No. 182. Woensdag 27 Juni. 1883, Een Slroohlm. FEUILLETON. Uitgever: L. J. YEUllMAN Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs: per 3 maanden verhooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lettere naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Biunenlandsche A D VER T E N TIE N. waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men .vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Tusschen. de groote steden van Europa zijn in de laatste jaren rechtstreeksche ver bindingen gemaakt door middel van door- loopeiide treinen, die, slechts aan enkele stations stil houdende, den reiziger gelegen heid geven dag en nacht doör te stoomen, én in den kortsten tijd zijne bestemming te bereiken. Die treinen worden in de ver schillende landen in de verschillende talen genoemd die namen kunnen wij allen in het -Hollandsch door hetzelfde woord ver talen wBlitz ztig", (/Train éclair'', (/Light ning", (/Bliksemtrein", dus trein, die zoo snel gaat als het hemelvuur. Daar is na tuurlijk veel overdrijving in dat woord. Maar'' toch is de snelheid zoodanig, dat het niet te gewaagd is te zéggen, dat de hoog ste graad van snelheid over den vasten bo dem welhaast bereikt zal zijn. De laatste van die verbindingen is in hét begin dezer maand geopend tusschen Parijs óver Wec- nen haar Varna en van daar per stoomboot naar Konstantinopel. De duur der reis tus schen de beide uiteinden, Parijs en Kon stantinopel is 84 uur. Verder loopen zulke treinen van Berlijn naar Parijs en van Ber lijn naar St. Petersburg, van Parijs naar Marseille, van Parijs naar Londen, van Lon den naar Edinburg, van Londen naar Du blin ook kan men daartoe rekenen de treinen in ons land van Arasterdam naar Vlissingen en naar Parijs. Sommige van die verbindingen zijn eerst mogelijk geworden sedert men ontdekt heeft, dat het niet direct noodzakelijk is dat de lijnen altijd over vlakken bodem of in dezelfde richting moeten loopen. Zij loopen tegenwoordig in kronkelingen tegen de bergen en soms tegen vrij steile hoogten op in Oostenrijk o. a., in Spanje, in Italië op den Vesuvius en in Amerika. Ook de verbeteringen in den bruggen bouw hebben er machtig toe medegewerkt. De bruggen, die over de rivieren liggen zijn ware wonderwerken der bouwkunst, en menigeen stoomt ze door zonder dat hij het minste idee er van heeft, hoeveel weten schap en hoeveel krachtsinspanning het ge kost heeft, eer men er in geslaagd is, die gevaarten over groote zeearmen en breede rivieren te slaan. Zooals bij zoovele zaken heeft ook hier weer natuur den mensch den weg gewezen. Toen Galileus Galilei, de man die het eerst bewezen heeft dat de aarde om de zon wentelt, voor de rechters stond, die hem wilden noodzaken om te verklaren dat de zon draaide en de aarde stil stond, zegt men, dat hij toen, zich bukkende, een strootje van den vloer opraapte en zei (/als ik niet om andere redenen aan het Hoogste Wezen geloofde, zou dit strootje het mij kunnen bewijzen, dat het bestaat." Wat mag Galilei wel in een stukje van een stroohalm gezien hebben, dat het voor hem zulk een krachtig bewijs was Het is zeker vrij algemeen bekend dat de stengels der planten zoo sterk zijn, om dat hunne vezels overlangs loopen en niet overdwars. Dat is ook het geval met de stengels der graanplanten, zooals tarwe, gerst enz., die wij, als ze gedroogd zijn, om vrij wat moeite doen; met de nagels of met een mes gaat het wel, maar anders vrij moeilijk. Zoo'n stroohalm heeft een vrij dikke en zware aar vol graankorrels gedragen, werd, met, dien last beladen, door den wind heen en weer gezweept en brak toch niet. Dat kwam omdat de vezels overlangs liepen, maar daardoor toch niet alleen. Er is nog iets, dat den stroohalm zoo sterk maakte toen hij nog groen was en op het veld stond, en dat hem, nu hij dood en verdord is, zelfs nog krachten geeft. Het is het zelfde dat de vleugels van een vogel zoo krachtig en toch zoo licht maaktzoo krach tig, dat zij het dier door de lucht kunnen laten zweven en zoo licht, dat zij door hunne zwaarte hem niet in zijne vlucht be lemmeren. De stroohalinen en de schachten der vleugels hebben dit gemeen, dat zij beide hol en rond zijnde schachten zijn holle pijpen en ook het stroo is hol. Alle lange beenderen van menschen en