No. 196.Woensdag 15 Augustus. 1883.
Uit den ouden tijd.
FEUILLETON.
OP „BOSCHHOEK."
Uitgever: L. J. VEERMAN Heiisden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. /S^garA Ad verten tiën 16 regels 60 ct. Eikeregel meer 10 ct. Groote letteBs naar plaatsruimte.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs- Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
verhooging. stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Eenigen tijd geleden gaven wij enkele
staaltjes van zonderlinge vonnissen, die vroe
ger wel eens geslagen werden tegen dieren
en gaven tevens te kennen, dat wij die
staaltjes hoopten te vermeerderen met von
nissen tegen menschen. Zonderling waren
die vonnissen dikwijls, in de meeste gevallen
ook wreed. Ja, de rechter die veroordeelde,
was oudtijds wreed, gruwelijk wreedtot
voor betrekkelijk nog maar weinig jaren
grondde zich zijne rechtspraak op eene straf
wetgeving, waarvan de leidende gedachte
niets anders was dan het afschuwelijke
recht van wedervergelding, oog om oog,
tand om tand. Er werd geen recht, gedaan,
het was wraak die werd genomen, te bar-
baarscher naarmate de wetgeving zelf onvol
doende was en voor een groot deel de be
paling der straf overliet aan de willekeur
van een man, die niet zelden wreed van
aard was, of, zijne roeping verzakende, de
onschuld verdrukte en de misdaad, al of
niet door de wet zelve goedgekeurd, ver
schoonde.
De Romeinsche wet was zonder genade
voor den insolventen schuldenaar; zij leverde
hem over aan de willekeur van zijne schuld-
eischers, die het recht hadden hem in de
boeien te sluiten, zich door hem als slaaf
te doen bedienen en zelfs zijn lichaam in
stukken te rijten en onder elkander te ver-
deelen. Hij moest betalen met zijn beurs
of met zijn vel. Naderhand kwam de ge
woonte in zwang, dat met afstand te doen
van alles wat hij bezat, hij zich van zijne
schuld kon vrijmaken. Maar zijn bank werd
gebroken op de plaats waarop kooplieden
bij elkander kwamen, wij zouden zeggen op
de markt, van daar bankroet, banco rotto
gebroken bank. In sommige plaatsen, want
allen hadden hare afzonderlijke strafbepalin
gen, moesten zij een schandteeken dragen,
een gele muts, een ijzeren halsband, enz.
Kron, in zijne «/Zeden en gewoonten der
Duitschers en hunne naburen", zegt, dat
te Amsterdam en in andere handelssteden
oudtijds de insolvente schuldenaar schuld-
vrij werd, wanneer hij in het openbaar met
zijn bloote achterste op een steen ging
zitten.
Met misdadigers verwant te zijn werd op
verschillende plaatsen ook gestraft. De bloed
verwanten van een misdadiger werden door
gaans veroordeeld de strafoefening bij te
wonen. De ouders van Ravaillac (de man
die Hendrik IV in 1610 vermoordde) wer
den veroordeeld binnen veertien dagen
het koninkrijk te verlaten en daarin niet
terug te keeren op straffe te worden opge
hangen en gewurgd in geval van overtreding
van het gebod.
De Koning van Frankrijk, Frans I, deed
in 1534 afkondigen, dat op straffe van met
de koorde gewurgd te worden, niemand
zich mocht vermeten binnen het rijk eenig
boek te drukken of te doen drukken.
Op het schenden van boomen stond vroe
ger zware straf. In Frankrijk werd deze daad
gestraft met tepronkstelling, geklonken
met een ijzeren halsband aan een paal.
Boomen omhakken die tot eene laan be
hoorden, werd met de galeien gestraft.
