No. 239. Woensdag 16 Januari. 1884. iet lier. FEUILLETON. Mal'occhio o VOOR Uit<reverL. J. VEEIIMAN Heusden. Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs per 3 maanden 1 verhooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letter» naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binuenlandsche A D V E R T E N TIE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Dat het bier kracht geeft en meer dan andere dranken, meer zelfs dan vaste kost, voedsel aan't lichaam geeft, wordt zoo al gemeen als een onomstootbare waarheid aangenomen dat er moed toe behoort dat tegen te spreken. Bier zegt men vereenigt in zich de eigenschappen van den geestop- wekkenden wijn en 't voedzame brood en men zou het lichamelijk welzijn van 't volk verzekerd houden, wanneer het zijn jenever- flesch stuk sloeg en de bierkruik tot dage- lijkschen gast op tafel en in de plaatsen van uitspanning aannam. Dat is echter schro melijke overdrijving, want de groote waarde van 't bier bestaat geheel in de verbeelding. Het geloof aan de voedzame kracht van 't bier, algemeen verspreid onder ge zonden en zieken, is weinig meer dan ver beelding en zij, die hun kostbaar geld in plaats van aan vleesch, melk, eieren, en goed brood aan bier uitgeven, doen zich- zelven schade. Slechts waar 't bier de plaats vervangt van onzen schadelijken volksdrank, den jenever, daar zal 't zeer nuttig werken. Niet omdat bier zoo voedzaam is, maar om dat het veel minder schade doet dan het gedistilleerd Bier is het gegiste aftreksel van water en mout. Om mout te verkrijgen laat men graan gerst, tarwe, spelt, haver na 't bevochtigd te hebben, broeien bij een ma tige warmte totdat de korrels kiemen. Dit wordt echter terstond door kunstmatige droging in zijn voortgang 'gestuit, zoodra het worteltje op het punt staat de schil te verbreken. Dat aldus gekiemde graan heet mouthetwelk verder tusschen steenen of ijzeren walzen gebroken en gemalen wordt. Het gemalen mout wordt vervolgens met warm water getrokken, men laat het bezinken, kookt het met hop en andere kruiden en laat het daarna gisten, d. w. z. zoo lang in koele kelders staan tot de in het vocht aan wezige suiker overgaat in alcohol en kool zuurgas. Daarna heet het bier en is het tot consumtie gereed. Uit dit korte schema der bierbereiding schijnt te volgen dat bier werkelijk is, wat men vroeger noemde en nog meent: vloei baar brood. Edoch we moeten nog een paar kleinigheden aanstippen, die hier alles af doen. Bij het kiemen der granen, of die tarwe, rogge of gerst zijn doet niets ter zake, gaat het meest voedzame deel van den inhoud geheel verloren. Dat zijn n. 1. de stikstof houdende lichaampjes, m. a. w. het eiwit. Eiwit is een onovertrefbare voe dingstof en in groote mate voorhanden in vleesch, kaas, eieren, waaraan 't zijn naam ontleent, terwijl tarwe en rogge daarvan fusschen 10 en 20 percent bevatten. Zoo als we zeiden gaat deze stof bij het kiemen verloren en wanneer later het moutaftreksel (met een vreemd woord moutextract of Malz- extract) gekookt wordt, geschiedt dit voor namelijk om 't nog aanwezige eiwit te stol len en af te scheiden, opdat het vocht helder en klaar zij. Wie zal troebel bier drinken? Intusschen is zoowel door 't een als door 't ander aan het bier het wezenlijk voedende onttrokken en wat er overblijft kan men evenzoo goed uit ander voedsel bekomen. Zetmeel n.l. waaraan de graankorrels zeer rijk zijn (c. 70 is natuurlijk ook in ruime mate voorhanden in ons brood (c. 40 Bovendien wordt dit zetmeel door de gisting omgezet in gom en suiker en de laatste in alkohol. Het bier bevat dus het z.g. mout extract, alkohol, koolzuur en een zeer groote percentage water. Het malzextract nu dient als de maatstaf van de voedingswaarde der biersoorten en terwijl het in verreweg de meeste slechts in zeer geringe mate aan