No. 191. Zaterdag 28 Juli. 1883. EXTRA TIJDING. FEUILLETON. OP „BOSCHHOEK." TTitgovor: L. «T. YEERMAY TTonsdon. BUITENLAND. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letteie naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Amsterdamsche Brieven. Van onzeu specialen correspondent. Voor extra tijding, waarde Redactie, vraag ik een extra plaatsje. Uw tentoonstellings correspondent heeft ditmaal iets te schrijven, dat niet gevoegelijk in zijn gewone brieven past, dewijl het slechts indirect met de tentoonstelling in verband staat en dus rechtstreeks niet tot zijn departement be hoort. Edoch, men heeft er par force de tentoonstelling aan vastgeknoopt en zoo be staat er toch wel familieverwantschap, maar 't is in zoo'n verren graad, dat ge ze nooit ofte nimmer ontdekken zoudt, als 't er niet uitdrukkelijk bijgevoegd was. Ik kon er dan ook moeilijk buiten met dat extratje kennis te maken en zoo geschiedde het, dat ik op een avond, toen mijn eene voet reeds op het tentoonstellingsterrein stond, plotseling terugtrad en een naderende regenbui me het besluit deed opvatten rechtsomkeer te maken ennaar de kerk te gaan. Jawel, naar de Weteringkerk in de 3de Wetering-dwarsstraat, dicht bij 't Leidsche Plein. Meer dan honderdmaal zeker had ik reeds de uitiioodiging om daar te komen gelezen, want ze is overal aangeplakt en staat in de advertentiebladen gedrukt; mijn vrienden hadden me met een veelbeteeke- nend lachje al dikwijls op 't hart gedrukt die invitatie niet af te slaan, ik kon er echter maar niet toe komen, totdat, zooals ik zeide, een regenbui me daarheen dreef. Nu zoudt ge me zeer in de nauwte kun nen drijven met de vraag, tot welke ge meente die kerk behoort. Ze noemt zich de Evangelische, doch daarmee is niets gezegd, want we hebben ook een V r ij e Evangelische benevens een Evan gelisch Vrije Gejneente, die te zamen met de Oud-Gereformeerde wed ijveren in het verbreiden der streng recht zinnige leer. Hoever de rechtzinnigheid dier Evangelische gemeente gaat verklaar ik gaarne niet te weten, zelfs niet nu ik een godsdienstoefening heb bijgewoond. Wat de bijeenkomsten in de Wetering- kerk zoo gezocht maakt is echter niet de meer of mindere rechtzinnigheid harer broe- ders en zusters, noch ook de prediking van haren voorganger, 't Is de zang van den Engelschen zendeling Philip Phillips en diens zoon, die thans eiken avond het kerk gebouw vol belangstellenden lokt. Deze heeren zijn de aanvoerders der z.g. pel grimzangers, die het Evangelie verkondigen door hun welbekende liederen. Precies te acht uren nam de zangdienst een aanvang met psalmgezang en gebed. Ondertusschen traden de zangers op, bege leid door den leeraar Smitt, den welbeken den Bromet en nog een heer, evenals de anderen, zwaar gebaard. Zoowel de keuze der liederen als het geringschatten van verschillende kleinighe den gaf mij de overtuiging, dat hier het streven aanwezig was van wat, naar het inzien der vrienden, 't hoogste is. Een predikstoel is niet aanwezig. De spre kers en zangers staan op eene verhooging, door een laag koperen hekje omringd. Ove rigens maar laat ik geregeld voortgaan. Na een tweede gebed, uitgesproken door een lid der gemeente, daartoe door den heer Smitt aangewezen, plaatste Phillips Jr. zich voor het orgel om zijn vader te be geleiden. Ongetwijfeld weet ge wat mooi zingen is en wat men verstaat onder een krachtige stem. Die