Zaterdag 22 September Een arme rijke. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEEEMAN JFTeusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken W OENSDAG en Z A T E R D A G. Abonn ementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post verhooging. zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letteas naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. HP— Nog kort geleden behelsden de nieuws papieren het bericht, dat de Koning van Rumenië het voornemen had zich van zijne gemalin te ontdoen, dewijl ze tot heden toe in gebreke gebleven was hein een troon opvolger te schenken. Later is dat bericht onwaar genoemd, onwaar n.l. in zoover daarin van 's Konings ontevredenheid sprake is, want 't gemis van een zoon is niet tegen te spreken. Nu is er ver van Rumenië een spreekwoord in zwang, dat volgens Gorter reeds ontzettend veel ongeluk teweeggebracht heeft, doch 't welk ons in gedachten kwam bij 't lezen van bovenstaand bericht. //Men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan", dachten we en niet geheel zonder reden, gelijk we straks zien zullen. 't Zou bovendien niet de eerste maal zijn, dat een vorst zijne gemalin verstiet om bovengenoemde reden. Napoleon Bonaparte, die met recht en wet speelde als een kat met de muis, heeft zich om die reden doen scheiden van de bij de Franschen zoo be minde Josephine, ofschoon die reden niet genoemd werd en alleen een kleine fout in de huwelijksvoltrekking als motief voor de scheiding werd aangevoerd. Men behoeft niet te vragen hoe diep Frankrijk eronder zat, toen zijn beheerscher onder dergelijk laf gebeuzel een vorstin in 't land haalde uit 't gehate Oostenrijk 1 Nu is 't voor een nieuwbakken koning zeker' een hard gelag, de jaren te zien henen snellen, zonder dat ze zijn huisgezin ook mattr met één prinsje vermeerderen; men kan dat zoo begrijpen, als wë om ons in heel wat lager sferen dan een koninklijk hof, een burgerman zien tobben over 't gemis van een zoon, een stamhouder, in wien hij eenmaal zijn naam groot hoopt te zien wor geslacht hangt wel grond den koning van Rumenië omgekeerd zou deze den. De roem van een voor een deel af van de kwaliteit der per sonen, daaruit voortgesproten, maar misschien nog meer van de kwantiteit der vertegen woordigers. In elk geval, wanneer de Koning van Rumenië geen mannelijk oir geschonken wordt, dan houdt alle redenee ring op en zijn koninkrijk komt aan een nieuw geslacht. Wanneer hij nu maar zorgt zijn staat in behoorlijke orde achter te laten, dan zal desniettemin zij/i naam vereeuwigd zijn en men zal hem het niet-hebben van een opvolger tot geen schande aanrekenen. Wat loopt 't toch raar in de wereldwij schrijven dit causerietje in de buurt van een stadswijk, waar ge na vieren letterlijk gevaar loopt de kinderen dood te trappen; de vaders van dat krioelende goedje zullen uit 's harten een dwaas noemen en in staat zijn heusche tranen te storten bij 't gezicht van zoo'h overdaad van klein goed, dat wriemelt in de huizen en tusschen en over de straatkeien Toch is dat koninklijk huis van Rumenië een groot geluk beschoren Toegegeven dat 't voor een koningin onverantwoordelijk is, niet te kunnen zorgen voor den langen duur van het huis haars gemaals, de koningin van Rumenië heeft haar echtgenoot, haar land en de gansche beschaafde wereld een vergoeding geschonken, die wel niet te ver gelijken is met een zeker klein of groot getal nakomelingen, doch die meer dan deze ooit doen kunnen, den lof van haar naam verbreiden. Elizabeth van Rumenië is een dochter uit het Duitsche geslacht Von Wied en ze staat hoe na weten we echter niet in familiebetrekking met den aan ons vor stengeslacht verbonden Prins Von Wied. Ze is een flinke vrouw, van een statig voor komen. Hoewel ze niet schoon is, maakt Toen we den poel uitkwamen, dien wij werkelijk doortrokken, zonder dat de kaaimannen 't ons lastig maakten, beklouterden we een wal, van een natuur lijk ravellijn gevormd uit zandlagen, en wij bevonden ons van aangezicht tot aangezicht in het onmetelijke wa tervlak der groote Stille Zuidzee. Ik slaakte een kreet van vreugde. Zijn we nog heel ver van Ma2atlan?« vroeg ik aan mijn Indiaan. Daar heeft u 't, Senor,zei hij tot antwoord, terwijl hij met den vinger eenige ellendige verspreide hutten aanwees, dié op kleine eilanden geleken, middt n in uitgestrekte plassen water, door den regen gevormd. Droevige ontroering! Was- dat dan werkelijk dat vermaarde Mazatlan, zoo rijk en zoo geprezen, die liere mededingster en die gelukkige overwinnaresse van de haven van Sint-Blasius »0h!. 