No. 188.
Woensdag 18 Juli.
1883
Intieme brief.
FEUILLETON
UitgeverL. J. VEERMAN neusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post
verhooging.
zonder
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letteie naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
De heer A, lid der plaatselijke
schoolcommissie te B. aan zijn neef
C, landbouwer te D.
Waarde Neef, tien tegen een verwed ik,
gij nu een brief over landbouwzaken denkt
te ontvangen. Zoo dicht bij den oogst, denkt
ge, dat kan niet anders of het is over ons
bedrijf. Maar mis neefje, er is een andere
zaak, dewelke mij tot het hanteeren van
de pen aanleiding heeft, gegeven. Mijn rogge
staat goed en mijn tarwe wacht op het
staal; met een dankbaren blik naar boven,
hoedanig een ons past bij zooveel onver
dienden zegen, mag ik de vrijheid nemen
zulks te melden. Alevel moet er een uurtje
af voor een brief aan mijn neef, en wel
voornamelijk om reden gij mij verzocht hebt
u te vermelden wat er in ons dorp voor
belangrijks passeert.
Nu neefje, ge moet dan weten dat ik
een ommezientje geleden tot lid van de
plaatselijke schoolcommissie gekozen ben.
En ik heb het aangenomen ook, want er
hadden er al een stuk of vier bedankt en
omdat er nu toch eindelijk wel een eind
moet komen aan al dat bedanken alzoo de
wet een vast getal gesteld heeft, zoo heb
ik na nauwgezette lezing en herlezing der-
zelve, den post aangenomen. Ik hel) den
eed gedaan, ben ingestalleerd en we zitten
nu elke maand een avondje heel kneuterig
te redeneeren over de school en de meesters.
Nooit heb ik geweten dat daar zooveel
aan vast is, ofschoon ik eigenlijk zeggen
moet, de gemeenteraad het ons heel gemak
kelijk maakt, zoodat wij toch maar als
't puntje bij 't paaltje komt, voor spek en
boonen mee doen.
Enfin, daarom niet getreurd, we hebben
toch nog wel eens wat te verrichten, aan
gezien het toezicht over de inwendige ge
steldheid van het onderwijs en de mate
van plichtsbetrachting der meesters ons in
zijn heelen uitgestrekten omvang op de schou
ders gelegd is. Zoo heb ik b. v. op mij
genomen de schooluren te controleeren.
Viermaal per dag teeken ik de tijdstippen
van begin en einde der school aan, omdat
ik er dicht bij woon en mijn zijraam op
het schoolplein uitkijkt. Als dan mijn lijstje
aan de verordening voldoet, dan zeggen we
natuurlijk niets, maar als er afwijkingen
van de orde op voorkomen, dan kapittelen
we den meester eens en alles blijft een
poosje goed gaan.
Maar daarom is het niet, ik de pen in
den inkt gedoopt heb. Er is iets echt belang
rijks gebeurd, hetwelk te vermelden ik niet
nalaten kan. Ja, neefje, nu ben jij al zeven
jaar lid van ook zoo'n commissie en toch
heb je nog nooit bijgewoond wat ik bijge
woond heb, t. w. een vergelijkend examen.
We hebben een nieuwe school gebouwd en
daarvoor moest een hoofd gekozen worden.
Best, een advertentie werd geplaatst en de
zelve bracht wel dertig liefhebbers op de
baan. Je moet weten, ze noemen zoo'n
examen een harddraverij en daar lijkt het
ook wel wat op. In de wet heb ik dat
woord echter niet gevonden daarom zal ik,
als lid der schoolcommissie, hetzelve niet
verder bezigen.
Op een bepaalden dag werden al deze
liefhebbers ontvangen in de school, ze trok
ken een nummer uit een hoed en namen
plaats aan een tafeltje die daar ten getale
van dertig expresselijk neergezet waren.
Nu moest verder ieder zijn eigen naam ver
loochenen en zich met een nummer noemen.
