No. 163.
Zaterdag 21 April.
1883.
1
Een geheime orde.
FEUILLETON.
Een JNaarlooze.
7
VOOR
Uitgever: L. J. VEETvMAN. IToTisdon.
Dit blad verschijnt eiken AV O E N S 1) A G en Z A TEED A G.
1.Franco per post zonder prijs-
A b o n n e in e n t s p r ij s ])er o maanden f
verhooging.
Advertentiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lettens naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
De vorige eeuw, ofschoon ze vrijheid en
verlichting in hare banier schnef, toonde
een karakteristieke trek, t. w. een drang
naar geheime gezelschappen. VVa wij heden
frank en vrij trachten te bereike cbor ver
bonden, die voor de oogen dr gansche
wereld werken en voor ieder toegaikdijk zijn,
hulde zich toen in den sluier ds geheims,
spalkte zich in allerlei vreemdévormen in
en verborg zich voor de profane likken der
menigte. De groote strijd van en vooruit
gang tegen traag vasthouden e teruggang,
die slechts op vrij en open ternn en met
opgeslagen vizier gestreden bi worden,
zocht toen een bedekte plaats, vhtor myste-
rieuse grenzen. Men geloofde >or het edel
doel der menschheid, voor digd en vor
ming met goed gevolg te kuien werken,
eenvoudig door eenige persien met een
eed tot een verbond te vereegen en daar
aan allerlei dwaze geloften i ceremoniën
te verbinden. In dit spel net geheime
orden en vei bonden echter ïtmoetten de
heerschende en voor een destrijdige rich
tingen elkaar, verlichting enlvveeperij, ver
drukking en menschenliefd en mengden
zich soms zoo zusterlijk ine#, dat het dik
wijls hoogst moeilijk won te beslissen,
welke stroom de^ heerschde, de toonge
ver was.
We willen iets omtreneen dezer ge
heime orden mededeelen,.ie welke door
een Duitsch hoogleeraar Adam YVeis-
haupt, ingesteld was. Naulijk was deze
in den ouderdom van 25 ren tot profes
sor in bet kerkrecht aade hoogeschool
te Ingolstadt in Beieren enoenid, of hij
peinsde op de mogelijkheid om den invloed
der v du is te re machten" op do gemoederen
der menschen, op Staat en maatschappij,
door een tegenwicht te verzwakken. Naai
den geest des tijds echter dacht hij dat in
't leven te kunnen roepen door een nieuw
geheim genootschap, hetwelk zich aan dat
der vrijmetselaars aansluiten kon. Slechts
door dergelijke schepping meende hij de
voortschrijdende beweging zijner eeuw voor
hare talrijke bestrijders te kunnen ver
zekeren.
Verscheidene jaren besteedde hij aan de
voorbereidingen tot uitvoering van zijn plan
en dit beheerschte hem geheel en al. Voor
alle dingen trachtte hij 't wezen der vrij
metselarij na te vorschen, want op deze,
over half Europa uitgestrekte corporatie,
wilde hij zijne stichting gronden. Hij gaf
dat plan echter op en besloot tot een zelf
standige vereeniging over te gaan.
Zoo ontstond een verbond, 't welk door
Weishaupt dat der p e r f e e t i b i l i s t. e n
(naar volkomenheid strevenden), later der
Illuminaten (verlichten) genoemd werd, een
verbond, dat een halven menschenleeftijd
lang de gemoederen, ook hier te lande, in
beweging bracht en na zijn ondergang nog
blijvende sporen achter liet. Omtrent het
doel heeft de stichter in een uitvoerig ge-
O O
schrift ons zelf op de hoogte gebracht.
Nadat hij de grondvoorschriften opge
steld had, nam Weishaupt op 1 Mei 1776
de eerste leden in zijn nieuwe vereeniging
op. Het waren studenten, die hij reeds
lang, als met meer dan gewone talenten
bedeeld, op 't oog had. Voorloopig moest
hij zich met de jeugd der Ingolstadtsche
hoogeschool vergenoegen. Doch toen hij
zich meer en meer met de vrijmetselarij in
verbinding stelde, nam 't aantal der leden
zeer toe en breidde 't verbond zich uit zoo
wel onder Katholieken als Protestanten.