't is een pracht van een stad!* zei mij de lidiaan, die naar alle gedachten mijn onthutst voor komen voor bewondering aanzag, «en als men dan be denkt, dat op de plaats, die zij thans inneemt, nog maar een jaar geleden slechts drie hutjes van blade ren stonden* Kent gij den Senor Don Eduardo' King?* vroeg ik plotseling aan den Indiaan. «O, wel zeker. Senor, die woont tien minuten hier van daan, in twee huizen die boven op elkaar staan. Ze noemen hier bij ons zijn woning het paleis.* Welnu, breng mij daar dan eens heen.« Ik nam daarop afscheid van mijn reisgezel en volgde den Indiaan, zelf gevolgd door Tabaco, geleider van twee muilezels, die hem weer volgden. Vlak vooraan in de eeiste en eenige straat, die wij vonden, want deze straat maakt op zichzelve alleen reeds nagenoeg het gansche Mazatlan uit, rees op een heuvel het versterkt kasteel omhoog. De Indiaan wees 't mij niet een blik van bewondering, liet was een zeer slecht gebouwde hut, van ééne verdieping, maar daarentegen wapperde er een geweldig groete vlag boven op met de Mexicaansehe kleuren. Voor de deur be vonden zich twee kleine stukken kanon uit den tijd van Keizer Karei V. Wat aangaat de straat, die wij doortrokken, die was eveneens aan weerskanten door eene rij hutten uit Rise x) opgetrokken en gedekt met palmbladen. De inwoners, door 't gedruisch van den tred onzer paarden uitgelokt, kwamen naar buiten op den drem pel hunner hutten om ons te zien voorbij trekken; de aankomst van vreemdelingen te Mazatlan stond bijna, op dien tijd, met een merkwaardige gebeurtenis gelijk. Toen wij aan 't einde van de straat waren gekomen, die op de zee uitliep, vonden wij een talrijke groep van Lepcros 2) verzameld, rondom een man, wiens gelaat en kleederen dropen van bloed. »Oho!« zei mijn Indiaan, terwijl hij 't oog sloeg op de geweldige snede,* die door 't gelaat van den haar verschijning toch een liefelijken indruk op de bezoekers van 't Runaeensche hof. Ze is wetenschappelijk zeer ontwikkeld, spreekt zoowel de meest verbreide nieuwe als de oude talen, doch heeft bij al die ge leerdheid het echt vrouwelijke in haar wezen behouden. Ze kent de wereld, waarin zever- keert, door en door, schittert daarin met ko ninklijke waardigheid, doch heeft een open oog voor veel, wat daarin minder goed en edel is. In 't kort, koningin Elizabeth is een vrouw vol geest en de omstandigheid dat het toe val haar op een troon geplaatst heeft, is voor haar geen beletsel spranken van dien geest ook naar buiten uit te zenden. Ze schrijft//Men kent aan ieder sterfe lijk wezen het recht toe, zich met de tong of de pen te verdedigen. Slechts van de koningen alleen verlangt men, dat ze als 't goddelijk wezen zich ongestraft zullen laten beschimpen," Iets dergelijks moet ze ook gedacht hebben bij 't in de wereld zenden harer geestige opmerkingen. De pers is maar zelden lastig gevallen door vorste lijke personages toch mag men aannemen dat. enkelen hunner daarin een waardige plaats zouden bekleed hebben, indien zo geen vorsten of vorstinnen geweest waren. Elizabeth heeft bij al hare geleerdheid of misschien juist door deze, genoeg nederig heid behouden om zich niet te hoog te achten, haar inderdaad schoone gedachten in ruimer kring bekend te maken. Haar geesteskind is in Parijs uitgegeven in de Fransche taal en bevat gedachten over allerlei levenstoestanden. Wij willen er enkele overnemen. Over //de vrouw" schrijft zij//do vrouw moet haren man liefde toedragen, moet met smart kinderen baren, hare huishouding regelen en hare kinderen opvoeden ze moet bovendien hupsch, elegant en bevallig zijnen ge noemt haar nog //de zwakke vrouw" Bij de wilden is de vrouw een werkdier, bij de Turken een voorwerp van luxe bij d m Europeaan beiden te ge lijk. Wanneer de vrouw haar hart weg schenkt, waant zij een wereld geschonken te hebben de man echter meent een stuk speelgoed te krijgen. De vrouw uit de groote wereld blijft maar zelden de vrouw harer gade. Een vrouw wordt ge- steenigd wanneer zij zich vermeet te doen wat een man van eer straffeloos ondernemen durft. Een onverstandige vrouw is zij, die door andere vrouwen niet begrepen wordt. Een ongelukkige vrouw is als eene bloem in den tocht: zij blijft lang knop en wanneer zij eindelijk om te bloeien hare bladeren opent, verwelkt