No. 181. Zaterdag 23 Juni. 1883. !fl Éllini! ie FEUILLETON. Ui tare ver: L. J. VEERMAN flensden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 10 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letteas naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Geen dag- of weekblad nemen wij in handen tegenwoordig of wij vinden er een artikel in, gewijd aan de internationale ten toonstelling te Amsterdam. Zoo als op alles, zijn ook op die tentoonstelling aanmerkingen te maken. Kr zijn altijd menschen die er hun genoegen in schijnen te vinden van alles de donkere zijde op te zoeken, het minder pleizierige breed uit te meten, en het goede als niet bestaande over het hoofd te zien en gering te schatten. Nu was de voornaamste klacht, de boel was niet klaar, vin Holland kwam altijd alles achteraan/' win den vreemde zou zoo iets niet gebeuren," enz. enz. Zoo sprekende specu leert men op het slecht geheugen van de menschen, die de klacht lezen en gedachteloos mee klagen, terwijl toch ieder, die zijne herinnering raadpleegt, weten kan, dat nog geen ééne wereldtentoonstelling op ha ren tijd is klaar geweest. Van de laatste Parijsche tentoonstelling weten wij nog zeer goed, dat haar duur twee of twee en een halven maand verlengd is, om dat zij te laat klaar was. Met de Ween er tentoonstel ling ging het even zoo, wij hopen dat niemand zich door die klachten zal laten afschrikken, en als het hem even mogelijk is, eens een kijkje zal gaan nemen; het is de kosten en de moeite meer dan waard. Te gelijk met deze tentoonstelling wordt een merkwaardige expositie gehouden te Londen. Daar is het voor een Hollander goed te zijn. Op zulk eene tentoonstelling nemen wij, krachtens erfrecht, een eerste plaats in. Men hoort daar dan ook overal met waardeering van onze beugvisschers, onze haringbuizen spreken de Engelschen weten, wat we op zee vermochten en nog vermogen, en men is er trotsch op, als men hulde ziet bewijzen aan 's lands kloeke zeelieden. Een Engelsch zeeofficier wilde boven de Nederlandsche afdeeling de woorden schrijven van wijlen Frank Buckland, vroeger inspec teur der Engelsche visscherijen, een man, die als schrijver en geleerde uitmuntte. Hij schreef: wDe Hollandsche visschers zijn ge harde en krachtige mannen. Zij zijn zeer knappe kunstenaars in hun vaken kunnen viscli vangen wanneer niemand dit kan." Deze woorden wilde de zeeofficier nu nog heden gebruiken en zulke woorden doen goed en streelen den nationalen hoogmoed, te meer omdat zij geuit worden door mannen, die zelf het recht hebben van zee en visscherij mee te praten. De ontevredenen, die altijd schimpen op ei gen land en volk, die lasterlijke voorstellingen geven van hunne landgenooten, moeten naar Londen gaan. Daar zullen ze leeren de kern van ons volk en van onze kracht, hoe onze visschers en zeelieden worden gewaardeerd in Engeland. Dat op merken is goed, want het ontbreekt ons maar al te dikwijls aan vroolijk zelfvertrouwen en aan nationale fier heid. Het is echter niet alleen eene visscherij- tentoonstelling; men vindt er van alles wat op de zee betrekking heeft. De meest ver schillende soorten van reddingsbooten vindt men er, van enkele wordt getuigd dat zij nooit zinken, noch omslaan kunnen. Het Engelsche Board of Trade stelt model len van vuurtorens, vuurpijlen en al de mid delen ten toon welke de staat gebruikt voor redding van levens op zee. Zeer groot is ook het aantal particulieren, die aantoonen hoe vlotten kunnen worden medegevoerd of in een oogenblik samengesteld uit deelen van het schip. De heer Richard Roper van Londen is een der voornaamste expo santen op dit gebied. Hij toont het model van een passagiersboot, voorzien van zelfwer kende, onzinkbare vlotten voor 960 personen, welke vlotten ongeveer van zelf te water gaan bij schipbreuk. Het is de brug waarop de kapitein staat, en uit staal met cellen lucht vervaardigd is, welke bij schipbreuk of brand geschikt wordt voor het landen zelfs van troepen, paarden en kanonnen. De heer Roper verklaart, dat zijn vlot altijd gereed is; van zeifin het water loopt, geen touwen of ankerkettingen noodig heeft, door sneeuw noch ijs gehinderd kan worden, veiliger, lichter en goedkooper dan booten is en in de onstnimigste zee boven water blijft. Op het vlot zijn water dichte zitplaatsen, die levensvoorraad, kom pas, zeilen en vuurpijlen kunnen bevatten. Een groot aantal van Engeland's admi raals en zeeofficieren getuigen, dat Ropers uitvinding voortreffelijk is. Die getuigenis sen, met klinkende