dieren zijn ook holzij heeten pijpbeenderen. Alle beende ren der pooten, vleugels en vinpooten, alle beenderen, die dienen om te loopen, te vlie gen, te klimmen, te zwemmen, zijn pijpbee- deren, alle zijn gebouwd naar het model van een stroohalm, een koker of een buis, en daarom zijn zij zoo sterk en zoo licht. Datzelfde stelsel heeft men toegepast op de bruggen. De groote man, aan wiens genie wij den locomotief te danken hebben, Ro bert Stephenson, is ook de uitvinder van de kokerbrug. De naam zegt reeds, wat zij is, een koker die over het water ligt. Verbeeld u een groote balk, die van ineengeklon ken platen geslagen ijzer gemaakt en van stroo noemen. Men kan dit probeeren met binnen hol is, die over eene rivier of een het eerste het beste halmpje dat voor de zeearm ligt en waar de spoortreinen door- hand komt, overlangs kan men het gemak- heen stoomen. Toen de spoortrein, de kort- kelijk aan dunne strookjes scheuren, maar ste verbinding moest gemaakt worden tus- het dwars door te breken moet men schen de hoofdstad van Engeland, Londen, en de hoofdstad van Ierland, Dublin, was het zaak om zoover mogelijk te kunnen sporen en zoo weinig mogelijk te moeten varen. Daarom zou Stephenson den weg leg gen over het eiland Anglesea, aan de west kust van Engeland. Maar de zeearm tusschen Engeland en Anglesea, de straat Menay was een groote hinderpaal. Over die straat, die vierhonderd en zestig meter breed was, sloeg hij de eerste kokerbrug. Twee holle balken, elk met een gewicht van vijf en een half millioen kilogram, vormen dien koker en bevatten een dubbelen spoorweg, zoodat twee spoortreinen er te gelijker tijd door kunnen stoomen. Drie pilaren, honderd en veertig meter van elkander, zijn voldoende om dien koker te steunen tusschen de beide oevers en hem te houden op 30 meters boven hoog water. Wat is het, dat dien monsterachtigen koker geschikt maakt, be stand te blijven tegen het gewicht van een spoortrein? Dat zijn niet alleen de drie pila ren, die hem steunen op drie plaatsen zoo ver van elkander verwijderd. Het is dezelfde macht, die den stroohalm zoo sterk maakt, die de veder van den vogel en het pijpbeen van het zoogdier zoo sterk maakt, het is de kokervorm. Stephenson's stoutste gedachte is niet anders, dan wat de stroohalm ons leert. Door de natuur geleid, hebben wis kunstige proeven bewezen, dat een koker, een ronde holle buis of pijp, de sterkste vorm is, dien wij aan eene bepaalde hoeveel heid vaste stof kunnen geven. Toen de eerste kokerbrug bewezen had de berekeningen van Stephenson niet te logenstraffen, werden zij overal gebouwd en nu bij de uitbreiding van het spoorweg- 5) lid Land van flensden en Alten, WAARD Naar Ló Casséur de Pierres van Ciiarles Deslys, door Mahïe. - L, Zij gehoorzaamde en keerde op haar schreden terug om den geneesheer aan te koórëri, die uit de verte tot haar bleef spreken, halt omgekeerd op den zadel van zijn groot grijs paard. Hij sprak over een zieke, voor wien men geite- raelk noodig had. Ik zal je het huis aanduiden, dan moet je er morgen heen.» Waarom van avond nietstelde het ongedul dige meisje voor. Je komt van Ilonfleur en ge zijt bijna thuis.» Wel mijnheer, mijn geit en ik, we zijn nooit vermoeid!» »-Het zij. zoo,stemde de dokter toe: »ga dan maar mede. En hij reikte de hand aan Denise, om haar achter zich op den zadel te helpen. Zij bedankte bedeesd en ging moedig naast het paard voort, dat nu stapvoets ging. Follette liep vooruit, nu en dan stilstaand om een hapje te nemen. Éindelijk bereikte men een buiten, dat er rijk uit zag aan den weg een fraai ijzeren hek, een tuin met heerlijke bloemen en een sierlijk huis; tusschen het gebladerte der groote boomen zag men de rookende schoorsteenen eener fabriek. De dokter trad binnen, gevolgd door Denise en het geitje. Op aanwijzing van den knecht, die het hek had opengemaakt, richtte hij zijne schreden naar een lom merrijk prieel, met allerlei schoone bloemen overdekt en dat zich achter in den tuin bevond. Wacht een oogenblikje,» zei de dokter tegen Denise. En hij trad alleen in het prieel. Weldra 'hoorde men beraadslagen en de stem van den dokter vermengde zich met die van twee vrouwen. Aan Denisse werd' rtïet den tijd gelaten het gesprek te volgen, want Follette wilde zich