Zaterdag 12 Mei. 1883 ca ie eel FEUILLETON. Een JNaamlooze. XTitsrever: L. J. VEERMAN Heusden. Wegens het aan staande P X N K- STERFEEST zal volgende nominer een later verschijnen. het dag VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs: per 3 maanden f verhooging en ZATERDAG. 1.Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letteBS naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. 11) Niet lang werd hem voor deze overwegingen tijd gegund. Hellebaarden dreunden buiten op den grond, 't was de eeregroet der op wacht staande hellebar- diers. De kamerdienaar van den Keurvorst sloeg bet voorhangsel wijd open en statig trad Frederik Wil helm het vertrek binnen. De Keurvorst was in krijgstenue een kraag van goudleder omsloot over het bruin iluweelen wambuis zijn mannelijke, breede borstvan dezelfde stof waren ook de met gouden sporen gesierde, hooge laarzen een stalen helm met donkere reigervederen op de spits bedekte hem 't hoofd en aan zijne zijde fonkelde het slagzwaard in den glans der toortsen. Allen bogen bij de komst van den Keurvorst ieder ontblootte zich het hoofd voor de Majesteit, die hem ondgafhijzelf sloeg even aan den rand zijns helms, waarna hij de rij langs ging en ieder persoon onderzoekend in de oogen zag. Toen hij bij Elimar kwam, fronste hij het voorhoofd, doch met een blik op zijn vader zeide hij: »het is uw zoön, een Raud- nitz, ik durf op hem rekenen; en gij, mijn vriend ging hij voort, zich tot George wendende, die bij 's vorsten aanblik hoogrood werd, gij zijt de Een entwintigste,» gelijk u de lijst der gekozenen noemt Ik heb veel goeds van u geboord, de waarheid daarvan zal zich heden bevestigen. «En nu,« vervolgde hij, «wakkere strijders, zult ge vernemen waarom uw vorst u uitnoodigde aan deze plaats te komen. Zoo gij de mannen zijt, die ik verwacht, bezield van den heldengeest uwer voor vaderen, zoo zult ge, zelfs wanneer de uitvoering mislukt, hem prijzen, die het plan ontwierp dat van u allen meer doodsverachting vraagt voor de eer van 't land dan in een gewonen kamp, waarin zelfs het dier dapperheid toont. Op u, die hier verzameld zijt, op u, mijne dapperste krijgers bouw ik, niet op gindsche massa, die zich buiten gereed maakt met alarm en wapenklank de belegerden af te leiden, neen, gij zult mij Demmin veroveren nog in dezen nacht Een kreet van geestdrift ging uit de kleine schaar op, ieders pols sloeg sneller, ieders oog fonkelde. Allen drongen zij dichter om den Keurvorst heen om de verdere bevelen te ontvangen zelfs Elimar scheen zijn onverschilligheid af te leggen. «Gedekt door wallen en muren,vervolgde de Vorst, «viel het den vijand niet zwaar, onze aanval len tot heden af te weren wel wetende, dat slechts een spoedige bemeestering der veste ons nut kan aanbrengen, zag hij met honenden spot ons gedwon gen een langdurige belegering te ondernemen. Goed bewaakt op alle punten, waar de bestorming mogelijk is, werd voor Deinmin's muren onze dapperheid tot nu toe te schande en aan die zijde waar de over winning op onze schreden kon volgen, beschermde de natuur zelve den vijand door een ondoordringbare gordel van een grondeloos moeras. Zooals echter eenmaal de aanvoerder der bedrukte kinderen Israels de zijnen door de zee geleidde, zoo geldt het thans de Brandenburgsche zegevaan over die duistere vlakte te brengen en tegelijk uwen roem, kinderen, tot in de verste eeuwen der toekomst. In een Branden- burgsch hoofd kiemde daartoe het plan, gij zult het tot