zij. De man vernietigt met het brutaalste geweld de vrouw, langzaam knagend als een muis of moordzuchtig omarmend als een slang. De deugd der vrouw moet dikwijls zeer groot zijn, daar ze niet zelden de ondeugden des mans moet bedekken." Hier volgen nog enkele over andere on derwerpen. z/Voor den man is een ongelukkige liefde een voorwendsel tot uitspanningen zonder liefde. Er is maar één geluk, de plicht. Honderd bonte en welriekende bladeren ma ken een roos uit, alzoo maken eerst honderd reine genoegens het geluk uit. Is dat niet het geluk, als men geneigd is het goede te doen? Het ongeluk kan fier maken, het lijden alleen deemoedig. - Men is meestal de martelaar zijner eigene feilen. Een dier, 't welk lijdt, zoekt de eenzaapi- heid op alleen de mensch prijkt met zijn lijden. Men kan nimmer des levens zat wordenmen wordt slechts zich zelvën moede. De deugd schijnt u slechts zoo lang onbeminnelijk, als ze voor u vlucht; houdt haar vast en ze lacht u toe. Slechte gewone bouworde der gcrin- 1) Gedroogde klei, ge re huizen in Mexico. 2) De Lepcro is de Mexicaansehe lazzaronc, onge veer te vergelijken met die lui, die aan de Kalkmarkt slenteren onder voorwendsel van op een sjouwtje te loopen en tegen hoog loon inderdaad handen uit de mouw steken. gewonden man liep, Senor Ramirez heeft zich van daag boos gemaakt. «Van welken Ramirez spreekt gij?* vroeg ik hem. «Van denzelfden, die dezen man gekwetst hoeft, uwe edelheid «Maar hoe kunt ge weten wie deze niaiifliceft ge wond, daar 't meer dan een kwartier geleden is, sinds ik u ontmoet heb, terwijl gij van een uitstap kwaamt of van de reis, en gij mij sedert dien tijd niet hebt verlaten »De Senor Ramirez heeft een manier van snijden die hem particulier distingeert, Senor, en men heeft niet noodig hem aan 't werk te zien, om zijn arbeid te herkennen. Hij is bijzonder gesteld, wanneer hij ten minste niet doodelijk gebeten is op iemand, op deze snede door 't gezicht, die hij zelf met den naam van »su firma*., zijne handteekening, bestempelt.* Wie is dan toch die bloeddorstige en woeste Ramirez »Wat? heeft mijnheer nog nooit van Ramirez hoe ren spreken?* riep de Indiaan met verbazing uit. «Alles in aanmerking genomen, kent gij hem misschien slechts onder zijn bijnaam van Buen-Muchaco (goede jongen). Net evenmin.* Dat is al heel bijzonder. Hij is toch wel bekend in de geheele streek. Maar als u hem van woestheid en bloeddorst beschuldigt, dan heeft uwe edelheid ongelijk. Ramirez is wat handjegauw, dat is waar, maar kwaad is hij waarachtig niet. De Indiaan was onder het praten door stevig aap blijven stappen, en nadat hij, aan 't einde van de straat, links omgeslagen was, had hij stil gehouden op een soort van vierkant plein. Hier is nu 't paleis van den Senor Don Eduardo King, sprak hij tot mij, terwijl hij mij een vrij goed gebouwd huis aanwees, met twee verdiepingen en azotea's. Ik gaf hem eenige realen, en daar zijn verstandig voorkomen mij getroffen had, vroeg ik hem naar zijn naam. lk iieb nooit mijn vader of moeder gekend,* zeide hij tegen me, «en ik weet niet hoe ik opge groeid ben mijnheer zal het mij dus wel ten goede houden, dat ik hem met geeri Christennaam pleizieren kan. Men heeft mij gedoopt met den bijnaam Coyotét* Mijn Indiaan groette mij voordat hij mij verliet met die uitgezochte beleefdheid, die de onderscheidene en uitstekende trek is van het Mexicaansehe volk, waardoor met de hooggeplaatstcn evenzeer de laagste standen der maatschappij wedijveren in goede manie ren, in wellevendheid en zuiverheid van taal. Ik was er toen verre af te denken in wat voor zonderlinge omstandigheden ik later den Indiaan Coyote zou wedervinden. Terwijl ik mijn paard aan Tabaco om vast te hou den overliet, ging ik dadelijk bij den heer Edward King in huis, dien ik op zijn kantoor aantrof. Nadat hij de aanbevelingsbrieven ingezien had, die ik hem vertoonde, bevestigde hij mij- opnieuw het ruim crediet, dat men mij op zijn huis geopend had, waarna hij mij vroeg of ik van plan was zaken te gaan doen. »0, in 't minst niet,* antwoordde ik hem, 'twas mij er alleen maar 0111 te doen, toen ik naar Mazat lan kwam om de republiek door te trekken en de purperzee te zien. «Zoodat u louter avonturen zoekt?* «Ja dat is te zeggen, ik heb almachtig veel tijd en ik weet er niet te best weg mee.* ledigen "V (Wordt vervolgd.) lid Land van LANGST en Altrat WAAHD

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1