een andermans goed toeëigenen en was bijna niette bedwingen; daar stonden zooveel heerlijke bloemen, zij zagen er zoo ver lokkend en smakelijk uit, dat de arme Follette er zich gaarne aan vergast had. Op het oogenblik dat zij een rhododendron beet had, ondanks de wanhopige pogingen van hare mees teres, die uit alle macht aan het louw zat te trekken, kwam de dokter uit het prieel te voorschijn. Hij droeg in de armen een jong meisje, ongeveer van gelijken leeftijd als Denise, maar zoo teer, ver magerd en bleek, doch zoo bevallig, zoo liefelijk in haar wit kleedje, dat zij er als een engel uitzag, die niet lang meer op aarde zou vértoeven. Daarnaast ging een vrouw die schreide, waarschijnlijk de moeder. Toen Denise deze drie personen zag naderen, stond zij onbeweeglijk stil, in een houding die eerbied en nieuwsgierigheid verried. Ook Follette was nieuwsgierig, maar nam volstrekt de vormen der wellevendheid niet in achtop de nade ring van den dokter en de dames, had zij zich zeker voorgenomen niet meer gulzig te wezen, en keek nu het gezelschap met groote, brutale oogen aan. Bertha,» zoo wendde de geneesheer zich tot het zieke meisje: als ge weder tot krachten wilt komen en uwe moeder gelukkig maken, dan moet ge er toe besluiten om geitenmelk te drinken. Het jonge meisje maakte een gebaar van weigering en afschuw. Ik smeek er je om,« fluisterde de moeder, die de handen vouwde en bijna op de knieën viel. Bertha liet haar spoedig opstaan. De dokter haastte zieh den knecht een teeken te geven, die op eenigen afstand haar dit tooneel stond te kijken, en weldra aankwam met een porseleinen kom. Denise was reeds bij de geit nedergehurkt. De ge neesheer gaf haar de kom, waarin spoedig de warme, blanke melk schuimde. Bertha beproefde te drinken, maar kon haar tegen zin niet overwinnen. Laat het mij toch niet drinken, lieve moeder,» riep zij met een wanhopige slem uit: »ik walg er van, u ziet dat het mij onmogelijk is, ik kan niet, ik kan niet En na een laatste poging om haren tegenzin te overwinnen, liet zij de kom vallen, die aan hare voeten in stukken brak. Ook de hoop van Denise was daarmede gebroken. Arm kind, zij had gedacht eindelijk een dagelijksche klant te krijgen zij had er reeds luchtkasteclen op gebouwdbijna was het de geschiedenis van Perrelte en haar melkkan. Follette is toch zulk een aardig dier,zeide zij, het mooie geitje streelend, dat met een fier geblaat zijn instemming daarmede scheen te kennen te geven. Bertha bekeek deze groep, van alle kanten door groen en bloemen omgeven. »Kom mede Follette!» zuchtte Denise: »kom, wij zijn hier niet noodig.» En zij deed een stap om zich te verwijderen. Maar voor zij het hoofd omdraaide rolde «en traan angs haar wang. Bertha had dien traan opgemerkt. Meisjeriep zij eensklaps: wil je dan zoo gaarne de melk verkoopen?» Zoo gaarne? 0 ja!... mijn vader en mijn moeder zijn zoo arm!... Vroeger waren zij rijk; zoo rijk als u, mejuffrouw. Nu zijn eenige stuivers meer een groote verlichting voor hen en ik was daareven zoo geluk kig... ik dacht... ik hoopte..» Het arme kind barstte in snikken uit. Geef mij van uw melk,» zei Bertha plotseling. Denise glimlachte door haar tranen heen, veegde snel met de punt van haar boezelaar den houten beker af, die aan haar ceintuur hing, viel op de knieën en begon op nieuw te melken. Toen de beker vol was, bood zij hem bevend de jonge zieke aan. Bertha stak de hand uit, sloot de oogen, zette den beker moedig aan de lippen en ledigde hem in één teug. Denise uitte een kreet van vreugde. Kom maar eiken avond weder,» zei Bertha tot haar: «tot morgen!» Vervolgens keerde zij zich tot hare moeder: Zijt gij tevreden?» vroeg zij en viel in haar armen. Op een welwillend knikje van den dokter, verwij derde Denise zich. Nooit had zich iemand gelukkiger gevoeld Zij lachte, sprong en zong als in de dartele dagen van vroeger; de geit, die den toestand scheen te begrijpen, vierde met de dolste sprongen de overwinning van zijn jonge meesteres. Den volgenden avond zorgde Denise natuurlijk op de bestemde plaats tegenwoordig te zijn. Bertha was een bedorven kindje; zij vond nu de geitenmelk heerlijk en was bijzonder op de geitenhoed ster gesteld. (Wordt vervolg I.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1