No. 235. Dinsdag 1 Januari. 1884. 11 I is; FEUILLETON. GETROFFEN. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. u „Al wat wenschelijk is!" VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG, Abonnementsprijs: per 8 maanden f 1.Eranco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letteus naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche ADVERTENTIEN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven j-wüden «leekte tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. It Ja, waarde vrienden, 't jaar is weer ten einde en 't nieuwe verzoekt ons den weg te vervolgen. We zijn blijde onder de ge- noodigden te behooren, vroolijk zelfs op dien algeraeenen receptiedag en wanneer we elkaar toeroepen wal wat wenschelijk is" dan is zeker deze wensch niet de minst wenschelijkewik hoop dat ge nog veel zulke réceptiedagen beleven moogt." En waarom niet? We zijn immers hier op aarde geplaatst om te leven, te leven zoolang we kunnen en in dat leven, dat toch altijd nog maar kort is, te werken, opdat zij die na ons komen een bewoon baar oord vinden? Niet met het puin der voorgeslachten is 't nageslacht gediend maar wel met stevige grondslagen, om daarop verder te bouwen en om die grondslagen van maatschappij, van kerk, van school, van wat ook steeds meer betrouwbaar te maken, daarvoor leven wij en hopen 't nog eenige jaren te doen. Onder al wat wenschelijk is daarom al lereerst een vol jaar rijk aan arbeidszegen Niemand onzer lezers meesmuile hier en zegge: ik arbeid niet in een dezer kringen; de kerk vraagt niet naar mijn stemde school roept mijne hulp niet inde maat schappij vergt mijn krachten niet als ik het dagelijksch brood voor vrouw en kin deren met God en met eere verdien, ben ik al wel in mijn schik en laat ik het scher men met groote woorden aan mijn buur man en aan de krant over! Zij, die zoo spreken zij in de eerste plaats vóór alle anderen roepen we dien korten bondigen wensch van heelerharte toe Want, daar wordt, helaas, ontzettend met woorden gespeeld in de wereld en zij, die in maatschappij, in staat, kerk of school 't hooge woord voeren en de wereld willen hervormen door een dezer machten in hun zog voort te slepen, konden ten slotte wel eens geoordeeld worden minder aan de groote zaak der wereldvrede en wereldver zoening gearbeid te hebben dan de eenvou dige huisvader, die zooals hij 't uitdrukt, met God en met eere werkt en nochtans maar een schraal stukje brood verdient. De vrede, waarvan op Kerstmis de christenwereld zoo schoon wist te spreken in woorden en lied, de vrede die wegge legd is voor hen die in menschen broeders zien, zal nimmer komen door groote woor den en veel beweging. Ze moet van de laagste sport in de maatschappij uitgaan en opklimmen wanneer men hoopt ze van een of andere hoogte te zien neerdalen op 't menschdora, zal men bedrogen uitkomen. Het huisgezin moet de kweekplaats van het goede worden of de gouden eeuw der wereldvrede blijft nog ver van ons. Van daaruit moet het de wereld als een zuur- deesem doortrekken. Wel verre dus dat de eenvoudige werkzame huisvader buiten onzen wensch zou vallen, is het tot hem in de allereerste plaats dat we wal wat wenschelijk is" onzen lezers toeroepen. f/Al wat wenschelijk is" ook tot ons Vaderland. Het afgeloopen jaar was in vele opzich ten een goed jaar. Om maar iets te noe men, wijzen we nog eens op de Tentoon stelling, die ons land en Koloniën en ons volk naar buiten heeft bekend gemaakt, zoodat we thans reeds van alle zijden woor den van waardeering hooren over Nederland en zijn bewoners en bewijzen zien, dat ons optreden op 't uitgestrekt handelsgebied niet onopgemerkt gebleven is. Toch blijft er nog veel te wenschen over Men behoeft volstrekt geen onverbeterlijk pessimist te zijn om te bemerken dat ons land kwade dagen tegemoet gaat op poli tiek gebied. Nu is de politiek wel niet van directen invloed op de hoegrootheid van ons dagelijksch brood, maar 't is toch een deel van één groot geheel, waarvan ook onze welvaart afhangt en wanneer dat deel ongezond of ziekelijk is, zal de welvaart daar zeker niet door stijgen. Op politiek gebied dan zien we totale onmacht en in 't verschiet groote verwar ring en eindelijk algeheele frontverande ring. De school is de stormram en men zal haar in het stormloopen stuk slaan. De splinters vliegen alreeds door de lucht en men zal niet rusten voor ze onbruik baar is. Al wat voor 't oogenblik wenschelijk is, is dus dat alle dingen evenwel eerlijk en met orde geschieden, want onrecht en wan orde zouden ons bestaan in onmetelijk