Je begrijpt dat is van wegens de onpartij
digheid De heeren afnemers mogen ook
geen namen kennen, anders zouden ze al
licht geneigd zijn, hun vrienden voor te
trekken en waar bleef dan de eerlijkheid?
Mijn neef Q, die ook in de commissie zit
en een beetje scherp is uitgevallen, zegt
echter, ieder nummer een groote wassen
neus is, omdat ze van één af opgeroepen
en dan met naam en toenaam op een lijst
geschreven worden, zoodat de namen wel
degelijk bekend zijn, maar Q is een
vitter en wil alles beter weten. Ik zeg
maar, geen mensch is in staat al die na
men met de bijbehoorende nummers te
onthouden.
Nu begon het onderzoek naar de ver
standelijke bekwaamheid en de geheugen
vastheid der sollicitanten. Dat is geen peu
lenschilletje hoor De mannen, die het in
stellen, zijn knappe koppen en bovendien
hebben ze ruim tijd gehad zich voor te
bereiden tot de taak, waartoe ze ge
roepen zijn. Aan hun hoofd bevindt zich
de schoolopziener, de man, om wien alles
draait. Samen hadden ze de werkzaamheden
uitgedacht en toen de klok van aanvang
sloeg vielen ze er de sollicitanten mee op
het lijf. Vervolgens trokken deze aan 't schrij
ven, dat de pennen over 't papier krasten
en de inkt spatte en 't was doodstil.
Zoo hebben die menschen den ganschen
dag doorgebracht, al maar doorschrijvende
over allerlei hoogst gewichtige onderwerpen
die ik niet zou aandurven. Q zegt, alles
geen lor waard is, maar als hij er eens voor
geplaatst werd zou hij, dunkt me, een lee-
lijk gezicht zetten, 't Was niet onaardig die
schrijvers eens gade te slaan. Er waren er
bij, die met 't onverschilligste gezicht van
de wereld zaten te werken en er geen zier
over in zaten al kregen ze hun vellen niet
vol. Anderen weer schreven met zenuwach-
tigen drift en blazende van de warmte. Dat
waren de ernstigen. Ik vrees echter dat bij
sommigen de zenuwachtigheid veel kwaad
gedaan heeft; kalmte is op zulke oogen-
V.
blikken een schat, die goud waard is. Men
heeft ze echter maar niet voor 't oprapen.
Q zegt, de examenafnemers zelf wel eens
z-enuwachtig zijn wat ik echter van zulke
menschen niet gelooven kan, aangezien ze
alles vooruit gewikt en gewogen en nage
keken hebben, maar als 't waar is, dan
hebben de sollicitanten dubbel recht om ge
jaagd te zijn bij hun werk.
Doch wie er dan ook zenuwachtig waren,
wij niet, dat is zeker. We zaten er bij, hoor
den 't werk, dat opgegeven werd, maar
overigens hadden we niets te doen. Eigen
lijk gezegd zaten we er maar voor den vorm
bij. We hadden 't recht niet iets te vragen,
te zeggen, nog veel minder te bevelen. De
wet heeft dat alles mooi geregeld en gezegd,
de schoolcommissie benevens de gemeente
raad mag bij het vergelijkend examen tegen
woordig zijn, maar ze houden hun mond
overal buiten. Als ze er maar bij zijn, dan is
dat genoeg. De schoolopziener geeft de na
men der knapen, ik bedoel de nummers op
want hij weet natuurlijk zoo min als wij hoe
de menschen heeten. Hij is alles op zoo'n
examen en doet alles, alle anderen vormen
zooveel als een ministerie van een monarch,
die nooit van plan is zijn ministerie te hoo-
ren. Zoo komt het, zegt Q, een gemeente
soms gedwongen wordt iemand te nemen,
die haar allerminst past maar ik vind,
men moet den man, door de wet nadrukke
lijk aangewezen, gerust maar alles overlaten
dien hij en de wet verkiezen, dezelve kan
nimmer aan de gemeente mishagen.