rijpheid brengen. «Heil Brandenburg!» klonk het in den kring, «heil den Keurvorst! Wij zijn bereid «Op zekere plaats, waar drie eiken staan met dicht ineen geslingerde kronen, vernauwt zich het moeras. Eenige lange, smalle, lichte planken, waarvan de een over de andere voortgeschoven wordt, kunnen een verbinding vormei) tusschen deze en den vasten bodem aan de andere zijde. Vertrouwende op de on begaanbaarheid van 't moeras zet de vijand daar geen post uit, zoodat geen alarm gemaakt zal worden, wanneer langs dien drijvenden vonder, terwijl aan de tegengestelde zijde een stormaanval der Brandenbur gers, geweldiger dan ooit Demminsbezetting op de wallen ter verdediging roept, een aantal flinke krijgers over het moeras heen als een onvoorziene, verderf- aanbrengende onweerswolk binnen de vesting vallen, eene poort bemachtigen en zich den panischen schrik der verraste Zweden ten nutte makend, de onzen binnenlaten. Dit is het plan. De dood gaat er mee gepaard, een dood, vreeselijker nog dan die door het zwaard, door den kogel des vijands in 't gewoel van den slag bij een eervolle bestorming. Een misstap en gij verzinkt in den afzichtelijken modder, waaruit geene redding mogelijk is, vooral niet in den donkeren nacht, terwijl een onophoudelijk voorwaartsnood zakelijk iseene waggeling van den dunnen bodem, die u draagt en ge zinkt in de diepte, reddeloos aan 't verderf prijsgegeven. Ik stel de deelneming geheel vrij en zal het niemand kwalijk nemen, wanneer hij terugtreedt; hij kan dan langs andere wegen nieuwe bladen in den lauwerkrans van 't Brandenburgsche leger vlechten. Wie van u terugtreedt, zegge het vrij. NiemandAls één stem klonk het uit aller mond. De zwaarden vlogen uit de schede. «Overwin ning of doodHeil BrandenburgLeve de Keurvorst riep de kleine schaar. De Keurvorst was diep geroerd. «Ik dank u, mijne kinderen,» zei hij, «ik dank u uit den grond mijns harten. Doch ik moet uwe doodsverachting nog op sterker proef stellen. Sterven, verzinken in het walgelijke moeras, dat is het ergste niet. Daar de tocht onder beschutting der duisternis moet geschie den, in de stilte van den nacht, zoo zou een kreet, een schreeuw van dengene, wiens voet van het wan kelende pad glijdt, de opmerkzaamheid trekken van ieder, die toevallig zich aan den anderen kant bevond dat zou tot ontdekking leiden en alle moeite en op offering nutteloos maken. Sterven, zinken dus niet alléén, maar z w ij g e n d sterven, z w ij g e n d ver gaan is de leus. Is er nog niemand onder u, die terugtreedt «Niemand, niemand! Sprakeloos willen wij verzin ken, zwijgend sterven!» klonk het andermaal in den kring. Elimar von Raudnitz was de eerste, die vol geestdrift, dien kreet aanhief. Over George's aangezicht schitterde een zonnestraal. Hij had den zoon des kanseliers niet uit het oog ver loren. «Ik heb goed gedaanzeide hij tot zichzelven, terwijl zijne hand de plaats zocht, waar hij den brief geborgen had. De Keurvorst trok thans eveneens het zwaard «Legt dan den eed af dien ik van u vorder,# zeide hij plechtig, «zweert mij geen geluid te maken, er moge u treffen wat wil, tot gij bruischend als de storm door Demmins poort dringt. Zweert op het kruis van dit zwaard, dat u zoo dikwijls ter overwinning voerde, dat nimmer uit de schede te voorschijn kwam dan voor de eer van 't land.