namen onderteekend, zijn op de tentoonstelling in te zien. Een ander vlot, uitgevonden door den kapitein ter zee Cressy, gebruikt enkele meubelen van het schip om schipbreukelin gen te redden. Kooien of ramen, waarop matrassen rusten, worden in het water ge worpen, een ijzeren netwerk tusschen de vier zijden grijpt als 't ware het water en belet het kantelen. Een ander vlot, dat op de stoomvaartlijnen naar Spanje en de Levant zal worden ingevoerd, bestaat uit twee of meer banken van het dek, die in enkele minu ten kunnen vereenigd worden tot een breed vlot, dat een ton (1000 K.G.) gewicht kan dragen. Zulk een vlot kan vijftien men sehen redden, en daar eene passagiersboot heel wat dekbanken heeft, kunnen vele der gelijke vlotten worden medegevoerd. Al deze reddingsbooten en vlotten, zegt een andere uitvinder, zijn hoogst belangrijk en onmisbaar, maar het gevaar blijft steeds groot voor hen, die bij het verlaten van het schip over boord vallen. Reddinggordels 4) zijn omslachtig en niet altijd bij de hand. De heeren Wentworth hebben daarom een aantal kleedingstukken uitgedacht, welke hem, die ze draagt, tegen zinken beveiligen. Zij hebben aan matrozen, visschers en de bemanning van reddingbooten kleederen willen verschaffen, die hen in staat stellen hun gewoon werk ongehinderd te verrichten en hen toch doen drijven, als zij over boord vallen. Geen waterdichte kleederen hebben zij gekozen, want die beletten het transpireren, ook geen k.leeren, die opgeblazen moeten worden, want niet een ieder kan over zoo veel adem beschikken, terwijl daarenboven het geringste prikje of stoot de lucht doet ontsnappen. Zij hebben kleederen willen leveren, die men dragen kan zonder de aan dacht te trekken en zij zijn er in geslaagd. Zij hebben korte pijekkers, overjassen en vesten voor mannen, en jackets, en japon nen voor dames tentoongesteld, die door vernuftig, en als sieraad aangebrachte kurk, met zwarte zijde overtrokken, iemand boven water houden, zij geven dus den drenkeling gelegenheid om door reddingsboot of vlot gered te worden, en helpen zwemmers even zeer, daar zij hen in staat stellen lang zelf in koud water te blijven en hunne krachten te besparen om anderen te redden. Ook vindt men hier tentoongesteld aller lei middelen om elkander op zee te waar schuwen bij aanvaring door mist, of doordien schepen, die elkander ontmoeten, niet weten, welke koers gehouden wordt. Verder vindt men allerlei modellen in het groot en het klein van toestellen om sloepen op storm achtige zeeën in het water te krijgen. De heeren Cluck en Hill hebben een toestel in den handel gebracht om booten te laten zakken en op het juiste oogenblik los te laten Dit toestel werkt geheel automatisch. Het werkt goed, want het is reeds aan vier duizend booten, zoo van de Engelsche marine, u Naar Le Casseur de Pierres van Charles Deslys, door Marie. Denise was geen meisje meer, maar een echte jon gen men kon haar meer in de takken van de boomen vinden dan aan hun voet; zij dwaalde in de bosschen, langs velden en weilanden, baar zij geen makkers had, men had het niet op haar voorzien om haar vader, koos zij de schapen voor vrienden, die niet trotsch zijn, vervolgens de groote bruine koe van deze, de kippen en eenden van gene, dan de kuikentjes, niet minder uitgelaten dan zij en niet te vergeten de jonge var kens met hun korte staartjes, waar zij dikwijls scha terend van 't lachen aan ging hangen. Vervolgens kregen de klippen en het strand een beurt. Denise sprong, danste en rolde van de duinen af, die in die streek niet hoog zijn en bijna altijd met gras overdekt. Van daar ging het kind tusschen de rotsen spelen en vermaakte zich op het fraaie, gele zand. Wanneer de zee zakte, ging ze mede, altijd mede, als om haar te achtervolgen; als de vloed op kwam zetten, ging zij achteruit, maar stapje voor stapje, in het heldere schuim spattende, dat tegen haar bloote voetjes opsloeg. Toen Jean zich eindelijk met zijne (jochter kon bezighouden en Madeleine's oogen niet meer zoo ver duisterd waren door het storten van tranen, vonden de echtelieden Maiiiard hun kind in een kleine wilde herschapen, veel te groot geworden voor de lompen die haar bedekten, maar die uit de vrije levenswijze de kracht en gezondheid van een boerin geput had. Madeleine dankte God uit het diepste van haar ziel, maar moest haar dochter in het eerst toch wat be knorren, daar zij tegenstribbelde om geregelde gewoon ten aan te nemen. Madeleine had in het begin wel moeite om de wilde kiemen hij Denise te verstikken, maar door zachtheid (en Madeleine was de zachtste, verstandigste moeder) gelukte het haar. Denise werd gewasschen, gekamd, kortom opnieuw Bgeciviliseerd». Van de eerste verdiensten van den man werd door Denise een nieuwe jurk gemaakt, een paar klompen en een strooien hoed gekocht. Madeleine hield haar nu voortaan hij zich; doch het gebeurde soms nog wel, dat Denise als een jong veulen ont snapte en in de velden rondzwierf. «Je doet me verdriet aan, mijn kiud!