Toch mochten we ook eens een oogje
slaan op hetgeen door de sollicitanten ge
schreven was, dat was zooveel als een gena
dige gunst, ik denk uit meelijden, dewijl
we zoo niets te doen hadden en veel belang
in den loop der zaak stelden. We hadden
er echter niet veel aan. Wat mij betreft ik
wil ten minste wel bekennen, het mij te
Jean Maillard, Aannemer van publieke werken.
Die Jean Maillard, die mijnheer Jean Maillard, is
onze gewezen wegwerker. De heer Duvernay heeft
volstrekt geen alledaagsche dankbaarheid getoond, door
bijvoorbeeld een zekere som te geven en dan de zaak
voor afgerekend te houden. Neen bij heeft dengeen
uit de ellende willen ontrukken, die hem, naar hij
geloofde, van den ondergang reddebij heelt tot
den werkman gezegd
DE
en Allen.
WAARD
prijs-
Naar Le Casaeur de Pierres van Charles Dkslys, door Marie.
11)
DE GEVOLGEN.
Het was avondstormachtig, somber weder.
Madeleine zat op de steenen bank voor de deur
van baar huisje.
Eensklaps stond Jean Maillard voor baar; zijn ge
laat was doodsbleek, hij hijgde en waggelde als iemand
die gewond is.
Zijn vrouw wilde hem ondervragen hij antwoordde
niet, maar nam baar bij de band, trok baar in de
hut en sloot de deur achter zich toe.
Op dal zelfde oogenblik dwaalde Denise in de om
streken rond. Zij durfde nog niet onder de oogen
van haar vader komen.
Jean Maillard bad ondertusschen tegen de deur post
gevat. Zijn oogen waren met bloed beloopen, zijn
stem was heesch en de beide vuisten dreigend uit
stekend, liep bij«Bestolen!... Men beeft mij bestolen
Ongelukkige, jij hebt het gedaan
Ikwilde Madeleine uitroepen.
«Geen praatjes,# viel Jean haar in de rede«Waar
is de portefeuille? Jij alleen weet het, dat ik ze ge
vonden hebjij alleen kunt ze mij ontnomen hebben.
Geef ze mij dadelijk terug, oogenblikkelijk... ik wil het
Jean...
«Geef de portefeuille terug, ongelukkige, of anders...#
En waggelend naderde hij Madeleine.
«Jean,# sprak zij: «als ik dit geld bad gevonden,
zou ik bet je nooit hebben teruggegevenmaar dan
zou ik bet ook dadelijk bekennen, ik zou de eerste
zijn geweest om er mij over te verbeugen. Jean, ik
heb bet geld met,
«Je liegtriep bij in dollen drift: «je liegt...
ik wil je riiet, gelooven... Je moet me zeggen waar
mijn zestigduizend francs zijn. Waar zijn ze? Zeg op...
Maar spreek dan toch 1
Hij bad Madeleine bij de polsen gegrepen en schudde
baar zoo lievig da t zij op den grond viel. Geen klacht kwam
baar over de lippen zij verweet hem niets, doch met een
onveranderlijke zachtheid sprak zij ten tweeden male
«Jean, ik weet niets!# Doch die kalmte bracht hem
buiten zich zelvebij sprong tot aan het andere eind van
bet vertrek en kwam met een hamer gewapend terug.
Hij hief hem op boven liet hoofd van Madeleine en
brulde als waanzinnig: «De portefeuille! geef mij de
groene portefeuille... of ik vermoord je!#
Nauwelijks bad hij deze gruwelijke bedreiging uit
gesproken, of de deur vloog open en Denise wierp
zich voor Madeleine, de armen uitgespreid, als om
haar beter te kunnen verdedigen, het gelaat naar
baar vader gekeerd.
Verstomd, hoewel nog altijd dreigend, was Jean
Maillard een stap achteruil gegaan.
Ik alleen ben de schuldige,sprak bet jonge meisje.