termen echter zijn te flauw om daarmee den zang van mr. Phillips te ka- rakteriseeren. Deze zanger heeft nog iets anders dan een krachtige, hij heeft een metalen stem, waardoor de eenvoudigste melodiën een ver- bazenden indruk maken. Zijn volle, glas heldere toonen klinken door het kerkgebouw als orgelklank, zijn fluisteren als 't suizen van den wind. Zijn schoon geluid pakt u in, 't zij hij zingt, 't zij hij spreekt, want dat doet hij van tijd tot tijd ook, als 't ware om u op zijn lied voor te bereiden en zijn korte opmerkingen gevolgd door een over- schoon lied acht ik veel beter geschikt tot het maken van proselieten dan wat de spre kende voorgangers daar tusschen meenden te moeten inbrengen. Ja, 't is een schoone gave, de gave van 'tlied aan de heeren Ph.y maar vooral aan den reeds grijzenden vader geschonken. Ze zullen 't waarschijnlijk nimmer onder de oogen krijgen, maar ik breng ze toch op deze plaats mijn nederige hulde. Al sympa thiseer ik niet in alles met deze zangers,ik heb oprechten eerbied voor hun streven. Hun leven, hun groote gaven wijden ze aan de verbreiding van wat naar hun opvatting het ware beginsel van den godsdienst is. Deze mannen, die een schitterende loopbaan zich konden openen, indien ze gesteld waren op de toejuichingen der wereld, ze trachten er niet naar en arbeiden in kleinen kring aan de stichting van 't volk. Voor zulk streven neem ik eerbiedig den hoed af en breng hun de tolken mijner bewondering. 't Is een schoone gave, de gave van 't lied. Hoor, Mr. Phillips kondigt, een zijner liede ren aan. Ge hebt voor enkele dubbeltjes u zijn zangen aangeschaft, zoekt het genoemde op en, daar ge eenige kennis van muziek schrift hebt, kunt ge niet nalaten te wenschen dat hij maar een ander mocht gekozen heb ben, want dat dit nu toch al te eenvoudig is. Doch wacht maar! Phillips weet met zijn schoone stem het zeer eenvoudige en zelfs eentonige te bezielenhij houdt zich niet strikt aan de geschreven melodie, maar ver oorlooft zich enkele wijzigingen, die steeds verbeteringen zijn en wanneer de laatste toon wegsterft, stemt ge me volmondig toe dat in dat eenvoudige lied meer zit dan ge wel vermoedt Juist zoo, en al wat er meer in zit brengt Phillips er aan. Zijn metaalrijke stem en niet het minst zijn keurige voor dracht en fiere persoonlijkheid maken het tot een psalm die ieders hart treffen moet, onverschillig tot welk kerkgenootschap hij behoort, of welke richting hij aankleeft. Eon buitengewoon verschijnsel werd dezer dagen tusschen liivoti en Turin waargeuoinon. Daar zag men ul. een zwerm bontgekleurde vlinders vliegen, zoo talrijk als nog nooit werd aanschouwd. Zjj waren op do wijze der trekvogels gerangschikt: eorst een voorhoede, dan het gros van het vlinder- leger en daarna de achterhoede, terwijl aan beide zijden enkele éclaireurs vlogen. Natuurlijk gaven de bewoners van de streok allerlei verkla ringen aan het ongewone schouwspel. Kabelvaag, een visschersdorp op Ostvaagen, een der Lofoddeneilanden, is in den nacht van 15 op 16 dezer zoo goed als geheel afgebrand. Het tele graafkantoor, 46 woon- en 6 pakhuizen moeten vernield zijn. Er zijn slechts 10 huizen gespaard gebleven, zoodat 300 a 400 meuschen in magazij nen en dergelijke geboawen verblijf houden. Drie jaar geleden werd Kabelvaag door een dergel ijken brand geteisterd en zoowel de daarna nieuwge bouwde huizen als de meeste oude zijn nu een prooi der vlammen geworden. Van den inboedel is slechts weinig gered kunnen worden. Nabij Hiitteldorf is eone brug ingezakt, liggende over de beek van Halter, en wel op het oogenblik toen een groot gezelschap werklieden, met hunne vrouwen en kinderen, te zamen ongeveer 3000 personen, van eeu pleiziertocht terugkwamen. 