No. 237.
Woensdag 9 Januari.
1884.
MONTEFIORE.
UitgeverL. J. VEERMAN Heusden.
BUITENLAND.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post zonder
verhooging.
pnjs-
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlands che A D V E R T E N TIE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Vele menschen hebben wij leeren kennen
uit onze geschiedenis en uit de geschiede
nis van andere volken als groote mannen.
Wanneer iemand als veldheer vele landen
had veroverd, zijn grondgebied had uitge
breid, anderen vorsten den voet op den nek
had gezet, dan werd hem al spoedig den
eernaam van den Groote toegekend. Al
was zijn roem ook gekocht met het
bloed en de tranen van duizenden,
die eernaam mocht hem niet worden ont
houden. Wanneer een vorst, door ijdelheid
gedreven, letterkundigen en kunstenaars be
schermde om door hen geprezen te worden,
dan werd hij verheerlijkt in tallooze zangen
en zijn naam werd overal uitgebazuind als
die van een half-God. Het is een waar
woord gebleken, //de wereldgeschiedenis is
het wereldgericht" en menigeen is de glo
riekrans van het hoofd gerukt, hoewel hij
er reeds eeuwen mee had gepronkt. An
deren daarentegen die een werkzaam leven
hebben doorgebracht tot waarachtig heil
der raenscheid zijn bijna vergeten en hun
naam moge voortleven inde een of andere
stichting of nuttige instelling, wie en wat
de drager van den naam geweest is, is voor
de meesten eene verborgenheid.
Te midden van de oorlogen en rampen,
die heden ten dage, hoogst waarschijnlijk
wel als altijd, aan de orde van den dag
zijn, is het eene verkwikking van een man
te hooren spreken, wiens leven in de echte
beteekenis van het woord één lange reeks
van weldaden is. Is geweesthadden wij
bijna geschreven, maar de man behoort nog
tot het getal der levenden, hoewel zijne ja
ren reeds hoog geklommen zijn.
Wij bedoelen sir Mozes Montifiore, de
onvermoeide strijder voor de belangen van
ieder die verdrukt werd in het algemeen,
maar voor de Joodsche belangen in het bij
zonder, de algemeen geachte en vereerde
Israëliet, die op den 24sten October jl. zijn
honderdste levensjaar is ingetreden. Waar-
deerende artikelen in de Engelsche dagbla
den van bijna elke richting bewijzen ons, hoe
hoog deze eerwaardige grijsaard aangeschre
ven staat in de achting zijner landgenooten.
Montefiore werd geboren in 1784, ineen
tijd dus, dat de Israëlieten nog verre waren
van het verkrijgen der rechten, hun in den
loop eener eeuw toegekend in staten, die
vroeger geen godsdienstvrijheid kenden.
Plet is de eerezuil die Montefiore zichzelf
heeft opgericht, dat hij in menigen staat
zijn geloofsgenooten de rechten deed ver
krijgen, waarvan zij zoo lang waren ver
stoken. In Engeland zelf werd een Israëliet
in de dagen van Montefiore's jeugd geduld
en meer niet. Hij werd eenvoudig niet als
burger beschouwd. Mendelssohn, die in
1786 stierf, was de hervormer van de Jood
sche denkwijzeMontefiore was de man van
de daad, die met goed gevolg streed voor
de deelneming der Israëlieten aan de alge-
meene zaak, aan het groote leven van han
del en verkeer.
In 1754 werd de Joodsche emancipatie-
wet ingetrokken en feitelijk werd geen her
stel van grieven verleend voor 1846. Tot
1828 mochten slechts twaalf Israëlieten als
makelaars in de city worden toegelaten. Dit
was trouwens slechts hun gewone lot in alle
landen, behalve in Nederland. De Eransche
omwenteling heeft den eersten stoot gegeven
tot verandering.
Sir Mozes, zooals hij doorgaans kortweg
werd genoemd sedert een halve eeuw, was
van Hollandsche afkomst. Hij behoorde als
jongman tot de twaalf toegelaten effecten
makelaars. Hij behoorde tot de Portugeesche,
zijne vrouw tot deDuitsche Israelieten.Bij haar
dood stichtte hij te harer eer te Ramsgate
eene inrichting voor oude hulpbehoevende
Rabbijnen, die daar hunne laatste levens
dagen kwamen slijten, benevens beurzen
voor meisjes en knapen van al de Joodsche
scholen te Londen. Met het huis Rothschild
werd hij door aanhuwelijking verwant en
hij nam deel aan de handelszaken van dit
huis en behoorde tot de eersten, die
de ontsnapping van Napoleon uit Elba en
het resultaat van den slag van Waterloo
vernamen. Men weet dat de wetenschap
van deze gebeurtenissen, vóór zij anderen
bekend waren, aan het huis Rothschild
kolossale winsten bracht. Van onderschei
dene maatschappijen was hij voorzitter. Zoo
doende verkreeg hij eene groote plaats in de
handelswereld en daar buiten en werd in
1837 Sheriff van Londen. De koningin
maakte hem tot ridder en verleende hem
het recht zijn familiewapen te veranderen
en in 1846 werd hij door de koningin tot
baronet verheven op voordracht van den
minister sir Robert Peel.
Natuurlijk vielen die eerbewijzen hem niet
ten deel voor zijne schatten, maar om zijne
verdiensten jegens zijne lijdende geloofsge
nooten en jegens anderen. Zeven maal reisde
hij naar het heilige land, de laatste keer op
negentigjarigen leeftijd. Hij heeft in Pale
stina gasthuizen en gestichten voor armen
en beproefden opgericht, heeft er koloniën
aangelegd om de eens zoo rijke akkers op
nieuw te laten bebouwen hij liet er meer
dan honderd bronnen graven, legde water
leidingen aan, bouwde synagogen en begraaf
plaatsen.