«Jij
«Ja vader; ik heb alles gisteren avond achter de
deur gehoord Ik heb u van morgen gevolgd
ik ben u nagegaan in het MeeuwengatIk
kom terug van Honfleur, van den heer Duvernay
«En bet geldhet geld
«Heb ik gegeven aan wien het behoort; een
heele familie zegënt ons.
ge-
ii Oh! je moeder heeft je dat aangeraden
«Neen, mijn geweten en God! Beschuldig mijne
moeder nietals uwe woede op iemand neer moet
vallen, dan ben ik alleen de schuldige.
«Oh! slecht kind! slecht kind
«Vergeef me, vaderEn de armen op de borst
gekruist, knielde ze neder.
Wat zou er nu gebeuren Jean was buiten be
zinning hij liep als versuft op en neer.
Een rijtuig naderde langs den grooten weg.
Madeleine en Denise stonden haastig op. Jean liet
den hamer vallen en verschool zich in den donker
sten boek van bet vertrek.
Spoedig daarop teekenden zich drie schaduwen op
den drempel van de deur, door Denise wijd open gelaten.
Het was de beer Duvernay met vrouw en dochter.
Bertha vloog naar Denise toe en verstikte baar
bijna door baar omarming. Mevrouw Duvernay wendde
zich tot Madeleine doch de fabrikant ging recht op
Jean Maillard af, reikte hem de beide banden en
zeide bewogen en hartelijk
DankJean Maillard, dank.je bent een eerlijke kerel
De ander mompelde eenige onverstaanbare woorden.
Nu nam Bertha het woord.
«Je gaat met ons mede,« sprak zij tot Denise:
«wij zullen elkander nooit meer verlaten... nooit, dat
is reeds besloten!#
Mevrouw Duvernay vervolgde, zich tot Madeleine
wendende«Wilt u mij veroorloven, voor de opvoeding
van Denise zorg te dragen Wij staan voor haar toekomst
in. En wees volstrekt niet bang baar daardoor te ver
liezen. Het zal met u zooals met mij gaan, Madeleine, wij
hadden één dochter, nu zullen wij er twee hebben
En zij toonde haar de vriendinnen, die zich nog
omarmd bielden en door haar tranen glimlachten, zoo
als op denzelfden tak twee rozen, die beiden nog
regendroppels op de blaadjes dragen.
«En nu,« sprak de heer Duvernay: «we zullen liet wel
samen schikken, vriend Maillard, en het zal goed gaan
daar kunt ge van verzekerd zijnGe hebt mijn eer en
fortuin gered, laat mij thans voor uwe toekomst zorgen.#
Het rood der schaamte bedekte bet gelaat van den
werkman. «Voor mijn vrouw, voor miju dochter,#
fluisterde bij, «zal ik aannemen! Maar ik, ik... niets!
Maar ik ben u toch de grootste dankbaarheid ver
schuldigd Hebt ge mijn portefeuille niet gevondenHebt
gij ze mij niet terstond door tusschenkomst van uw doch
ter gezonden? Zij beeft het immers zelve gezegd
Toen eerst begreep Maillard dat Denise, alhoewel
zij aan baar plicht gehoorzaamd bad, toch de eer van
baar vader bad gered en dat hij nu toch een betere
toekomst tegemoet ging.
Nu bad hij er slechts het voorgevoel vanvijf
jaar later bet bewijs.
Ziet ge dat witte buis met groene blinden, dat zich
bij Honfleur verheft, bijna aan het begin van den weg
naar Parijs, met die prachtige laan boomen?
Op het helder blinkend koperen plaatje, dat de
nieuw verniste deur versiert, leest men:
«Gij hebt een goede opvoeding genoten. Door het
ongeluk waart gij genoodzaakt als wegwerker dienst
te doen, doch nu moet ge zelf wegen aanleggen.
Neem je ontslagIk zal paarden voor je koopen,
wagens, een compleet materieel. Zet een zaak op