No. 183.
Zaterdag 30 Juni.
1883,
FEUILLETON.
VOOR
Fit sever: I. J. YRKRMAN flensden.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z ATERDA G.
Abonn emeutsprijs: per 3 maanden 1.Eranco per post zonder prijs-
verhooging.
Ad verten tiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letteie naar plaatsruimte.
- v aur i Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
In den regel komt een beschuldigde niet
ter openbare rechtszitting vóór hij zijn zaak
totaal verloren heeft. Al wat er aan voor
afgaat is zooveel als een omrastering, binnen
welke de aangeklaagde op den dag der terecht
stelling gevoerd wordt, en waaraan slechts
een paar paaltjes ontbreken om hem voor
goed vast te zetten. Die paaltjes liggen dan
ook reeds, gepunt en wel, te bestemder
plaats Bij 't getuigen verhoor slaat het open
baar ministerie ze in den grond en het pleit
is beslist.
't Is dus uiterst zelden dat een beschul
digde aan de winnende hand komt na on
dervraagd te zijn in 't bijzijn der getuigen.
Gewoonlijk staat dan reeds zijn zaak hope
loos en 't geen in het publiek voorts te berde
gebracht wordt, is allerminst geschikt hem
in de oogeu der menigte te releveeren.
We zouden niet durven schrijven dat de
Millioenenjuffrouw in de achting van 't pu
bliek gerezen is tijdens haar langdurige te
rechtstelling, maar dat men haar met een
gansch ander oog beschouwd heeft dan waar
mee men een gewone misdadigster aanziet,
staat ongetwijfeld vast.
Daar is aan dat proces een komische
kant, die zelfs bovendrijft nu de rechter haar
wezenlijk strafschuldig bevonden heeft. Dat
proces is dan ook over 't algemeen, zonder
een zweem van deelneming in 't lot der
bedrogenen, door 't volk verslonden. En we
zouden bijna durven voorspellen dat Jaantje
Struijk met een heel licht strafje zou gestraft
worden, bijaldien een volksstemming haar
lot moest beslissen.
We willen hiermede volstrekt niet zeggen
dat we ons onder de bewonderaars der ge-
millioenendame scharen. Naar die
eer streven we niet. We achten Jaantje een
zeer gevaarlijk mensch, krank naar 't hart
en bezeten van den boossten aller duivels,
den geldduivel. Om aan geld te komen ontzag
ze zich niet den naam van een geachte
familie te misbruiken en leugen op leugen
te stapelen, tot ten laatste de vracht zoo
groot werd dat ze waarschijnlijk zelf geen
onderscheid meer zag tusschen waarheid
en bedrog, ofschoon dat toch niet moeilijk
was, daar ze zich met de waarheid wel 't
allerminst afgegeven heeft. We houden'ter
voor, dat ze na dien berg leugens gestapeld
te hebben op een denkbeeldige erfenis van...
millioen naar believen in te vullen thans
zelf nog aan die erfenis gelooft en vast over
tuigd is eenmaal weer de rijke dame te
worden, 't Is meer gebeurd dat iemand zijn
eigen leugens voor waarheid ging houden en
ten laatste op dat punt volkomen krankzin
nig werd.
Dat neemt echter niet weg dat de zaak
een grappige zijde heeft. Jaantjes verdorven
heid daargelaten, bezit ze ook nog een bij
zonder groote dosis slimheid. Want om
mannen van zaken als Woudhuizen en Bosch
zijn, om kapitalisten en handelaars in onzen
tijd, nu alles wat om geld komt voor een
doovemansdeur aanklopt, met een denk
beeldige erfenis op te winden en begeerig
te maken naar groote verdiensten, zeg er
van wat ge wilt, maar erken dat daartoe
meer dan gewone behendigheid gevor
derd wordt. Laat eens een eerlijke arme drom
mel -zoo arm als Jaantje Struijk was
aankloppen om een paar mille te lcenen,
ten einde een zaak te beginnenhij mag
zijn schoenen stuk loopen, maar geld krijgt
hij niet. En dit Vurensch schepsel plundert
met een verzinseltje, waar in komt van een
schatrijk man, een notaris, huizen op de
Heerengracht en nog 't een en ander, een
verzinseltje, zóó doorzichtig als gaas, heele
familiën, eenvoudig door zich al de airs
van een verkwistende millionaire te geven
en 't uitzicht te openen, dat het, wanneer
de erfenis maar eenmaal zal gekomen zijn,
gemakkelijk zal vallen haar te plunderen
en zich van den afval vet te mesten.
't Zou ons niet verwonderen, wanneer
Jaantje maar blijft vasthouden aan haar er
fenisleugen, zoo er later weer personen ge
vonden worden die haar willen bijspringen.
Men kan 't toch niet weten, zullen ze
redeneeren en 't is zoo verleidelijk een
duizend of wat te geven in ruil voor een
schuldbekentenis van tienvoudige waarde!
Woudhuizen was ook geen kind en toch is
hij er ingeloopen en heeft er anderen doen
inloopen.
