No. Woensdag 7 November. 1883. I KLAGEN. FEUILLETON. De C. B. M UitgeverL. J. VEERMAN Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letteBs naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Klagen doen de menschen over het alge meen gaarne. Er zijn er maar weinigen, zelfs onder degenen die wij voor de gelukkigsten rekenen, die niet wat te klagen hebben. De behoeftige die met veel zwoegen en sjouwen een karig loon verdient voor zich en de zijnen, benijdt zijn rijken buurman, die zich om de behoeften des levens niet behoeft te bekommeren en de rijke buurman klaagt zelf over zwakke gezondheid, over gebrek aan eetlust en benijdt zijn armen broeder die met zooveel smaak in zijn rogge-boter- ham hapt. De boer klaagt over de opbrengst van zijn land als het te weinig opbrengt en over de goedkoopheid als de oogst over vloedig is. Wij klagen allen, groot en klein, arm en rijk, jong en oud. En toch is er zooveel reden van dank. Onwillekeurig kwam die gedachte bij ons op toen wij deze week de Courier de la Meuse, een Limburgs blad, lazen. In dat blad stond een artikel over het bezoek van den Koning van Belgie aan ons land. Nu zijn wij niet precies gewoon dat de Courier de loftrompet steekt over Neder land en zijne staatsinstellingen. Veeleer het tegendeel. Als er geen vreemden luisteren, dan is de Courier maar zelden tevreden. Maar hoe of het kwam, wie zal het zeggen, de natuur schijnt boven de leer te gaan, deze keer was het andersom. De Koning van Bel gie was in ons land uitstekend ontvangen, hij had het hier naar zijn genoegen gehad en als Z. M. weer rustig thuis was, dan zou hij op zijn gemak de zaken kunnen overdenken, dan zou hij punten van overeenkomst en van verschil vinden en dan zou bij vergelijking van de Belgische staatsinrichting met de Nederlandsche, volgens den Courier, de Ne derlandsche het verreweg winnen. Waarin óf GESCHIEDENIS VAN EEN TELEGRAM. 1) Indien ik voor het een of ander groote blad eene advertentie moest opstellen, om mij het bezoek te be zorgen van rijke kapitalisten, die echtgenooten zoeken voor hunne dochters, zou ik het aldus doen «Een jonkman van 35 jaar, bruin, zonder gebreken, kapitein bij het 4de regiment huzaren, in garnizoen te Londen, een middelmatig vermo gen bezittende, wenscht in hel huwelijk te treden met eene jonge, rijke dame van goeden huize. Brieven te adresseeren onder de letters M. M. no. 45875613, aan het bureau dezer courant. En indien tengevolge van die advertentie een van die bovengenoemde kapitalisten bij mij kwam, zou ik hem aldus aanspreken «Mijnheer, zooals gij reeds weet, ben ik officier in dienst van hare Majesteit. Ik ben niet zeer rijk, dat is waar. Maar behalve mijn soldij kan ik haar, die mijn vrouw zal worden, goede waarborgen aanbieden en aan hem, die mijn schoonpapa zal worden, het bewijs leveren, dat ik, ofschoon militair, geen vreemdeling in zaken ben. Inderdaad, mijnheer, ben ik twee jaren lid ■van den Raad van administratie der 'Groote Botermaatschappij geweest. Ik behoef u dus niets meer te zeggen. nu de superioriteit van de Nederlandsche staatsinrichting boven de Belgische gevonden werd, dat doet hier niets ter zake; wij halen het voorbeeld alleen maar aan om te bewij zen dat het meeste klagen niets dan ge woonte is en dat wanneer de klagers de oorzaken van beklag eens op den keper gaan beschouwen, de oorzaken zouden blijken weinig om het lijf te hebben. Zoo klaagt iemand in een onzer kleine bladen, dat het zoo moeilijk valt voor de burgers om hunne belastingen op te brengen en vlak onder de klacht in hetzelfde blad lezen wij, dat in ons land door elkander 26 huisgezinnen een her berg onderhouden. Hoe rijmt dat te zamen Dat weet de klager waarschijnlijk niet en wij moeten eerlijk bekennen dat wij het ook niet weten. Maar wij moeten niet vergeten dat het wel een beetje gekleed staat, zoo nu en dan eens meê te doen in het groote koor van klagers. Als het op stuk van zaken komt dan doen wij net als de Courier en wij prij zen ons zeiven gelukkig dat wij het ten minste zoo erg niet hebben te verantwoorden als die en die. Zoo hoort men dikwijls klagen over de massa geld die jaar op jaar wordt uitgege ven aan pensioenen, dikwijls aan personen die nog heel goed meê konden doen, maar die door eene verwisseling van ministerie of door een andere oorzaak hunne betrekking hebben verloren. Laten wij eens een kijkje nemen aan de overzijde van de Noordzee, in Engeland, wat of daar op het gebied van pensioenen al zoo aan de orde