Werden in Londen kleinhandelaren betrapt
op het gebruik maken van valsche gewichten
of maten, of het bezigen van andere mid
delen om klanten te bedriegen, dan werden
zij in den mestkar van het kerspel geplaatst
en aldus door de straten rondgevoerd. Een
der schepenen van Douay, graanhandelaar
van beroep, werd aldaar in 1365 opgehan
gen, omdat hij //met eene groote maat kocht
en met eene kleine maat verkocht." In het
jaar 1400 werd een Duitsch graanhan
delaar de voeten afgesneden, omdat hij val
sche maten had gebruikt. Eene vrouw, die
haar man geslagen had, moest vroeger in
de streken langs den Rijn, achterwaarts op
een ezel gezeten, met den staart van het
beest in haar hand, door den gedweeën
echtgenoot langs de straten der stad worden
rondgevoerd. Kijfachtigheid van vrouwen
werd in vroegere tijden vrij algemeen be
straft met indompeling in het water. In de
Engelsche provinciesteden gebruikte men
daartoe een werktuig, dat bestond uit eene
soort van stoel of zetel, die vastgemaakt
was aan een langen paal of balk. Deze
balk rustte in het midden op een paal
in het water, waaraan hij bevestigd was
door een spil, die in twee oogen lag, tegen
den top van den paal was vastgespijkerd,
waardoor aan den stoel eene op en neer
gaande beweging kon worden medegedeeld.
In 1776 werd de duikstoel nog in Liverpool
gebruikt. In sommige streken van Duitsch-
land en ook in ons land werden lasterton
gen door de straten der stad rondgeleid
met een steen aan den hals. Wanneer het
misdrijf zeer groot was, werden zij vooraf
gegaan door een hoorn- of trompetblazer en
moesten zij driemaal om het stadhuis wan
delen op marktdagen. In Noord-Amerika
was de indompeling op de duikstoel nog in
zwang, toen zij in Europa reeds lang was
afgeschaft. In 1818 onder anderen, lezen
wij nog van de indompeling van zekeren
Mary Davis, die wegens kijfachtigheid aan
geklaagd, door de Jury schuldig werd be
vonden. Een lasteraar werd in sommige
staten, Polen en Frankrijk, veroordeeld ge
durende een kwartieruur op handen en voeten
te loopen en te blaffen als een hond.
In 1656 werd door Olivier Cromwell een
gebod uitgevaardigd aan alle personen, vi
oolspelers of meistreelen genaamd, te spelen
of muziek te maken in herbergen, bierhuizen
of kroegen. Wanneer zij zich daar vertoonden
of voorstelden muziek te maken, moesten
zij geacht worden te zijn schurken en on
verbeterlijke vagebonden en moest met hen
gehandeld worden, als bij de wet bepaald was.
Aan slecht befaamde lieden huizen te ver
huren, was verboden bij de wet. Het des
betreffende artikel luidde //Het is verboden
aan alle eigenaren hunne huizen te verhuren
aan menschen, die niet te goeder naam en
faam bekend staan, of te dulden dat daarin
een slecht bedrijf wordt uitgeoefend, hetzij
in het geheim, hetzij in het openbaar, op
boete van zestig Parijsche livres voor de eerste
maal, honderd-en-twintig voor de tweede maal
en verbeurd-verklaring van de huizen voor
de derde maal.
Volgens een ordonnantie van 4 Mei 1723,
werd hij, die op de kerkhoven te Arnhem
//onhoffelijkheid" pleegde, of vuiligheid smeet,
op de plaats aan een halsband aan een paal
vastgesloten. Wandelen onder kerktijd werd,
volgens eene verordening van 1550 te Delft
bestraft met drie stuivers boete, terwijl de
schuldigen ook nog op andere wijzen konden
worden gestraft, wanneer de schepenen zulks
goed vonden. In dezelfde stad werd het praten
in de kerk bestraft met eene boete van
drie stuivers, ten voordeele van den dood
graver of den hondeslager, die de bekeuring
deed.
Op bladz. 149, Deel I van den Ouden
Tijd lezen wij, dat //Mijne Heere van den.