De wereld is nog een zeer gemakkelijk
in te nemen vesting voor slimme geweten-
looze bedriegers. Dat toont ons de geschie
denis van Jaantje Struijk, dat toont ons ook
de geschiedenis, thans in Frankrijk aan de
orde, van den markies de Rays.
Onze lezers herinneren zich misschien
nog dat voor eenige jaren te Vlissingen
een schip op de reede lag, waarvan zeer
kwade geruchten liepen, 't Was een
slavenhandelaar, zeide de menigte. Er werd
onderzoek naar gedaan, doch men vond
geen termen er beslag op te leggen. Het
heette ,/de Chandernagor", kwam uit Frank
rijk, 't laatst echter van Antwerpen, en was
met een paar honderd boeren uit Breton
bevracht, die naar een eiland in Australië
stonden vervoerd te worden, Port Breton
geheeten, ten einde daar een Christelijke
kolonie aan te leggen. Als een dief in den
nacht is het schip van Vlissingen vertrok
ken en van de eenvoudige boertjes, die
vastelijk meenden een christelijken plicht
te vervullen, zijn er ongeveer een honderd
levend te Port Breton aangekomen, uitge
teerd van honger en gebrek. Het eiland,
voor de christelijke kolonie bestemd, bleek
een groote zandhoop te zijn, waar zelfs een
gezonde boer niet 't noodige zou gevonden
hebben. De meesten stierven en van de
heele bezending waren slechts enkelen zoo
gelukkig een toevlucht te vinden op een
schip, dat toevallig 't eiland aandeed.
Natuurlijk is dit slechts 't eene deel, 't
meest bedroevende van de handelingen van
den braven markies. Zijn doel was geld bij
elkaar te zamelen voor de stichting eener
christelijke kolonie. Speculeerde Jaantje
Struijk op de lichtgeloovigheid en de heb
zucht der geldmannen, markies du Breil
de Rays stelde al zijn hoop op het geloof
der bezittende klasse. Een christenbevolking
neerzetten midden onder de heidenen, dat was
een bijzonder gelukkig idee. De markies spie
gelde de geloovigen een waar paradijs voor.
Ilij zou daar ginds een wereld opbouwen,
waar alleen 't ware geloof heerschen zou.
Om 't bijzonder aantrekkelijk te maken gaf
hij dat land van belofte den zoetklinkenden
naam Rwibivilorirutiru. Wanneer
nu de geloovigen hem maar geld gaven,
dan kon de zaak spoedig haar beslag krijgen.
En de schare gaf geld, veel geld zelfs,
meer dan Jaantje ooit bij elkaar gehad
heeft. De markies kreeg bijna 2 millioen
francs beet en om nu eenigen schijn van waar
heid aan zijn plannen bij te zetten, werden
de arme Bretonsche boeren verlokt tot
landverhuizing. Wanneer hij zonder die
uitzending de 2 millioen in den zak had
kunnen steken, zou hij wel zoo slim ge
handeld hebben, want nu heeft het ramp-
6)
liet Land van
en en Altena,
»-
LESWAARD
Naar Le Casseur de Pierres van Charles Deslys, door Marie.
Hoewel de meisjes veel in maatschappelijken toestand
verschilden en Bertha bijna twee jaren ouder dan De
nise was, nam dit niet weg, dat zij dikwijls een uurtje
babbelden, spoedig gemeenzamer werden en eindigden
met elkander hare geheimen toe te vertrouwen.
De vader van Bertha heette Duvernay. Hij was een
best mensch en een der ijverigste fabrikanten van het
kanton. Het grootste gedeelte van den dag bracht hij
in de fabriek door, die aan het buis grensde. Hij
aanbad zijn dochter en was doodelijk bang haar te
verliezen, daar al de geneesheeren uit Normandië het
arme kind voor teringachtig verklaard hadden Zij was
door de groote zorg, de innigste teederheid omgeven,
zoowel door haren vader, als door mevrouw Duver
nay, de liefderijkste van alle moeders.
Bertha had -nog een broeder van ongeveer twintig
jaar, die op het oogenblik voor de fabriek op reis
was en eerst tegen het einde van den herfst terug
zou zijn. Denise, zoo babbelde Bertha, zou hem dan
zien. Lionel was natuurlijk de volmaaktste van alle
broeders.
Op haar beurt vertelde Denise haar leven, dat is
te zeggen, haar tegenspoedBertha kreeg haar nog
meer lief.
De melk van Follette verrichtte wonderen en scheen
de sombere voorspellingen van de wetenschap te logen
straffen. De gewaande borstlijderes herkreeg kracht en
kleur en werd weder vroolijk en opgewekt.
Zij wilde de onderwijzeres van Denise worden en
gaf haar les tusschen de twee bekers melk, die zij
eiken avond moest drinken.
I)e dankbaarheid verrichtte bij de geitenhoedster,
wat het medelijden bij Bertha deed. Een oprechte en
treffende vriendschap ontstond tusschen de twee jonge
meisjes. De lieer en mevrouw Duvernay legden die
vriendschap geen hinderpalen in den weg; zij waren
zoo verrukt over de wederopstanding van hun dochter,
dat zij het niet konden nalaten ook van Denise te
houden, die er een weinig de oorzaak van was.