is. Daar zijn in de eerste en voornaamste plaats de zoogenoemde erfe lijke pensioenen. Die kennen wij hier ten minste niet. Die erfelijke pensioenen zijn groot, buiten alle verhouding grootzij wor den jaarlijks betaald aan groote edelen en moeten door het volk in den vorm van be lasting worden opgebracht. Vroegere souvereinen maakten een groot misbruik van macht en schonken aan hunne onwettige kinderen en hunne erven pensi ons in perpetuity^pensioenen voor de eeu wigheid". Zoo schonk Karei II aan een natuurlijken zoon, dien hij Hertog van Rich mond maakte, in eeuwigheid voor hem en zijne erven een schelling (zestig cents) per chaldron (36 schepel) steenkool, die van de Tyne verscheept werd naar Engeland. In 1799 werd deze drukkende belasting afge kocht voor een pensioen van 238,000 gul den per jaar, dat nog betaald wordt. Aan een ander natuurlijk kind, dat hij tot Her tog van Grafton verhief, schonk de edel moedige Koning Karei II een eeuwig durende heffing op wijnen. In 1806 werd dit recht afgekocht door den Staat voor een pensioen van ruim 70,000 gulden. Dat pensioen werd in 1815 verruild voor de kapitale som van 2,325,000 gulden in eens. Bovendien ontvangt de tegenwoor dige hertog nog vier erfelijke pensioenen, die Karei II aan andere natuurlijke kinde ren vermaakte en die door sterfgevallen op één hoofd zijn gekomen. Nog ontvangt de Hertog van Grafton jaarlijks ruim 10,000 gulden als vergoeding voor eene opgehevene erfelijke sinecure, namelijk zegelbewaarder aan een der ge rechtshoven. Zooals men weet is eene sine cure een post die traktement geeft, maar waarvoor men niets behoeft te doen. Met zulke posten was men vroeger vrij ver kwistend. Zoo kon men goede vriendjes aan een traktement helpen en men liet het volk betalen. Men kende toen ook reeds het spreekwoord,/van een andermans leer is het goed riemen snijden.'' Nog steeds worden erfelijke pensioenen aan verscheidene andere edelen uitbetaald. Geen van Engelands koningen is er zoo verkwistend meê geweest als de reeds ge noemde Karei II. En waren dit nog maar jaargelden geweest die geschonken werden tot belooning voor bewezen diensten, dan was het nog min of meer te verontschul digen geweest dat men de dankbaarheid zóó ver trok, de erfgenamen in het verste geslacht nog te beloonen voor hetgeen de voorvader heeft gedaan, maar dat was het niethet waren cadeaux aan gunstelingen en erger. Aan den Duitscher Schomberg, Hollandsch generaal, die een werkzaam aandeel heeft gehad aan de verdrijving van koning Jaco bus, werd door Willem III een erfelijk pensioen geschonken van 48,000 gulden. Rechtstreeksche nakomelingen zijn er in Engeland niet meer van dien generaal, maar toch deelen tot op heden nog zes Engelsche ingezetenen dit jaargeld. Onder die zes zijn drie dames. Op de begrooting voor de post administratie komt deze post nog jaar lijks voor. In het eind der vorige eeuw werd aan de souvereinen het recht ontnomen op zulk een wijze het nageslacht ten eeuwigen dage pensioenen te laten betalen voor de erfge namen hunner gunstelingen. Het Parlement verleent nu die pensioenen nooit langer dan voor drie of vier geslachten. Zoo ont vangt de tegenwoordige Hertog van Wel lington een pensioen van 48,000 gulden per jaar, dat aan den overwinnaar van Napoleon werd geschonken. De volgende Hertog, de zoon van dezen, zal dit pensioen ook nog ontvangen, maar dan is het uit. Verleden jaar hebben liberalen en radica len zich aaneengesloten ook aan deze soort van erfelijke pensioenen een einde te maken. De Regeering wilde voor drie levens pen sioenen schenken en tevens een pairschap aan generaal Wolseley en lord Alcester, den admiraal die Alexandrië bombardeerde. Dit moest de belooning zijn voor hunne diensten De Groote Botermaatschappij, of zooals wij bij ver korting .zeiden, de G. B. M., had inderdaad gedurende haar kort bestaan de eer gehad'Onder haar admini strateurs te tellen kapitein Marnaduke Martingale, uw onderdanige en toegenegen dienaar. Gaarne wil ik bekennen, dat, toen men mij deze betrekking aanbood, mijn eerste plan was om te wei geren ik had geen kennis van zaken en om mij als administrateur aan eene Maatschappij te verbinden, al had zij slechts tot doel de boterbereiding te volmaken, schrikte mij wel een weinig af. Maar ik bedacht weldra dat vierduizend gulden tractcment niet te verwerpen zijn voor een armen officier en dat overi gens de betrekking, die men mij aanbood, waarschijn lijk geen uitgebreide technische kennis zou eischen. Ik