(Wordt vervolgd.) mien en Aitena, L Asjsss rits kit i, Zoials reeds in dit blad is opgemerkt, maakte de redeueering, die de Engelsche minister Glad stone in de nacht van 26 op 27 April in het Lagerhuis over de eedskwestie uitsprak, een geweldigen indruk. Er waren tal van petities ingekomen tegen de wijziging van de eedsformule, er was in het Huis met bitterheid en heftigheid gesproken tegen de voorstanders van de wijziging: er waren hatelijkheden gezegd en bedoelingen verondersteld, die het debat deden ont aarden. Toen Gladstono het woord nam, werd hij luide toegejuicht. Hij begon zijne rede aldus: Rechtuit gesproken, zou ik niet veel meer te doen hebben, dan achtereen volgens de argumenten te behandelen, die togen de Bill zijn ingebracht. Het schijnt, mij evenwel toe, dat hoewel de behandelde zaak niet zoo erg in gewikkeld is, zij het gemaakt wordt door het inmen gen van vreemde bestanddeelen. Hot debat is zeer opgewonden geworden. Do overzijde van het Huis, (de oppositie), deed alles wat zij kon, door sarcasme en beleediging, voornamelijk door aanvallen op het Gouvernement, om de debatten te verlengen, zonder dat zij iets deed tot opheldering of oplossing van de kwestie. De voorgaande spreker Sir Wolff, heeft echter een zeer gematigde redevoeriug gehouden, waarin hij eigenlijk maar twee dingen gezegd heeft, die de kwestie raken. Het eone dat de petities duidelijk aautoonen, dat de stem der natie tegen de wetswij/igiug is, het andere, dat door de wet op dit, oogeublik een at.bëist geen zitting kan nemen in dit Huis. Over het laatste punt is mijn gevoelen lijnrecht in strijd met dat van den vorigen spreker. Ik wil niet zeggen, wat de intentie van de wet is, maar ik zeg dat er geen wetgeveude macht is, die een atheïst kan beletten zitting in het Huis te nemen. Wat ik wil staande houden, is dit: al was het van pu blieke bekendheid, dat iemand een athëist is, al was het in alle bladen bekend gemaakt, hij kan zitting nomen, zoodra hij den eed doet. Dat doeu van den eed moet hij met zijn geweten maar uit maken. Men heeft de Regoering verweten dat Hare Ma jesteit geene molding van deze zaak heeft gemaakt in hare troonrede. Dat is zoo, maar hot gebeurde juist zoo, toen Lord Russel in 1854 eeno wet voordroeg om den Parlementairen eed te ver anderen, ten einde de Roomsch Katholieken te gemoet te komen en de formule te vereenvoudigen. De regeering was van oordeel, dat tooneelen moesten worden voorkomen, waardoor aan de waardigheid van het Huis werd te kort gedaan, dat tooneelen moesten worden voorkomeu, waar physieke kracht den voorzitter moest te hulp komen om de orde te handhaven. Na al hetgeen wij hebben gehoord van sommige sprekers van de overzijde, ben ik bang, dat men mijne woorden als onbeteekenend zal beschouwen, omdat ik niet van plan ben iemand te beschuldigen. Maar één punt in den aanval moet ik releveeren. Een der sprekers zeide, dat het indienen van de Bill een verachtelijke streek was, omdat wij er aan verbinden wilden een terugwerkende kracht. De grond waarop wij eene verandering in de wet trach ten te maken, is die, welken ik vermeld heb. Maar men hoeft gezegd, men moet geeu wetten veranderen om één persoon. Door een of ander persoon wordt de zaak aan de orde gebracht en tevens tot een einde. Was do zaak van O'conuell ook niet de zaak van een persoon? lu de parlementaire geschiedenis is niets beter en meer bekend dan dit, dat het de verkiezing vau O'connell was, die de Roomsch- Katholieke kwestie tot een einde bracht. Nu is de bewering nietdat Bradlaugh niemand achter zich heeft, maar dat zijne zaak op zich zelf staat. Waar lijk, ik moet zeggen dat het merkwaardige tegen werpingen zijn, die gemaakt worden door de oppositie. Na eerst boudweg zich tegen de toelating der Joden in het Parlement verzet te hebben, op gronden en beginselen die voor de huidige wet onderdoen in belangrijkheid, maakte zij, aan de Regeering geko men, zelf een wet tot toelating van de Israëlieten. En hoe luidt die wet. Precies in dezelfde woorden. Zij wil de wet wijzigen om één persoon. Die wet zegt: «Wanneer het gebeuren mocht dat een per soon, enz.