Vorsten en hooggeplaatste personen werden lid
van 't verbond der Illuminaten, alsook
schrijvers en andere beroemde personen,
o. a. Pestalozzi en Goethe.
Wat ook de vele vijanden van Weishaupt
over diens karakter rondgebazuind hebben,
't staat vast dat het hoofddoel van zijn
streven was en bleef bevordering van be
schaving en zedelijkheid om daardoor't ge
luk zijner medemenschen te verzekeren.
Ook over de innerlijke inrichting der orde
heeft hij alles haarfijn meegedeeld, natuur
lijk slechts na haren ondergang.
Van de innerlijke politiek, zoo meende
hij, hangt de deugdelijkheid van den bond
af, zal het zijn nieuschlievend doel berei
ken. Alzoo moesten de leden als 't ware
een ladder vormen, zoodat, ieder hooger-
staande een overzicht had over wat zich onder
hem bevond. Van beneden af telde de orde
eenvoudige leden, prefecten, provincialen,
national en en aan 't hoofd stond eón generaal.
De oversten der verschillende kringen
vormden een soort gerechtshof, areopagus
genaamd, dat van de leden onbepaalde ge
hoorzaamheid vroeg en absoluut heerschte.
Die in de orde wenschte opgenomen te
worden moest alle stemmen op zich vereeni
gen en opdat geen onwaardige toe zou treden,
werd in alle stilte onderzoek naar de kan
didaten gedaan, tot in de kleinste bijzonder
heden werden hunne daden en betrekkingen
bespied.
Gelijk bij de vrijmetselaren bekleeden de
leden der Illuminaten verschillende graden.
De nieuw aangekomenen vormden de mi-
ncrval klasse. Ze moesten een verklaring
geven waarin zij zich verplichten bij hun
eer en goeden naam alle dingen, welke de
opneming in 't genootschap betroffen, ge
heim fe houden ook voor de vertrouwdste
vrienden en verwanten en nooit door woor
den, blikken of teekens het geringste te verra
den of ze als leden werden aangenomen of
niet. Aangenomen droegen ze als uiterlijk
kenteeken een verguld medaillon aan een
grasgroen band om den hals. Het stelde
een uil voor, zwevende in een lauwerkrans
over de wolken. In zijn klauwen hield hij
een geopend boek, waarop gegraveerd was
P. M. C. V. (per me coeci vident, d. i. door
mij worden de blinden ziende).
De volgende klasse de min ores hield
een wakend oog op deze minervalen, die
niet meer dan poppen waren in de handen
hunner hoogere broeders. Al hunne daden
en gespreken, zelfs hunne gebaren werden
bespied en aan de oversten nauwkeurig mee
gedeeld.
Zulk een geheim genootschap moest zich
wel hullen in een mystisch gewaad van cere
moniën. Wat het bijgeloof is voor het volk
dat is de mystiek en overgevoeligheid -voor
de beschaafden. De gansche op phantasie
en zinnelijkheid werkende symbolische, aan
schouwelijke verrichtingen en toestellen der
vrijmetselarij werd in de orde der Illuminaten
overgenomen en in sommige zaken nog over
dreven. Men gaf b. v. aan de verschillende
landen, provinciën en steden nieuwe namen
aan 't oude Griekenland ontroofd en ook
leden sierden zich met de namen der Griek-
sche en Romeinsche vaderen. Weishaupt
b. v. noemde zich Spartacus en zijn vriend
Zwackh heette zich Cato. Men had er een
Hannibal, een Cicero, een Alcibiades, een
Solon enz.
De formaliteiten aan de installatie van
nieuwe leden verbonden hadden ook eeni-
germate overeenkomst met die welke in de
vorige eeuw bij de vrijmetselarij in gebruik
waren. Duistere kamers, pyramiden, myste-
rieuse vragen en liederen, altaren enz. speel
den daarbij een groote rol, gelijk ook bij
den overgang lot een hoogere klasse en in
de
gewone
samenkomsten. Kleeding en
O-O-O:
5)
liga had zich hersteld ha jk, doch geen dieper
gevoel klonk uit hare stem, t< zp antwoordde.
