No. 186.
Woensdag 11 Juli.
1883.
Zondagsrust.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN Ileusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1
verhooging.
en ZATERDAG.
Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letten naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond, 8 uur.
//Gedenkt den Sabbathdag, dat gij dien
heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al
uw werk doen, maar de zevende is de
sabbath des Heeren uws Godsdan zult
gij geen werk doen."
In dit gebod liggen twee gewichtige zaken
opgesloten.
De eerste, op godsdienstig terrein, dat we
echter niet verder betreden willen, is de
wijding, de heiliging van een van de dagen
der weekde tweede is de erkenning van
de behoefte aan lichamelijke rust. Zondags
heiliging is geen zaak voor nieuwsbladen
die te bevorderen is de taak der kerk.
Doch Zondagsrust is een zaak van algemeen
maatschappelijk belang, ook nog op andere
gronden dan relegieuse te verdedigen. Overi
gens hangt de eene zeer nauw met de andere
samen. Wanneer in een staat de Zondag
rustdag bij uitnemendheid is, zal die dag
ook meer dan nu geschiedt geheiligd wor
den door diegenen, welke daarop prijs stellen.
Dat de mensch rust van noode heeft na
den dagarbeid behoeft geen betoog. Ieders
ervaring spreekt daaromtrent een onverholen
ja uit. Sterke gestellen kunnen het werk
een paar dagen zonder gezetten rusttijd uit
houden, ook voor hen moet ten slotte die
tijd aanbreken. Nu rijst echter de vraag, waar
op hier alles neerkomthebben wij niet
rust genoeg, wanneer we na elke dagtaak
den nacht benuttigen tot herstel onzer krach
ten. Oppervlakkig beschouwd luidt het ant
woord hierop bevestigend. Doch de ge
schiedenis der volken raadplegende en
't oor leenende aan de mannen der genees
kundige wetenschap, is dat volstrekt niet
zeker. De geschiedenis leert ons, dat ook
bij die volken, die nimmer van bovenstaand
gebod gehoord hebben, een rustdag in eere
gehouden werd en wel om de zeven dagen.
De Fransche revolutie, die alles, dus ook
de tijdverdeeling gansch nieuw trachtte te
maken, stelde weken in van tien dagen,
decaden, maar ze is na een lange proef
weer tot de oude week teruggekeerd, tot
groote blijdschap van alles wat met handen
arbeid den kost moet verdienen, 't Is niet
genoeg, zegt de geneeskunde, bij monde
harer meest beroemde beoefenaren, dat de
mensch rust na de dagtaak, hij moet
bovendien nog een dag hebben waarop hij
allen arbeid aan den kant zet. Zijn verlies
aan kracht wordt niet geheel vergoed dooi
den nacht en waar de nood het toch aldus
eischt, overspant hij zijn krachten, wordt hij
ten slotte krachteloos en sterft. Onze leef
tijd, die normaal tachtig en naar sommigen
meenen honderd jaar kan bedragen, is door
elkaar genomen slechts vijfentwintig en daar
van is te veel arbeid de grootste schuld.
Zondagsrust wordt ons derhalve door de
gezondheidsleer voorgeschreven. Zij leert
een mensch kan per dag acht uren met
volle inspanning van al zijn krachten arbeiden,
doch behoeft op elke zeven dagen één om
uit te rusten en zich te ontspannen, 't Is
niet noodig dien dag door te brengen gelijk
in Engeland geschiedt en ook vroeger bij
ons te lande plaats hadwanneer maar op
den Zondag alle ingespannen arbeid ver
meden wordt, is aan de belangen der maat
schappij en aan die van 't individu voldaan.
Er zijn er, die de Zondagsrust verderfelijk
achten voor den werkman en haar daarom
zooveel mogelijk willen inkrimpen. Laat den
loondienaar werken, zooveel hem goeddunkt,
redeneeren ze, opdat zijn weekgeld zoo hoog
mogelijk zij. Geen feest- en ook geen Zon
dagen. lederen Zondag moet hij bekoopen
met een paar gulden verlies; in zijn eigen
stoffelijk voordeel moet dus ook hij op in-
kiimping der feestdagen en op afschaffiing
van den Zondag aandringen.
Dat is echter onwaarnoch stoffelijk, noch
geestelijk kan ooit het werken op den Zon
dag voordeel aanbrengen. De zelfstandige
handwerksman, die niet gedwongen wordt
zijn rustdag op te offeren, weet bij ervaring
dat het gewin van een Zondagsloon eigen
lijk geen winst is, maar verlies. Het is on
mogelijk de natuurlijke straf die op over
spanning der krachten gesteld is, te ontloopen.
Die zonder ophouden werkt, op Zondag
zoowel als in de week, staat gelijk met den
dwaas, die van zijn kapitaal steeds uitgeeft,
zonder naar rente te vragen. Het eigendom
of het kapitaal der bezittende klasse zal door
een werkweek van zeven dagen beduidend
vermeerderen, maar dat van den arbeider,
wiens bezitting uitsluitend bestaat in lichame
lijke kracht, raakt uitgeput. Hij is als de
citroen, die men uitknijpt zoolang ze vocht
inhoudt en eindelijk wegwerpt. Doorloopende
arbeid, in fabrieken b.v., spoorwegen enz.,
strekt dus uitsluitend om het kapitaal van
de oprichters te vermeerderen en is op den
duur niet anders dan schade voor den
werkman.