Gerechte der stad Amsterdam" bij het heer-
schen van de veeziekte in 1713, den invoer
van ziek vleesch bestraften met tentoonstel
ling op een schavot, waarbij het ondeugende
vleesch om den hals van den overtreder
moest worden gebonden."
Ten tijde van Cromwell werden op ver
scheidene plaatsen in Engeland de dronkaards
gestraft met het dronkenmam hemd, dat wil
Zou het gelaat van dien eerzamen oude, als het
zich plotseling tot hein keerde, de trekken van den
stichter zijner woning vertoonen, of was deze gedaante
de ouderdom zelf en zou zij slechts een vermetel
woord was er misschien toe noodig zijn eigen aan
gezicht hem toedraaien9 Woei hem niet reeds een
spookachtige koude adem van de schilderij toe?
Onwillekeurig streek hij met zijn hand door baard en
haren en richtte hij zich haastig in zijn vólle lengte
op. Neen, neen; het was nog niet over hem ge
komen, maar, hoe lang dan ook nog, het moest toch
eenmaal komen, en dan?
Hij keerde zich langzaam om en ging naar zijn
schrijftafel. De papieren, die daar nog uitgespreid la
gen, sloot hij weer in de lade, waar hij ze vroeger
uit genomen had. Buiten viel de regen nog voort
durend bij stroomen neêr.
De volgende dagen scheen de zon weêr; doch het
bosch was nog niet te beloopen. Maar over de heide
hadden Richard en Franciska 's namiddags een uitge
strekt uitstapje gemaakt; op den reuzenheuvel, waarin
meester Heintje woonde, hadden zij het meegenomen
avondbrood gegeten, terwijl Leo, dien rnen ditmaal
niet opgesloten had, aan den ingang van het geheim
zinnige hol zijn vergeefsche nasporingen voortgezet had.
Met de schemering waren zij huiswaarts gekeerd.
Tóen Fransje de huiskamer binnenkwam, liep zij
reeds weder op de kleine laarsjes, die zij altijd ge
woon was in huis te dragen.
Gij ziet bleek,zeide Richard; «het is wat te ver
voor u geweest.#
»0, niets te ver.#
Maar gij zijt vermoeid; kom hier!# En hij plaatste
haar in den grooten fauteuil, die dicht bij het raam stond.
Zij liet zich dit welgevallen en legde haar hoofd te
THEODOR STORM.
9)
ZoO vlood de tijd daarheen. Maar op zekeren
voormiddag toen uit de vensters der woonkamer ge
zien, door den neerplassenden regen het dennenbosch
slechts een grauwen nevelmuur scheen te wezen en
de drakenkoppen aan de goten onophoudelijk hun water-
- stroomen uitgolfden, stond Richard peinzend en alleen
;aan zijn schrijftafel, slechts nu en dan als onbewust
uiaar het ongunstige weder uitziende.
Fransje trad binnenhij had haar heden nog niet
gezien, aan de onbijttafel had hij vergeefs op haar
gewachL Thans ging ze zwijgend naar hem toe, drukte
hare oogeïi tegen zijn borst en hing aan zijn hals,
alsof zij slechts een deel was van hem. Hij sloeg zijn
arm om haar heen, maar hij.kuste haar niet; zijne
gedachten waren met iets anders bezig. Hij bemerkte
ihet nauwelijks, toen zij plotseling weder uit zijn arm
ien uit de kamer was weggeslopen.
Toén kort daarna wegens eene huishoudelijke bood
schap de oude vrouw in de kamer kwam, vond zij
ttiaren meester voor eene opengeschoven lade staan,
waaruit hij allerlei papieren op de tafel had te voor
schijn gehaald. Het waren meerendeels officiëele be
scheiden, zooals de burgerlijke maatschappij bij ge
wichtige voorvallen en omstandigheden in 't menschelijk
leven wil overgelegd hebben.