«Blijf George, wij hebben je geheimen te ver
handelen en niemand mag oinjnentwille deze plaats
verlaten, jaat-Ae vréde ademt, ar men beter gevoelt,
/Vvkefer niet waar ook-gij h het ervaren
Mij is 't als ware hier het lis van den eenzame,
riep George met vuur in de en, als omsluit deze
kleine ruimte alle geluk alle dheid, waarnaar mijn
hart sedert lange, lange jareprlangd heeft en van
deze mij los te scheuren niissm om ze nimmer weer
te zien, dat valt me zoo zwj zoo zwaar
llij wendde zich at' om de doening, die hem over
viel, voor de beide vrouwen verbergen. Vriendelijk
trad moeder Anne op hem moederlijk legde ze
hare hand op den schouder jongen krijgsmans.
«Met Gods hulp is deze dfiog verdoch,een
schaduw van bezorgdheid vlover haar gelaat, zal
er nogmaals een bestorming Hernomen worden Gij
zwijgt George? Gij zijt bewn? Uw komst betee-
kent die een afscheid
«Moet niet ieder soldaat, di'n vriendenkring verlaat,
scheiden alsof't voor altijd v vrceg George, elk
oogenblik kan hem opeiseU.ijn plicht te vervullen.
j\Te*?mt_aan d-U 't aldus L rj 't geval is, neemt aan.
ik hen gekomen
gansche hart te
dierbaar geworden is
om
genieten
voor de laatste maal met mijn
van wat mij zoo lief, zoo
Vergunt me liet geluk van 't
oogenblik te smaken en wanneer we ons de toekomst
denken, zoo zij ze een liefelijke godin in rozenrood kleed,
den krans des roems, waarnaar mijne ziel dorst in de
opgeheven hand houdende.
»Ue lauwer zal u kronen,riep liga vol vuur, »tc
goed, te edel zijt ge om spoorloos ónder te gaan in den
grooten maalstroom van 't leven. De dag zal komen,
waarop uw naam...«
Mijn naam...« half schertsend, half weemoedig viel
George in, «wie geeft mij eenen naam? Dat kan zelfs
de roem niet. Ik ben de Eenentwintigste,een nömrnér
niets meer.
Welke vader zou er niet trotsch op zijn u tot zoon,
tot drager zijns naams te hebben vroeg moeder Anna.
«Ik zou eiken naam weigeren, mocht ik slechts den
uwen voeren,was liet liefdevolle antwoord. «Mocht
ik u mijne moeder heéten, mijne moeder o zoet, mij
onbekend woord
«Mijnen naamEen.smartelijke trek vertoonde zich
op moeder Anna's aangezicht. Mijnen naam ik ken
hem naauwlijks zelfs meer.Ze hield op, daar ze den
eenigzins verbaasden blik der jonge lieden ontmoette;
rustiger vervolgde zij
«Doch mijnen zoon mag ik u noemen uit den grond
van mijn hart. 't Is mij dikwijls wanneer ik u beschouw',
als leefde mijn eenig kind, mijn zoon nog; dan denk
ik, zooals deze zou hij thans zijn doch dat is voorbij,
voorbij
«In plaats daarvan noemen ontelbaar velen u moeder,
liep liga, «de kranken en ellendigen, wier troosteres
en schutsvrouw, de armen, wier weldoenster ge zijt,
de wezen, die aan u verpleging en opvoeding danken.
<)r 1 '1, injeugd zulk een trouw
gewaakt,zeide George treurig. «In een woud, nabij
een door de furiën van den oorlog brandend dorp, welks
naam, welks ligging ik nooit te weten kwam, hebben
de keizerlijke soldaten een weenenden, half verkleumden,
zesjarigen knaap gevonden, wiens geest door den schrik
verward alle herinnering aan het verledene verloren
had. Hij kende slechts zijn voornaam George. Een
medelijdende ziel erbarmde zich over hem, een ruiter
nam hem op zijn paard, warmde en laafde hem. Vier jaren
bracht ik, want ik zelf was de vondeling, bij de kei
zerlijke troepen door, tot dat mijn beschermer stierf.