Van fabrieken en spoorwegen gesproken.
Men weet welke vreeselijke ongelukken
daarin en daarop soms plaats vinden. Hier
is 't een fabriek, die door de nalatigheid
van den werkman vernield wordt; ginds
een trein, die door de schuld van den wachter
en overrompeling van den machinist op een
anderen stoot; elders weer een stoomboot,
die in aanvaring komt en zinkt. Hoeveel
van deze ongelukken zouden wel hun oorzaak
vinden in den langen duur van 't werk?
Bij 't springen van een stoomketel op den
Theems verklaarden de ter verantwoording
geroepen machinisten, dat de schuld uit
sluitend aan 't Zondagswerk lag en 't rustloos
en zonder verpoos arbeiden hen stomp maakte.
't Is vei»bazend, hoe vele en nauwkeurige
pogingen men aanwendt, om na elke spoor
wegramp den persoon of de personen te
vinden, door wier nalatigheid ze veroorzaakt
werd. Heeft men die eindelijk gevonden,
dan neemt het recht zijn loop. De schul
digen worden voorbeeldig gestraft, natuur
lijk, want dat werkt als een voorbeeld een
machinist in de gevangenis, is als een baken
op de rails voor alle overige machinisten
maar ei lieve, de spoorwegmaatschappij blijft
onaangeroerd. Ze stelt een ander personage
aan en deelt het dividend uit en hetzelfde
nieuwsblad dat de veroordeeling van den
ongelukkigen zondebok meedeelt, vermeldt
ook de winsten der maatschappij, voor dit
jaar vastgesteld op 12 pet. Een maatschappij
te verdenken of aan te klagen, die zulke
goede zaken maakt 12 pet. is een heel
goede zaak zal niemand in de hersens
krijgen. Toch zou 't zoo'n wonder niet zijn,
wanneer een nog nauwgezetter onderzoek de
schuld aan haar weet, aan haar groot dividend,
't, welk haar verbiedt ruim te betalen of
zooveel volk in dienst te stellen, dat ieder
harer onderhoorigen zijn rustdag geniete
en als resultaat vaststeldede machinist,
door wiens toedoen het ongeluk veroor
zaakt is, was door 't voortdurend wer
ken zoo afgetobd, dat hem de schuld van 't
ongeluk niet toegerekend mag worden.
Het is algemeen bekend hoe de Zondag
door velen besteed wordt. Het woordspelinkje
Zondag zondedag is al oud. Precies, zeg
gen de voorstanders van Zondagsarbeid, laat
den werkman ook op den eersten dag der
week arbeiden en hij zal den Zondag niet
ontheiligen.
Oppervlakkig schijnt dat ook zoo, maar
waar is 't niet. De ergste schenners der
Zondagsrust zijn niet zij, die geregeld ar
beiden en daarna rusten, doch zij, die door
onverpoosd werk overwerkt zijn en daar-
9)
BUD
let Lami van lensden en Altena,
DE LANGSTRAAT EN DE BOMSELESWAAHD
nr»
Naar Le Casseur de Pierres van Charles Deslys, door Marie.
IV.
HET MEEUWENGAT.
Een uur later had Madeleine nog eens al haar
moed bij elkaar geraapt en de woede van Jean
getrotseerd.
De echtgenooten hadden zich nog niet ter ruste
begeven.
De wegwerker zat midden in de kamer, de ellebogen
op de knieën, het hoofd in de handen geborgen.
Een straal der maan viel door de tusschenruimte
van de blinden, bescheen de peizende houding van
den werkman, omgeven door de diepe duisternis, die
in de hut heerschte.
Madeleine knielde naast haar man neder. Zij nam
zijne hand tusschen de hare, die hij niet terugtrok;
zij drukte een kus op die handhij keerde het hoofd
om en keek de arme vrouw met een blik aan, waarin
niets dan medelijden te lezen was.
Door die gelukkige verandering aangemoedigd wilde
zij opnieuw smeeken.
Achter de deur was er nu iemand die luisterde.
Denise was op haar teenen de trap afgeslopen,
ging op de onderste trede zitten en niet het oor
tegen de deur geleund, luisterde zij met brandende
nieuwsgierigheid.
»Jean,« sprak Madeleine, «geef mij de porte
feuille geef ze mij, ik smeek er je om
Morgenochtend, met zonsopgang, breng ik ze naar
HonfleurIk heb het adres, door den omroeper
bekend gemaakt, goed onthouden
»Neen,« antwoordde de wegwerker na een oogen-
blik stilte.