Dit alles kunnen andere rijke mannen
ook doen, maar waarin ze hem niet licht
zullen evenaren is in zijne doodsverachting,
zijne moedige tochten naar het Oosten om
verdrukten te helpen en met pest bezochten
te ondersteunen en te troosten.
Bijna zestig jaar geleden trok Montefiore
met zijne vrouw van Londen naar Jerusalem.
Het reizen was toen minder gemakkelijk
dan tegenwoordig. Den lsten Mei reden zij
in hun eigen rijtuig van Londen naar Dover.
Het rijtuig ging in het schip mede en nu reden
ze dwars door Frankrijk over den Mont-Cenis
naar Turijn en van daar naar Napels. Een
Italiaansche brik bracht hen naar Messina.
In een draagstoel ging het over dc bergen
van Sicilië en een open roeiboot bracht hen
naar Malta, waar ze een schip vonden dat
hen den 27sten Augustus Alexandrië deed
bereiken, na door zeeroovers vervolgd te zijn
geworden. Tot Cairo werden zij den Nijl
opgevoerd. De Britsche Consul gaf hun
den ernstigen raad niet naar Palestina te
gaan, daar de Turken gewoon waren de
Israëlieten, die hun land bezochten, als slaven
te verkoopen, maar Montefiore rekende op
zijn Engelsch burgerschap en reed den 18den
October het eerst zijn geliefd Jerusalem
binnen. Onbeschrijfelijk was de ellende,
waarin het Turksche wanbestuur de stad
gedompeld had. Hij bezocht de synagogen,
de huizen der armen en hij was zoo ge
troffen door het leed dat hij aanschouwde,
dat hij van nu af zijn leven wijdde aan zijn
verdrukt ras en aan zijne heilige stad.
Toen hij in 1838 hoorde dat de pest in
Jerusalem was uitgebroken, kon niets Mon
tefiore weerhouden zijne //kinderen" te gaan
helpen en troosten. Niettegenstaande zijn
verzet, vergezelde hem zijne vrouw. Zij be
zochten de zieken, richtten gasthuizen voor
hen op, brachten tenten aan hen wier hui
zen voor de ziekte gevaarlijk waren en
kochten land om honderden weezen den
landbouw te leeren.
Toen in 1840 de oude bloedbeschuldi-
ging, die in dit jaar in Hongarije weer
werd opgerakeld, alles wat niet denken en
nietoordeelen kon of wilde de Israëlieten deed
vervolgen en mishandelen, reisde hij in al
lerijl naar Damaskus. Drie Israëlieten waren
reeds gestorven op de pijnbank, doch de
bevrijding werd bewerkt van de negen an
deren die nog gevangen zaten. De tegen
werking van den Franschen Consul maakte
het hem lastig, maar hij ging naar Konstan-
tinopel en deed onvermoeid de krachtigste
pogingen om een wet te verkrijgen van den
Sultan. In November gaf Rachid Pacha
hem de verlangde firmangeteekend door
den Sultan, waarin het oude vooroordeel,
als zouden de Israëlieten menschenbloed voor
de offers gebruiken, onjuist en logenachtig
verklaard werd. De Sultan proclameerde de
gelijkheid der Israëlieten voor de wet in
het Ottomannische rijk.
Achtereenvolgens reisde hij naar Rusland,
Moldavië, Rome en Marocco, om voor de ver
volgde Israëlieten in de bres te springen, maar
in I860, toen in het Britsch Parlement
bekend werd gemaakt wat de Christenen
op den Sinaï te lijden hadden van de Druzen
van den Libanon, kwam de toen reeds 76-
jarige des nachts om één uur, zoo spoedig
hij het nieuws gehoord had, op de redactie-
bureaux van de Times met een voorstel om
door middel van den Britschen Consul de
twintig duizend Roomsch Katholieken van
den Libanon te helpen. Hij bracht 2400
gulden als eerste gift en kreeg weldra drie
honderd duizend gulden bijeen, waarmede
zijne naasten onder de Christenen geholpen
werden.
Dit zijn een paar staaltjes uit de lange
reeks van daden van dien grijsaard en nog
laat hij geen dag voorbij gaan zonder goed
te doen en steeds is het verstandige hulp
die hij geeft.
Is het wonder dat zijne stamgenooten
hein vereeren als een heilige, dat het En
gelsche volk hem als het ware op de han
den draagt en dat Engelands Koningin hem
geadeld heeft met den titel van baronet
en dat tal van eerambten, te veel om op te
noemen, hem zijn toebedeeld. Vol poëzië
en opwekkende kracht is zoo'n helden
leven.
Vrijdagnacht heeft men in de villa van de Hol
landsche familie V. D. te Kleef (Pruisen) ingebro
ken en ten haren nadeele gestolen 24 lepels, 24 vor
ken, 24 servetringen, 24 messen, alles van zilver en
2 zilveren koffiekannen, 2 theepotten, 24 gouden
theelepeltjes en verdere zilveren voorwerpen, uitma
kende te zamen twee volledige serviezen van groote
waarde en alles gemerkt V. D. Een der vermoede
lijke daders heeft men bereids gevat. Het is een
oud-Indisch soldaat; doch zijn twee medeplichtigen
zijn met de gestolen voorwerpen gevlucht en heb
ben zich daarmede vrij zeker naar Nederland bege
ven, om die hier te lande te gelde te maken. De
Kleefsche politie beijvert zich om de dieven in han
den te krijgen.
DE LANGST