Wild en woest zwierf ik nu rond en bedreef allerlei
kattekwaad. Om de straf te ontgaan vluchtte ik en
vond in het Brandenburgsclie leger een onderkomen.
Ik nam mij toen voor een dapper soldaat, een goed
mensch te worden, mijne daden zouden mij eenen naam
geven en ik bleef mijne gelofte getrouw. Zooveel ik
"vermocht, ontwikkelde ik mijn vermogens, in de tus
schenpoozen van den oorlog hielp dikwijls een vriendelijke
ander man van kennis den wëet-
knaap terecht en aan 't wachtvuur in den een
zamen. nacht zocht ik mijn kennis te vergrooten. Mijne
kameraden noemden mij den «Eenentwintigste,naar
er in de compagnie ik ben heden nog,
rustigen
dorpsleeraar of eenig
giengen
ik ben heden nog,
«Eenentwintigste!
gevoel
mijn nommer in
niets nicer, niets minder dan de
Hij hield op en door dit eenvoudig verhaal getroffen.,
zwegen ook liga en moeder Anna. Er ontstond een
stilte in 'l kleine kamertje, gedurende welke één zelfde
drie warme harten verbond.
Een luid gesprek aan de voordeur verbrak deze stilte.
De deur werd met geweld geopend en den ouden Kaspar,
den nog sterken grijzaard, die met moeder Anna uit
den vreemde gekomen was, terugwijzend, trad jonker
v. Haudnitz de kanier binnen dezer besclieidene woning.
Onbeschaamd en trotsch kwam hij binnen, doci^lomffy
f h ijr~;p7 lE"?
blik der vrouw, die den onbescheidcne met
vrouwelijke waardigheid tegentrad.
«Met uw verlof* vervolgde hij, daar moeder Anna
niet naar zijn begeeren vroeg, vergeef mij goede vrouw,
dat ik zoo onverwacht ia huis kom vallen; mijn naam
is' Elimar v. Haudnitz en de jonkvrouw v. Ebersberg,
die ik tot mijn verwondering op dit oogenblik hier aan
tref, kent inij.«'
Hij keek' liga aan; het jonge meisje, gaf met een lich
ten hoofdknik haar bevestiging van deze woorden.
«Dat behoeft niet bevestigd te worden,zeide moeder
Anna koel, »de roep van jonker Haudnitz ging zijn persoon
vooruit; wat kan hem mijne arme hut aanbieden?*
«Een aangename plaats wel niet, waar reeds twee
deugden elkaar ontmoeten,* zei de jonker honend, op
liga en George, wijzend, «men vertelde mij veel van
uwe men'schlievendheid, moeder Anna, dit
edele zwak heeft men vergeten mij te berichten.*
«Jonker Elimarstoof George op, terwijl liga van
schrik verbleekte.
«Wees rustig* zei moeder Anna en zich tot Raud-
nitz wendend vervolgde zij, «de gast, die bij 't over
schrijden van een vreemden drempel welkom zijn zal,
dient zijn woorden wel te overwegen; de uwe hebben
voor mij geen zin.
«Ik wil niet huichelen,zei Elimar onwillig, «moet
het mij niet
hij mijne bezoeken op
lijk mijne nabijheid schijnt te ontwijken, terwijl ik ze
een levendig onderhoud gewikkeld vind met
- eenen
bleef steken en
van moeder Anna.
tegen de borst stuiten dat deze jonkvrouw
liet slot Ebersberg voorbedachte-
bier in
eenen -
Hij
den blik
Met
sloeg
zijne
oogen
neer voor
een naamloozen man,
■L_
welks verleden geen vlek kleeft.
maar met een man op
u alte de hui;
en Altena,
DE LA
LERWAARD