58 hunner zijn in de beek gestort en hebben ernstige wonden beko men. Er is echter niemand gedood. Te Berlijn heeft de vrouw van een geruïneerd koopman in wanhoop hare beide kinderen, oud 10 en 3 jaren, THEODOR STORM. 3) De. waard, die onder de bedrijven zijne met krijt op de tafel geschreven afrekening met den kramer nog eens nagecijferd had, boog zich nu wat voorover en zeide,. terwijl zijn stem tot een vertrouwelijk ge lluister daalde, ofschoon zij slechts met hun drieën in het vertrek warenWeet ge nog dat er, jaren ge leden, in de kranten zooveel te doen is geweest over een groote samenzwering van dë studenten, toen zij alle Koningen om hals hebben willen brengen? Nu, daar moet'bij aan meêgedaan hebben De kramer liet een zacht, langgerekt gefluit hooren. »Nu is het er uit, inspecteursprak hij »ik weet wel dat ge er niet van hooren wilt, maar de jonkers halen, als zij jong zijn, wel meer zulke grappen uit; uw jonker Wolff immers is destijds óók bij den Wart- burgsdans betrokken geweest De oude man gaf er geen antwoord opmaar de waard wist nog veel meer te vertellen, alsof zijn slimme eksters hem van alle kanten het nieuws waren komen aanbrengen. Hier uit den omtrek moest de vreem deling geboortig wezenmaar ginds, bij de Pruisen, had men hem jaren lang in een donker kerkerhol ge vangen gehouden; het zonlicht des daags, en de ster ren des nachts, had hij er nooit mogen aanschouwen; de walmende vlam van een traanlampjc was het eenige licht dat men hem had willen gevenen zoo had hij, zonder iets van de buitenwereld te hooren, zonder te weten of het avond of morgen was, dag in dag uit daar gezeten en een menigte dikke boeken doorge studeerd. «Maar, Casper-ïoom,# zei de kramer, terwijl hij den waard zijn geopende snuifdoos voorhield, ge zijt toch niet weer in het een of andere grensproces betrokken »Ik? Hoe bedoelt ge dat, Pfeffers?# Nu, ik dacht zoo, ge waart weer eens in de stad bij advocaat Winkel, den actenschrijver geweest, bij wien men voor geld en goede woorden de leugens bij mudden vol kan krijgen.# Casper-oom nam het aangeboden snuifje. »Ja, ja, Pfeffers,# zeide hij, terloops even door het venster ziende, «dat komt er van, ais ze een mensch niet in vrede laten leven! Hoor eens wat een spectakel die arme eksters daar buiten maken «Dat moogt ge wel zeggen, Casper-oom. Maar hoe liep het nu verder af met onzen meester botanicus?# «Met hem? Nu, ge kunt het gelooven of niet! Op een mooien dag is hij plotseling, weer bij hem thuis uit de lucht komen vallenmaar het is voor hem toch nog altijd te vroeg geweest; 'want als hij met zijne blinde oogen over de straat strompelt, wordt hij overreden door een wagentje, dat juist lustig over het plaveisel snort.# «Dat verwcnschte jachten!# riep de kramer. «Ja, ja, Pfeffers; daar weet gij niet van meë te praten, gij zijt een oude vrijer; maar het heerschap en de fijne dame, die er in zaten, konden niet tus schen de ooren van het paard door zienzij hadden te veel aan hun eigen oogen te bekijken.