wezig is, biedt het zelfs in de daarmee het rijkst bedeelde soorten niet veel meer voed sel aan dan b. v. onze gewone aardappel. Het verschil bestaat alleen daarin dat het zet meel van 't malzextract wat lichter te vertes- ren is dan dat van de aardappel en de granen. Wanneer we ons gewoon licht bier nemen dan vinden we aan voedende stof niet meer dan 2 a 3 in 't zoo geroemde Beiersch bijna 6 10 4 Brusselsch Faro 3 Munchner bockbier 9 O/ /O* Porter Scotch-ale Zet hiernevens de alom verachte aard appelen met hun 19 dan is 't duidelijk dat deze, wat de voedingswaarde betreft, de vergelijking met het bier glansrijk door staan kunnen. Aan eiwit, d. i. aan de beste voedingstof fen voor 't menschelijk lichaam is in alle bieren, de duurste en meest geprezene niet uitgezonderd, slechts een onbeduidend klein deel voorhanden terwijl de gekookte aard appel daarvan toch altijd nog 2 bevat. We stippen hierbij nog aan dat genoemde bieren ongeveer 80 a 90 water bevatten en 2 tot 4 alcohol. Alleen de Ale bereikt een alcoholgehalte van 8 en komt daarmee de lichte wijnen zeer nabij, zonder de op wekkende eigenschappen van deze te bezitten. Wat blijft er nu over van de voedingswaarde van het bier? Bijna niets. Men kan het aangenomen dat we alleen met goed bier te doen hebben en niet met vervalscht men kan het niet beter vergelijken dan met kool zuurhoudend water, 't welk matig genoten, de vertering der spijzen vergemakkelijkt en dit doet veel af beter smaakt dan b. v. spuitwater. De grootste roem van het bier is dat het qeen jenever is. En omdat het geen jenever is, zouden we toch door het bier in de plaats daarvan als volksdrank te stellen, oneindig veel winnen. Die echter van bier een her stel zijner gezondheid, kracht en sterkte ver wacht, zal bedrogen uitkomen en doet beter andere voedingstoffen in te slaan, die hij dan met een drupje alkohol, wanneer hij dit niet missen wil, bevochten kan. IUI I II UIT HET DUITSCH. Er zijn veel slechter menschen geweest dan ik, doch weinigen, die in hunne kleine omgeving zooveel onheil teweeggebracht hebben. Ik heb de trouw aan mijnen echtgenoot gebroken mijn beminde heb ik gedood en toch ben ik daarbij een eerzame vrouw gebleven, gelijk men zegt echterGod erbarme zich over mij. Mijne geschiedenis begint op een Vrijdag, en wel een dertienden. Het was in Juli en ik telde toen juist zestien jaar en vijf maanden. Ik stond buiten voor ons oud Moorsch slot op het terras, zonder hoed, de beide handen voor de oogen en zag in den hellen zonneschijn uit naar papa's terugkomst. Ik had een avontuur gehad en brandde van onge duld het hem mee te deelen. Het terras was met steenen bevloerd, die door .ouderdom zwart zagen, en door een eenvoudige ba lustrade omgeven, uit zuilen bestaande, waarop dwer gen en kobolden Yan zandsteen neerhurkten. Wilde wijnranken klommen tot ken op en sloegen hunne weeke, groene armen lustig om hnnne gedrongen lichamen. Het slot zelf zag er van buiten verdrietig grauw uit en was van binnen ontzaglijk leeg het had sluitende jaloeziën, verweerde tapijten, geschaafde meubelen en een prachtigen trap. Het park echter was heerlijk, zoo recht pittoresk en verwaarloosd. Vlak voor het slot bloeide een gansch woud van rozen en daarachter strekte zich een wildernis van oude boomen en struiken uit, die na zoolang volgens Le Notre's mode gesnoeid te zijn, nu met verdubbel den overmoed hun takken en twijgen weelderig naar alle zijden uitstrekten. Hier en daar loerde in het groen een verweerde Diana of Flora met antiek pro fiel en moderne pose, als een Grieksch standbeeld, naar de aanwijzingen van een nieuwerwetschen dans meester gebeeldhouwd. In het midden van 't park bevond zich een vijver, waarin twee zwanen hoog moedig heen en weer zwommen, hunne halzen krom mende en zich met de zwarte snavels in de vleugels bijtende. Thans