Jean
«Maar als ik weiger, arme Madeleine, is het juist
voor jou, het is voor ons kind, voor je dochter
Mijn waanzinnig gedrag heeft je beiden tot ellende
gedoemdIk heb vandaag een middel gevonden
om je er aan te ontrukken en je wilt niet dat ik er
mij van bedien Neen, nogmaals neenAl moest ik
mijn ziel aan den duivel verkoopen, ik zal toch vol
houden De armoede is ook een vervloe
king Hel voor hel, ik houd meer van
deze
»Maar!« riep Madeleine, «God bewaart niet alleen
deze straffen voor het leven hier namaals. ver
vloekt reeds op aarde degenen die zondigen, en
het goed dat onrechtmatig verkregen is brengt nooit
geluk aan.«
Een oogenblik dacht hij na.
Toen haalde hij de schouders op en sprak met een
leelijken glimlach
«Niets dan woorden! Wij hebben met onze eigen
oogen het tegendeel gezien. Je herinnert je nog wel
Pierre Bouquaille?»
«Die ellendeling, die onze buurman te Parijs was en
die je zulken slechten raad gaf...«
«Wel mogelijk! Hij was zoo arm als ik, en plot
seling, dat ben je zeker nog niet vergeten, was hij
van de ellende bevrijd. Weet je hoe? Ook hij had
een belangrijke som gevonden, hij moest ook alles te
ruggeven... maar hij heeft alles gehouden en alles is
hem sedert gelukt. Hij heeft groote zaken ondernomen,
hij is rijk geworden, geëerd, gelukkig.
«Gelukkig? Hoe weet je dat
«Ik weet dat niemand buiten mij iets van zijn
geheim af weet... Het voorbeeld is goed, ik zal het volgen,
ik zal als Pierre Bouquaille handelen
»Jean...«
Maar waarom alles te herhalen wat Madeleine in
het midden bracht? Het laat zich gemakkelijk raden.
De ander had het hoofd in de handen laten vallen,
hij antwoordde niet meer.
Dit stilzwijgen moedigde Madeleine aan. Een oogen
blik dacht zij zelfs de overwinning te hebben behaald;
zij richtte zich fier en verheugd op; zij wilde haar
echtgenoot omhelzen....
Hij was in slaap gevallen!
Madeleine maakte een teleurgesteld gebaar; een
onuitsprekelijk smartelijke trek vertoonde zich op haar
gelaatplotseling veranderde het van uitdrukking
een gedachte was bij haar opgekomen.
Misschien had Jean de portefeuille ergens in de kamer
verborgen
Madeleine deed snel de blinden open, om licht van
de maan te ontvangen.
Toen ging zij zonder gerucht te maken aan het
tasten, snuffelen en zoeken.
Het gehoor van Jean Maillard was echter scherp
hij werd wakker en bemerkte zijn vrouw op het bed
geknield, met de handen in de opening tusschen den
het ledikant,
ah!begon hij eensklaps te grinniken:
mijn schuilplaats wel willen ontdekken, is
T>
muur en
«Ah!...
zoudt
«je
zelf bestelen en het geld terugbrengen
het niet? Je
»Ja,« bekende Madeleine openhartig,
«en al wilde
je me daarna dooden, ik zou gerust sterven, wantik
gehandeld te hebben, ons
ongeluk van ons huis te hebben
zou verzekerd zijn,
allen eered en het
afgewend.
Denk zooals je wilt,besloot Maillard maar geef
je de moeite niet langer te zoeken, het is onnoodig,
dat kan ik je vertellen. Het geld is op een veilige
plaats. En nu geen woord meer, laat mij slapen, ik
ben doodmoe!»
De krachten van Madeleine waren uitgeputzij boog
het hoofd en drong niet weder aan.
Gedurende eenige minuten luisterde Denise, nog
altijd tegen de deur geleund, maar toen zij niets meer
hoorde, ging zij naar haar kamer, wierp zich op het
bed zonder zich te ontkleeden en viel kort daarna in
slaap, door de verschillende aandoeningen van den dag
als gebroken; haar slaap was echter koortsachtig en
vol angstige droomen, waarin haar telkens de treurige
vermaningen van haar moeder tegemoet klonken.
Toen de dag begon aan te breken, werd Denise
door een licht gedruisch wakker geschrikt, het was
het geluid van de deur, die zachtjes werd opengemaakt.
Zij sprong van haar bed en plaatste zich op een
manier om goed te zien, zonder van buiten opgemerkt
te worden.
Het was Jean Maillard die uitging, met zijn gereed
schap over den schouder, alsof hij zijn dagelijksche werk
wilde hervatten.
Denise zag hem ook werkelijk het pad afgaan, dat
naar den grooten weg leidde, maar nauwelijks was
hij de eerste boomen voorbijgeloopen, of zij zag hem
stilstaan, omzichtig rondkijken en toen langs de heg
voortsluipen iri de richting van de kust.
«Waar zou vader toch naar toe willen?» vroeg
zich het jonge meisje af.
Voor het venster, niet zeer hoog van den grond,
stond een groep heesters. Zonder goed te weten wat
zij deed, liet Denise zich naar beneden glijden en volgde
haar vader van verre.
Niemand was er wakker in de omstreken, niemand
ken haar zien. (Wordt vervolgd.)