« sprak Ma deleine en weende. Denise had het beste hartje van de wereld, zij liet Madeleine niet meer schreien. Somtijds kon zij op eens, rondborstig, openhartig uitvallen. ik nog eens in de vrije lucht mag Moeder, rondloopen?» Madeleine glimlachte dan en antwoordde: «Ga, mijn kind." En na een laatsten kus maakte zij haar armen los, die om den hals van het levenslustige ding gestren geld waren. Denise was reeds ver weg. Waar liep zij? waar ging zij heen? Gij alleen weet liet, vroolijke jeugd, die deze dolle uitstappen der kindsche dagen mee hebt gemaakt. Langzamerhand werden deze kleine uitspattingen toch zeldzamer. Er was in het dorp een geestelijke zuster, die een meisjesschool had; zij kwam Made leine te hulp, bracht de dartelheid van Denise tot be daren, liet haar lezen en schrijven leeren en God liefhebben. Toen kwam zij in handen van den pastoor, bij wien zij haar belijdenis aflegde. Een tweede ge daanteverwisseling had er toen bij het kind plaatszij zwierf niet meer zoo omzij begon na te denken. Een paar jaar later, vol verlangen om nuttig te zijn, wilde zij haar deel in den harden arbeid hebben, dien God aan haar vader scheen op te leggen als een boetedoening voor het verleden zij wilde geld verdienen. Gelukkig was men dicht hij de kust, de zee was daar, die uitgebreide vlakte, welke aan iedereen toe behoort en waarin men oogst zonder ooit gezaaid te hebben. Denise wist zich een mand en een net aan te schaffen zij visclite mosselen en garnalen, die zij moedig na elk getij te Honfleur ging verkoopen. Madeleine wilde zich eerst daartegen verzetten maar toen de jonge vischvrouw haar plan ten uitvoer had gebracht, kon de arme moeder haar tranen niet bedwingen onder de eerste door haar dochter aan gebrachte stuivers, bevond zich een sous met een gaatje zij deed er het koord door, waaraan reeds een beeltenis van Onze-Lieve-Vrouwe bevestigd was, omhelsde Denise teeder en sprak «Mijn kind, die sous is een gave van de Voorzie nigheid, hij zal ons geluk aanbrengen En het scheen of het zóó zou zijn, want Denise verdiende dikwijls zeven a tien stuivers per dag. Wat was het jonge ding gelukkig en trotsch over dien uitslag Waar leidt de eerzucht al niet toe Het jaar daarna was Denise met hare geringe verdiensten niet tevreden en zij peinsde er dag en nacht over na, op welke manier of ze meer geld zou kunnen verdienen. Op een avond, toen zij met een leege mand op den schouder, van Honfleur terug kwam, hoorde zij achter een heg een klagend geluid zij haastte zich om de takken van een te schuiven en zag een geitje, dat men waarschijnlijk voor dood had gehouden en daar had laten liggen het diertje was echter weer bijgekomen en steunde op de achterpootjes. Denise werd getroffen op het gezicht van het aar dige diertje, zij besloot liet zorgvuldig te verplegen en nam het mee in haar mandje. Die daad bracht hare belooning medehet geitje werd spoedig gezond en tegen de lente gaf het melk die melk kon Denise verkoopen, en dit was de tweede broodwinning waar zij zoo lang naar had uitgezien. Nu moest men nog klanten vindenzij had ze wel voor garnalen, waarom zou zij er niet krijgen voor de lekkere melk van haar geit Ongelukkigerwijs gebeurde dit in Normandië, het land waar de melk zoo uitstekend is en waar alleen de producten van de koe geroemd worden. Van die van andere dieren wordt dus weinig gebruik gemaakt, of 't moest zijn door nooddruftigen. Gedurende een geheele maand ondernam Denise nuttelooze tochten. Eiken avond ging zij naar Honfleur gevolgd door Follette, -zoo had zij haar geit ge doopt. die eiken avond met evenveel melk terug kwam, doch voor die vernedering niet gevoelig scheen te zijn. Met Denise was het echter niet zoo. Terwijl de geit vroolijk naast haar sprong en van tijd tot tijd een grashalmpje afbeet, liep het jonge meisje, in gedachten verdiept, treurig voort. «Kleine!" riep haar op zekeren dag een dokter van Honfleur toe, dien zij tegen was gekomen «hola, meisje, sta toch stil (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1