Zeg eens, moedertje,riep hij de binnentredende
toe, »in welke kerk ben ik 'toch gedoopt? Gij zijt
daar indertijd toch bij geweest?#
Wat?# vroeg de oude en hield hem haar hoorn
toe. »In welke kerk?#
»Nu ja; ik mis mijn doopceel; men moet zijn pa
pieren toch in orde hebben:
Nadat hij nog eens in den hoorn geroepen had,
noemde zij hem de kerk.
Maar hij hoorde haar bijna al niet meer.
Neen, neen!# sprak hij zacht, maar op beslisten
toon voor zich heen, terwijl hij als afwijzend zijne
hand uitstrekte. »Wie heeft er iets meè te maken?
Er behoeft mij niemand om lastig te vallen
Toen hij zich omkeerde, stond zijne oude huishoud
ster nog in de kamer; het patroon van het tapijt, dat
zij met opmerkzaamheid beschouwde, scheen haar vast
gehouden te hebben. Hij vroeg haar: »\Vat ziet ge
toch aan die verbleekte bloemen, oude?#
De vrouw knikte. Die zitten daar ook niet van
gisteren,# hernam zij. Mijnheer de inspecteur, toen
hij laatst voor de brandstof hier was, heeft het mij
verteld. Vergeten en vergeten worden, mijnheer Ri
chard! Wie lang leeft, moet beiden leeren en leeren
verdragen. De oude heer van het slot daar ginds
de grootvader namelijk van den tegenwoordigen
heelt slechts één zoon gehad, maar dien heeft hij bijna
tot in het onzinnige bemind en hem nooit, ook toen
hij reeds op rijperen leeftijd gekomen was, uit zijne
nabijheid willen laten gaan; de jongeheer was daardoor
bijna een oude vrijer geworden. Eindelijk kwam er
dan toch nog een bruiloft, en zoo verzot als zijn -ader
op hem, zoo is de zoon ten opzichte van zijn jonge
vrouw geweest. De oude heer echter heeft het niet
kunnen verkroppen dat de oogen van zijn kind voort
aan nooit anders dan een vreemde zouden aanhangen
hij heeft beiden het kasteel gelaten en voor zich zeiven
een verblijf in de eenzaamheid gebouwd. De tapijten
hier in deze kamer, waar hij nog jaren lang geleefd
heeft, zijn indertijd door hem zelf uitgekozenhet
waren de bloemen van den slaap en de vergetelheid,
moet hij meer dan eens gezegd hebben. Hebt u
nog iets te belasten, mijnheer Richard?#
Hij had niets.
Toen dé oude heengegaan was, staarde ook hij nog
een poos op de roode en paarsche maanbloemen
daarna vielen zijne oogen op een schilderij aan den
wand, die boven de in den gang uitkomende deur de
tapijtbekleeding der kamer onderbrak.
Het was een uitgestrekt heidelandschap, misschien
wel hetzelfde dat bij «Boschhoek# lag, waarachter
juist de eerste roode zomerdauw opsteegin de verte
zag men, als schaduwbeelden, twee jeugdige gestalten,
eene vrouwelijke en een mannelijke, die als zwevend
het morgenlicht tegemoet gingenhen naoogende, op
een staf geleund, stond op den voorgrond de gebogen
gestalte van een oud man.
Toen Richard nu van de schilderij het oog wendde
naar de omlijsting, ontdekte hij daar, half verscholen
tusschen allerlei arabesken, een inscriptie, die, van
naderbij bezien, in fantastische letters om de geheele
schilderij heenliep.
Richard bleef een geruimen tijd staan voor deze
schilderij, waarop hij vroeger nauwelijks acht gege
ven had.
N lEUflSBUD
Hel Land vin Huisden tn Allena,
DE LAN6STRMT EN BE EOMMELERVAAHD.
NOVELLE VAN
Uw jong gezel zijn plichten
Naar u den tred deên richten;
Daar kwam een andere jonge tred,
Daar ging uw jong gezel toen met
Nu gaan zij zich verblijden,
Vergetem vroeger tijden!