No. 172.
Woensdag 23 Mei.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN Ileusdcn.
K.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken W O E N S D A G en Z A T ERD A G.
Abonnemeuts prijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 et. Ell
Advertentiën worden ingewacht tot
stukken tot Maandag- en Donderdag."
0-0-0c
U)
Een zacht gefluister ging door de rij. «Een man
verongeluktklonk het van mond tot mond.
«Wie is 'l?«
De Eenentwintigste
»God zij hem genadig! Hij valt als heldvoor
waarts! den aanvoerder jonker Elimar von Raudnitz
na
Voor dezen was thans de baan vrij en de man
dood, die zijn geluk en vreugde in den weg stond.
Doch met deze hindernis, waartoe een enkele stoot
met de hand genoeg was, was ook de overspanning
van het oogenblik gewekenverschrikt staarde hij in
de diepte, 't scheen hem bijna verwonderlijk toe dat
zijn voorman zoo plotseling verdwenen was en zoo
spoorloos! Zoo een mistap hem had doen verzinken, hij
zou dat wonderlijk gevoel niet gehad hebben, dat nu...
Het was hem, als hoorde hij zich een vloek naroepen,
sluipmoordenaar» riep zijn eigen geweten hem luide
toehet was stil, en toch was 't hem als fluisterde
eene stem met gedeinpten toon «broedermoorder
Voorwaarts, met vasten stap, den dood niet achtend,
die hem bij iedere schrede bedreigde, gleed Elimar
op den glibberigen weg voort. Gelukkig had hij de
eerste plank achter zich, schoof de tweede vooruit en
betrad ook dezeze kraakte en boog door onder de
zwaarte, toch droeg ze de mannen, evenals ook de
derde en laatsteDe kleine afstand van 't eind der
drijvende brug tot den steden oever sprong de aan
voerder niet een koenen sprong over en de anderen
volgden, „elkaar de harjd reikend. Het geluk was den
Brandenburgers gunstig geweest, lietzwaarste was
achter den rug, ze bevonden zich onder Demmins wallen,
voltallig op één man na doch wat beteekende dat
eene offer, hoe goed en waardig de verlorene was,
ten bate der groote zaak?
Elimar trok het zwaard en hield met de linkerhand
de karabijn omvat. Hij snakte naar de bedwelming
van den strijd, het woeste alarm bij den inval zou
de weerklank der innerlijke stern smoren, de slem,
die hij maar niet tot zwijgen kón brengen. Broe
dermoorder had ze gefluisterd hij probeerde te
lachen broederzotte droomerij, niets meer!
«Volgt mij Brandenburg en Frederik Wilhelm
«Brandenburg en Frederik WilhelmDe kreet
drong door tot de plaats in't moeras, waar een jeug
dige gestalte langzaam, met volle bewustzijn zich in
't graf voelde wegzinken dat zijn lichaam met taaie
vasthoudendheid omkneld hield.
George was niet bang om te stervenwel had hij
nimmer den dood gezocht, doch hem ook nooit laf
gevreesd en heden was hij juist meer dan op andere
tijden op zijn einde voorbereid, daar 's middags in de
woning van moeder Anna reeds een bang voorge
voel over hem gekomen was. Maar sterven, niet als
offer der krijgseer, niet met de overtuiging dat het
een hoogere macht was, die thans zijn lot besliste,
sterven door de hand eens sluipmoordenaars, door de
hand van den man, die hij zoo gaarne als broeder
gedrukt had
Ouwederstaanbaar verzwolg hem het moeras; de
Merende schaduwen des doods benevelden zijne zinnen.
Hij trachtte te bidden, een kort, krachtig soldaten-
gebed in de laatste stonde het gelukte hem niet.
Van den overkant schalde het stormgejuich zijner ka
meraden hem in 't oor. Zoo waren ze dan aangekomen
en was het zwaarste stuk gelukt van het plan, door
den Eenentwintigsteontworpen kon hij de zeker
heid van een beslisten triomf in zijn graf medenemen,
dan zou hij gerust verzinken in den poel, dappere armen
toch telde de Brandenburgsche armee genoeg en er
ware oneenigheid voorkomen, die de dagen des ouden
Kanseliers verbitteren zouden. Na 't geen geschied was,
was George zeker dat nimmer een letter van zijn
schrijven, 't welk hij den zoon ter bewaring gegeven
had, onder de oogen van den vader zou komen. «Heer,
mijn Godreken hem zijne misdaad niet toe, geef
hem tijd tot berouw, tot bekeering, vergeef, zooals
ik hem vergeef!
Hoor, luider klinkt het krijgsgeschreeuw uit de
vestingte vergeefs trachtte het starend oog van de met
iedere sekonde dieper wegzakkenden man, de duisternis
te doordringen doch al mocht dat hem gelukt zijn, de
muren der stad zouden toch aan zijn blik onttrokken
hebben, wat daarbinnen voorviel. Hij gaf zich aan
zijn lot over, iedere poging om zich naar boven te
werken en uit den vochtigen, modderigen arm des doods
die hem omkneld hield los te komen, was ijdel. Hij
sloot de oogen, het was hem alsof zijn bewustzijn hem
begaf; de meer en meer luider wordende alarmkreten
bereikten nauwelijks zijn oor meer.
Daar scheen een zwak lichtje bij de eiken, gelijk
een lichtwormpje in duisteren onweersnacht. Twee ge
stalten, een vrouw en een gespierde, korte man, die
een kleine lantaarn droeg, stonden aan den rand van
het moeras. Het was moeder Anna en hare trouwe
huisgenoot, de oude Kasper.
Achter het struikgewas zich verscholen hebbende,
waren beide getuigen van den overtocht der dappere
schaar geweest. Moeder Anna geknield in een vurig
gebed, met de handen voor 't aangezicht, als ware de
duisternis niet donker genoeg om het beeld voor het
oog te onttrekken, 't welk de angst voor zoovele
menschenlevens, in 't bijzonder voor een daarvan, haar
voor de ziel bracht, terwijl Kasper nevens haar staande,
eveneens bezorgd, maar bewonderend tevens, de man
nen naoogde, voor zoover dat in den nacht moge
lijk was.
Thans, nu het onder de eiken geheel stil gewor
den was, sloop hij behoedzaam naar den oeverdaar
lag de smalle plank voor zijne voeten, welke tot brug
gediend had voor de gestalten, wier zwakke omtrek
ken zijn scherpen blik had waargenomen. Daarop
keerde hij tot de knielende terug.
«Wij mogen hopen, moeder Anna,« zeide hij
zacht, «God is met Brandenburg. Uw voorgevoel na
George's aanduiding, dat in den nacht een beslissende,
ongewone daad zou geschieden te dezer plaatseuwe
zorg voor den jongeling, welke ons hier dreef, be
droog ons niet. Thans echter, laat ons zorgen, niet
te vergeefs hier te zijn. Hoe licht kan niet een voet
van den smallen weg gegleden zijn, en 't ware een
wonder, zoo allen die van hier vertrokken den tegen-
overgestelden oever bereikt hadden. Laat ons zien of
allen gelukkig geland zijn en of we misschien hulp
kunnen bieden kom met mij, moeder Anna, ver
geet niet, waarom we hier kwamen.
Anna stond op en volgde den getrouwen man, die
wederom op het gevaarlijke pad toetrad. Alles was
stil geworden, zelfs het woeden van den strijd scheen
voor een oogenblik verstomd, alsof aanvallers en be
legerden Irissclie krachten verzamelen wilden. Slechts
een nachtvogel streek met onaangenaam gekras over
DE