groot gevaar brengen iiAl wat wenschelijk is" dus nogmaals tot ieder, die op eenigerlei wijze invloed uitoefent. Ons Vaderland heeft behoefte aan vroede mannen, die helder zien en weten wat ze willen en niet aan oogendie naars en partijslaven. En zoo kome dan 1884 met zijn wel en wee, zijn voor- en tegenspoed, zijn lief en zijn leed. In het eene zoowel als in't andere, wenschen wij onzen lezers van harte toe 2)' 't Was een groote, mooie kamer, elegant gemeu bileerd, met veel sehilderijen en met rooddamasten gordijnen. Er stond een pianino, en op de canapé zat een heer te lezen, een heer van 'n jaar of dertig. Zijn uiterlijk vras aangenaam en openhartig, zijn haar donker en zijn gelaatskleur bruinachtig, als van iemand die lang in zuidelijk klimaat heeft doorgebracht. Toen Louise binnentrad, stond hij eenigszins verrast op en vroeg .Met wie heb ik de eer? Louise kreeg een kleur en zei verlegen: »'t Spijt me dat ik u stoor, maar ik ben hier be steld, om piano-les te geven. Wilt u zoo goed zijn, me aan mijn discipel voor te stellen?* .0, bent u »Ja, ik ben die dame die B. B. B. poste res tante; opgaf.» Nu ieheen de beurt aan hem te zijn om verlegen te worden. Zijn donkere wangen werden nog donker der door het opstijgende bloed. »Ik dacht ik had gedacht» stamelde hij, »dat B. B. B. een heer was!» «Neen, meneer,» antwoordde Louise, .maar ik ver sta mijn vak heusch evengoed,. Als u zoo goed wou zijn, mijn diseipel Het heerschap glimlachte en kreeg weer zoo'n kleur. «Alles misverstand, schijnt het,* zei hij. .Nu, ik hoop dat het er niet toe doet maar om u de waarheid te zeggen ik ben zelf de discipel.» »U, meneer?!» Daar stond Louise met een arme-zondaars-gezicht en zag met Ifaar zachte oogen naar den grooten man op, die in zijn gehëele lengte van zes voet tegen den schoorsteenmantel leunde. »De zaak is,hernam hij, snel sprekend om zijn confusie te boven te komen, »dat ik bijna mijn heele leven in Indië heb doorgebracht, en nu op mijn ou'en dag nog piano wou leeren. Hé waarom huilt u 't Was maar al te waar, ze weende! De teleur stelling had haar te smartelijk getroffen, en de tra nen vielen op haar chüle. Ze haalde haar zakdoek uit haar zak, en stamelde: »'tls niets 'k was alleen maar wat teleurge steld. We zijn arm, weet u, en ik had zoo op die les gerekend Arme LouiseDaar barstte ze op nieuw in tra nen uit, en bedekte haar met tranen overstroomd ge zicht met haar Voile. «Maar ik zie niet in waarom we allebei teleurge steld zouden moeten zijn,hernam meneer Marie Steger. .Natuurlijk kan ik niet verlangen dat u hier komt om een ou'en vrijer les te geven; maar is er een gegronde reden, waarom een ou'e vrijer niet bij u zou kunnen komen? Ik verzeker u, 'k ben over tuigd, dat niemand me beter les kan geven Louise glimlachte door haar tranen heen. 't Was ook nog al komiek, dat zoo'n knappe jonge man zich een oude vrijer noemde. »Mag ik bij u komen?» vroeg hij nog eens, toen ze een beweging maakte om te vertrekken. .Als mama er niets tegen heeft,antwoordde ze. «Dat wou 'k zoo graag mevrouw uw mama zelf vragen,» zei meneer Steger. »Kan ik u niet t'huis brengen, en misschienmijn eerste les nemen?» Louise wist niet wat te antwoorden. Eindelijk kwam er uit: »Ja, als u wil.» Mevrouw Berkenstein was erg verwonderd, Leuise met rood geweende oogen en met zoo'n knap heer schap t'huis te zien komenmaar na rijpelijk overleg vond ze goed, dat haar dochter les gaf aan mijn heer Marie Steger. Natuurlijk moest zg er by zijn. En zoo Maar waartoe het verhaal gerekt Drie jaar later nemen wij eenvoudig een kijkje in nommer twaalf van 't Park. Mevrouw Van Berkenstein zit bij den vlammenden, knappenden haard, met een jong, groot kleinkind op haar schoot, dat te vergeefs naar haar gouden bril grijpt. Meneer Steger zit ijverig te schrij ven. Daar wordt de deur geopend, en een mooie jonge vrouw met glanzende blauwe oogen treedt bin nen een oude kennis van ons. .Marie, heb je geen groot papier voor me,« zegt ze, en neemt een oude courant uit een der vakken van de schrijftafel, waaraan haar man zit. .Mag ik die krant nemen Die 's net groot genoeg voor mijn doel. Vriendelijk kijkt hij haar in de oogen. .Liever alles wat ik heb dan dat!» roept hij uit. .Waarom?» vraagt ze, terwijl hij het blad ont vouwt. .Wel dat zal ik je eens zeggen: omdat ik zonder die krant nooit aan zoo'n nare lastige vrouw was ge komen. En glimlachend wijst hij haar die kleine advertentie aan: .Piano-lessen gezocht tegen matig honorarium. Adres B. B. B., poste restante.» Slot.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1