Tegen het einde van de maand kon Bertha reeds
uitgaan. Dikwijls, op de schoone zomeravonden, be
klom zij aan den arm van mevrouw Duvernay de aan
grenzende hoogten, en rustte onder de groote hoornen
uit om hare twee vriendinnen af te wachten: het
geitenhoedstertje en de geit; want Follette werd als
een gelijke behandeld. Er waren oogenblikken dat
men haar aansprak en dat zij blatend antwoordde,
dan weer konden Bertha en Denise met Follette dar
telen en springen, als waren ze zeiven geitjes geworden.
Mevrouw Duvernay was altijd bij die vroolijke spe
len tegenwoordig en dankte den hemel, die haar
Bertha scheen te hebben weergegeven.
Al deze gedronken en Denise gestudeerd had, sprak
men dikwerf van den wegwerker en zijn waardige
vrouw.
Hoewel mevrouw Duvernay en haar dochter ze nog
niet bezocht hadden, hadden zij het arme echtpaar
toch reeds in hun bescherming genomen. Zoodra de
dokter liet zou veroorloven een lange wandeling te
ondernemen, had men voorgenomen het eerst naar de
hut van den werkman te gaan.
Zoo was de toestand op liet oogenblik, dat ons
verhaal begon en Jean Maillard de groene portefeuille
vond.
Men weet reeds, dat Denise haar vijftiende jaar
zou intreden.
Het was een levendige brunette, misschien wat te
mager, maar zij had een slanke taille en een onbe
schrijfelijke bevalligheid in elke beweging. Haar trekken,
ofschoon onregelmatig, behaagden door de prettige en
openhartige uitdrukking. Zij had groote zwarte oogen
en krullend haar, als de Mignon van Ary Scheffer.
Zij droeg een grof katoenen hemd en een korten ge-
streêpten onderrok met een bevalligheid aan gitana's
eigen. Hoewel zij bijna altijd de klompen in de hand
had, was haar voet toch zoo klein, dat zij met As-
sehepoetster had kunnen wedijveren. Over 't algemeen
was het een vreemd en allerliefst schepseltje, die een
onbestemd iets van den Oceaan in zich scheen opge
nomen te hebben, in wier golven zij bijna eiken dag
tot aan het midden waadde. Zelfs de boeren, zonder
die poëzie te begrijpen, keerden zich als bij instinct
om, als de geitenhoedster aankwam en stonden een
wijle stil om haar, met de fraai wit en zwart gevlekte
geit, te zien voorbijgaan.
Het was geen kind meer, maar niemand zou haar
ooit een onbetamelijk woord hebben durven toevoegen,
zóó boezemde zij ontzag in. Zij had een groote, fijn
gevoelige ziel. Zonder de minste vrees waagde zij
zich op de eenzame paden in de groote bosschen
»Wat God bewaart,zeide zij, «is wel bewaard!»
Dien avond, den avond van de vondst van de por
tefeuille, waren de dames Duvernay op het gewone
plekje niet aanwezig.
«Het onweder zal haar zeker thuis gehouden heb
ben,» dacht Denise en ging den heuvel af.
Bij uitzondering was het hek der buitenplaats open
de geitenhoedster verwonderde zich nog niet en liep
tot aan het geliefkoosde prieel.
Niemand.
Denise wachtte eenige oogenblikken doch te vergeefs.
Er verscheen een knechtzij wilde hem verzoeken
Bertha te waarschuwen, maar hij zag er zeer ontdaan
uit en zonder het meisje aan te hooren, verdween
hij haastig.
Denise ging langzaam naar het huis en liep er
om heen.
Deze woning, die er anders zoo vroolijk uitzag, had
nu een zonderling voorkomen Te midden van een deod-
sche stilte hoorde men gejaagde schreden en een kla
gend geluid als van snikken. Iets treurigs scheen er
te zijn voorgevallen, men zou zeggen dat er een onge
luk gebeurd was.
Denise werd meer en meer ongerust; het was een
van die zenuwachtige naturen die aan voorgevoelens
gelooven. Zij gevoelde zich verschrikkelijk beklemd
het scheen haar toe, dat zij een ontzettende gebeur
tenis zou vernemen, waarvan de geheimzinnige draden
aan haar toekomst zouden gevestigd zijn.
Eensklaps weerklonk een kreet. Zij lichtte het hoofd
op en bemerkte aan het raam van de kamer van den
heer Duvernay het gelaat van Berthahet jonge meisje
gaf door een teeken te kennen dat zij beneden zou
komen.
Denise spoedde zich naar het perron. Bertha ver
scheen er oogenblikkelijk. Zij was bleek als op den
dag, waarop Denise haar het eerst zag.
«Mijn God,« riep de geitenhoedster uit: «lievejuf
vrouw, wat is er gebeurd?»
«Mijn vader...» sprak Bertha wanhopend, «mijn
arme vader heeft een portefeuille verloren met zestig
duizend francs!»
(Wordt vervolgd.)