«, juist als nu. Bij deze gelegenheid vraagt men wat er zal ge beuren met pairs-kranJczinnigen an misdadigers. Wat beide laatste categoriën betreft, hunne uitsluiting berust op duidelijke en verstaanbare beginselen van de wet. Maar de niet-toelating van een ongeloovige berust op niets van deze soort. Hoe kwam de Parlementaire eed in de wereld? Vóór 1828 was hij alleen verplichtend voor het Lagerhuis en niet voor het Hoogerhuis. De kroon was door andere middelen overtuigd van de loyauteit van het Hoogerhuis. Vóór de regeeriug van Elisabeth werd de eed niet gedaan, en toen hij ingevoerd werd, was het in de verste verte niet om tot bewijs te dienen van eene gods dienstige overtuiging. Hij werd eenvoudig een middel om de overtuiging te verkrijgen van trouw aan de instellingen van het land. Als dit nu waar is, dan is er volstrekt geen sprake geweest van het uitsluiten van atheïsten. Gij kunt aanvoeren, dat het niet alleen eene kwestie van parlementaire eeden was, maar van Godsdienstig geloof. Het is waar dat in 1614 in Engelaud nog iemand ver brand werd, terzake van onvoldoendheid van gods dienstig geloof. Maar dat was geen atheïst, maar een Ariaan. De zaak is dat langzamerhand hot land verdraagzamer werd. De oppositie zegt, dat er een groot aantal peti ties tegen de Bill zijn, veel meer dan er voor. De Wesleyaueu worden gezegd er tegen te zijn. En toch heb ik hier oen brief in mijne hand, geteekend door Dr. Kennedy, secretaris van de drie afdeelingen der Dissenters (Afgescheidenen.) De brief zegt >De verhoudingen die verbonden zijn met de kwestie, zijn zoo pijnlijk en kwetsend voor het lichaam, dat wij vertegenwoordigen, dat niets dan een streng gevoel vau plicht hen kon overhaleu om deze peti tie aan het Parlement te onderteekenen.Denkt gij, dat wij geene smart gevoelen? Denkt gij, dat wij ons niet bewust zijn, hoe moeilijk, hoe onprak tisch het geworden i3 to doen, wat wij denken, dat strikte rechtvaardigheid is. Als gij dat niet doet dan behoort gij het toch te denken, en als gij het wel doet, dan moet gij van uwe plaats af, ons niet op sarcastische wijze beschimpen en ons aanraden in onze banier te schrijvenBradlaugh en Godslas tering! Ik geloof, dat iedereen van ons, die van plan is te stemmen vóór de wet, gevoelt, dat het inderdaad moeilijk is recht te doen onder zulke omstandigheden, maar de moeilijkheid is tevens een maat voor plicht en eer; en even alsof wij zaten in een Jury en een gevangene stond voor ons ouder zware besch ildiging, even zoo zullen wij een strenge hand van zelfbedwang op ouszelven leggen, en wij zullen zorg dragen, dat wij strikt rechtvaardig zul len zijn, niets meer maar ook niets minder, voor eiken burger van Engeland. In deze overweging is do reden gelegen, waarom zoo menigeen die gevoelt dat het zijn plicht is, deze wet te steunen, toch teruggedeinsd is, om dat hij vreest zich bloot te stellen aan den baat, zoo ruimschoots uitgestort over de voorstanders, 0-0-0c

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1