# «En heeft hij zich toen erg bezeerd, de arme man «Neen Pfeffers, neen, dat niet! Maar het is zijn eigen vrouw geweest, de dame, die met den baron in het wagentje zat. De kramer liet weer zijn langgerekt gefluit hooren. «Dat 's een rare geschiedenis! Dus was hij al ge trouwd, toen de Pruisen hem in de doos stopten Nu, die vrouw zal hij -wel niet hier meebrengen «Dat is wel niet të denken,# meende Casper-oom «want hij heeft zich nog een stevig proces moeten getroosten om met goed fatsoen uit het huwelijks bootje te komen. «En de baron, wat is daarvan geworden?# «De baron, Pfeffers? Dien heeft hij doodgeschoten en toen is hij de wijde wereld in gegaan, om al het verdriet dat in zijn hoofd en zijn hart zat er met zijn voeten weer uit te loopen. Neen maat, die fijne dame zal hij wel niet mede naar hier brengen, maar wel de oude doove weeuw Levverenz bij u uit de stad en dat is ook een goede vrouw. Zij heeft haar postje van moeder in 't weeshuis er aan gegeven en komt nu nog op haar ouden dag in het «Gekkenhuisje.# De inspecteur was onder het praten opgestaan. «Loop rondom met al dat gezeur!# zei hij, met een ongeloovig lachje naar de beide anderen ziendedaarna dronk hij zijn glas leeg en stapte met den zwaren sleutel in de hand de deur uit. Onder den eikenboom door, waaruit de valk van het inmiddels veroverde nest op hem neerzag, ging hij uit het gehucht het pad op, dat hier, van het noordeinde des dorps, tusschen dicht met hazelnoot- boschjes begroeide wallen op den. grooten straatweg uitliep. Doch zoodra hij daarvan de grootste helft achter zich had, sloeg hij door een opening in den wal linksaf een voetpad in, dat zich door kleine boschjes slingerde. De oude man wischte met zijn zakdoek het zweet van zijn voorhoofd, toen hij eindelijk hier wat schaduw en bescherming tegen de gloeiende zonne stralen vondhoog boven hem, in de kruin van een hollen boom, liet een lijster uit volle borst den om trek van zijn helder gezang weergalmen. Een kwartiertje ongeveer kon hij zoo voortgegaan zijn en zijn weg 'liep nu door een'woud van kloeke dennen, toen er iiit een zijlaan twee andere wande laars verschenen en bij hem kwamen loopen. «Is dit de naaste weg naar het «Gekkenhuisje?# «De vraag kwam van een boerenjongen, die een eenvoudig, maar op steedschc wijs gekleed meisje haar koffer nadroeg. De oude man knikte. «Dan moet ge maar met mij méégaan. «Maar ik moet op «Boschhock# wezen,# zei het meisje. «Dat zal wel op hetzelfde neerkomen. Als ge het een of ander op «Boschhoek« moet bezorgen, dan zal ik u wel terecht helpen.# «Ik hoor er thuis,# hernam zij. De oude man die tot nog toe rustig zijn weg voortgezet had, keerde zich om naar haren kant en zijn blik werd allengs vriendelijker/terwijl hij het jonge meisje aanzag. «Nu,zeide hij, «die vrouw Lewerenz had ik mij, om zoo te zeggen, toch een paar jaartjes ouder voorgesteld.# Maar het meisje scheen met zulke aardigheden niet bijzonder gediend. Zij staarde hem met haar grijze oogen aan en zerde: «Ik heet Franciska Tedders. Vrouw Lewerenz zal er met mijnheer wel al we zen.# «Dat hebt ge dan toch mis, juffertje,# merkte de oude aan, terwijl hij met de eene hand zijn hoed v«or haar afnain en met de andere haar den grooten sleu tel liet zien; «de heerschap komt er van avond eerst maar ik zal er u daarom toch wel in laten.# Zij schriktemaar ook niet langer dan één secon-L van DE en Allena, LERWAARD NOVELLE VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1