zijn de zwanen dood, de groote vijver is in een modderpoel veranderd door een dichte heining van waterbloemen en gele biezen omringd. Ongezonde miasmen zweven door dit oord en dwaallichten hup pelen er rond Doch toen was de vijver groot en in zijn helder water spiegelde zich de hemel af met zijn kleine, nietige wolkjes, en vergeet-mij-nietjes groeiden aan zijn oever. Papa bleef lang uit en ik geeuwde reeds van onge duld en honger. Eindelijk sprong Hector, mijn groote witte wolfs hond, die intusschen uit louter sympathie met zijn onrustige meesteres, reeds dikwijls de ooren gespitst had, met drift op, legde zijne voorpooten op het breede hoofd van een dwerg en blafte vroolijk de ruimte in. Daar rolden wielen over het kiezelzand, een wagen hield stand «Papa, papa riep ik en vloog hem tegemoet. Een paar minuten na zijn aankomst zaten we in onze eetkamer aan een net gerangschikte tafel en Kobus droeg de soep op. Kobus was een tot bediende gepromoveerde boe renjongen. Hij droeg op dien stond een nieuwen jas d. w. z. een ouden van papa, met blanke knoopen versierd, terwijl zijn breede, roode duimen als vorige kolen uit de gaten zijner witte garen handschoenen te voorschijn staken. Twee gouden lichtbundels drongen door het in een diepe nis geplaatste venster in het bruine half donker der overmatig hooge kamer. Een monsterbouquet van salie, centifolie en lavendel geurde in een blauwe, Japansche vaas. »Papa«, riep ik terstond nadat ik mij neergezet had, triumpheerend over mijn soepbord hem toe »ik heb het eerste hoofdstuk van een roman be leefd. «Hoe zoo, wilde hommel «Toen ik heden in 't bosch reed, ontmoette mij een jonkman, gezeten op een vuurspuwenden draak». »l)at begint goed», zeide mijn vader; hij was ge woon aan mijn gezwollen ontboezemingen. Sedert mijn vroegste kindsheid was ik gewoon mijn boeken met sprookjes op te vroolijken. «En wat deed die jonge man te paard op een vurigen draak?» «Hij deed in 't geheel niets, doch ik ik ver loor mijn rijzweep.» «En toen?« zei papa verstrooid. «En toen riep ik «aporte Hectordoch Hector deugt niet voor 't aporteeren en mijn ridder Lohen grin sprong van zijnen draak, raapte haastig de zweep uit het stof, reikte ze mij toe met een beminnelijk lachje en «En daarna?» «Toen sloeg ik met de zweep door de lucht dat het kletste daar vertoonde zieh op het gelaat des ridders een pijnlijke trek, zijn gedaante veran derde in die eens adelaars met gouden snavel en gouden klauwen en hij verwijderde zich, met ma'ch- tigen vleugelslag de blauwe lucht doorklievende, van de plaats waar «Ach Alix, tot poëete zijt ge niet geborenriep papa, zijn grijs hoofd schuddend; «wat beduidt dat gebeuzel «Ge zijt heden onuitstaanbaar, papa.» «Verwende kleine heks!Het bedu-dt dat ge uwe rijzweep hebt verloren en deze door een bediende uit een herberg of een vorstelijk beambte gevonden is, dat hij indringend geworden is, en....« «Maar hij is volstrekt niet indringend geweest en hij was volstrekt geen beambte», riep ik opgewon den, hijhij leek er niet eens opin 't kort, ge weet reeds hoe «Hoe zag hij er dan uit?» «Groot, zwart, een gelaat als een Romeinsche imperator met v'tstekende kakebeenderen onder een korten vollen baard hij bereed een gedrongen, breed geschouderd paard, waarop hij goed zat, wat stijf misschien. «Hebt gij met hem gesproken?» vroeg papa met toenemende belangstelling. «O ja, ik heb hem gezegd dat hij onnoodige moeite deed er zich mee te bemoeien.» Zoo, en hij «Hij bromde zoo iets, dat ik niet verstond, daarna groette hij mij zeer hoffelijk en zeer stijf en reed verder. Wij zijn denzelfden weg gegaan, hij is echter achter mij gebleven, waarom weet ik niet, want zijn paard had wel lust tot loopen, ik zag 't wel, want ik wendde mij nog een paar maai om.» Zoo DE j. m >/o> /O

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1