nam haar dus aan. De president van den Raad van administratie kwam mij eens per maand van mijne woning halen en bracht mij in zijn prachtig rijtuig naar de City, waar de kantoren van onze Maatschappij waren. Daar zette ik na een uitmuntend ontbijt, waarbij onze boter vol strekt niet werd gebruikt, mijne handteekening onder groote kolommen cijfers. Daarna stak ik in gemoede mijn dertig tientjes op en keerde weder naar mijne woning terug. Mijn kameraden lieten nooit na mij te onthalen op een laag van spotternijen en de voorraad laffe scherts scheen nooit uitgeput over «Martingale de financierEenige zelfs vielen de G. B. M. spot tend aan en veroorloofden zich niet zelden beleedi- gende uitdrukkingen over de degelijkheid en de le vensvatbaarheid der Maatschappij. Ik liet het hun zeg gen, sterk vermoedende dat de spotters mij de be trekking meer benijdden dan zij wel wilden weten en dat zij o zoo gaarne de plaats zouden innemen, wan neer ik zoo dwaas was geweest er voor te bedanken. Voor 't overige had ik dertig welklinkende redenen I in mijn zak om tegen iedereen de eer der G. B. M. I -op te houden. En bovendien bracht ik daardoor slechts de voor schriften in toepassing, waarvan onze achtenswaardige president niet ophield om in zijn gewone maandelijk- sche gesprekken de nauwkeurigste inachtneming aan te bevelen «Laatons vrienden blijven,zeide hij dan. «Laat ons ./een verbond sluiten, dat door niets kan worden ver broken. Mocht er soms verdeeldheid in ons midden komen, laat daar de buitenwereld niets van merken. Op deze voorwaarde en als de G. B. M getrouw blijft aan haar beginselen, die zij bij haar ontstaan en ont wikkeling steeds heeft toegepast, dan, mijne heeren zijn de dagen der melkboeren geteld. «En welke waren nu die beginselen? Ik heb ge zworen een eeuwig stilzwijgen te bewaren omtrent de ingrediënten, die wij bij onze boterbereiding gebruikten en mijn ongeluk heeft mij niet van mijn eed ontslagen. Al wat ik er van kan zeggen is, dat onze voortbreng selen en die van de melkerij slechts eene zaak gemeen hadden: schoon water. Hoe het ook zij, doormiddel yan advertenties deden wij eenige zaken en onze Maat schappij zou nog langer hebben kunnen bestaan, als ik op zekeren keer niet de domste aller menschen was geweest en vooral indien ik geen te verstandigen knecht in mijn dienst had gehad. Eens op een avond dat ik in de Club met eenige van mijn vrienden ecarté speelde, had ik bet ongeluk te verliezen, niet mijn geld, noch mijn leven daar ik voor beide nog al bezorgd ben maar de helder heid van mijn geest en liet mij de beloLe afpersen om de opening der jacht bij te wonen bij den ouden Slocombe. Dit was van mij, van alle kanten bezien, eene groote dwaasheid. Ten eerste was Slocombe een zeer vervelend mensch. Bovendien was ik hem geld schuldig en om dan nu twee of drie dagen onder het dak bij zulk een schuldeischer door te bfen'gen was een ware straf. Maar wat zal men er aan doen: men had over hazen en faisanten gesproken en zonder na te denken had ik mij bloot gegeven door te zeggen dat ik veel van jagen hield, waarop Slocombe, van wien ik niet wist of hij grondeigenaar of jager was, mij dringend uitnoodigde. Het was voor mij onmoge lijk om te weigeren en als man van eer moest ik mij wel in de zaak schikken, hoewel er vrij wat verden king bij mij opkwam door de vreemde houding van twee mijner vrienden. Beiden op hun beurt door Slo combe uitgenoodigd,weigerden beleefd maar beslist. Wat h idden zij toch? zij waren toch geen schuldenaars van dien hardvochtigen grijsaard. Waarom dan deze be sliste weigering? Aan een van hen vroeg ik de reden: «Waarom hebt gij de uitnoodiging niet aangenomen? Wij zullen u zeer missen. Slocombe dacht u genoegen te doen; gij moet bepaald komen. Hij is vervelend, dat stem ik u toe maar hij is anders niet kwaad Anders niet kwaadDat ben ik niet met u eens, maar dat moet gij liever eens aan onzen vriend Brooks vragen. «Welnu! wat dan? wat is hem overkomen?# «Dat zal ik u vertellen. Verleden jaar verzocht Slocombe, die nog nooit van zijn leven heeft gejaagd, Brooks om de jacht mede te openen. Men was nauwe lijks een uur van huis, toen de oude iets achter het kreupelhout ziende bewegen wat hij voor een haas hield, een geheele lading in het been van Brooks schoot, waardoor hij zes weken lang huisarrest had.« (Slot volgt.) NIS BLAD l!el Luk! hi Stalen en Aliens DE LANGSTRAAT EN DE DOMfflELERVAABD

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1883 | | pagina 1