zoon,, betrad het liaisvertrek van moeder Anna. De vrouw des huizes begroete hem, hartelijk hoog hij z'.cli over de hem toegestoken fijne hand, en drukte die aan de lippen, daarna echter viel zijn blik.op Liga, die zich in den hoek aan het vensUr teruggetrokken had.. i) George Een blos van vloog over het gebruinde aangezicht van den jongen ongeveer vierentwinligjari- gen. man, met die donkere, schitterende oogen, dien fijnbesneden, met blonde knevels en een kiubaard om-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1