Zaterdag 19 Januari.
1884.
Drenkelingen.
FEUILLETON.
MaPocchio
UitgeverL. J. VEERMAN Hensden.
mr Rmnenlandsche A D V E R T E N TI E N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs-
verboog'ng.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
In het o. i. nooit genoeg geprezen werk
van Frits Renter, /Gedroogde Kruiden",
komt een tooneel voor, waarin Brüsig zijn
vriend Hawerman op bezoek heeft. Brüsig
was naar eene badplaats geweest om zijne
jicht kwijt te raken en had een boek mee
gebracht over de waterkunst, zooals hij dat
geliefde te noemen. Daar zou hij zijn vriend
wat uit voorlezen. Brüsig toog aan het
werk en na een paar bladzijden op eene
merkwaardige wijze doorgehaspeld te heb
ben, bemerkte hij dat zijn vriend ingeslapen
was. Daarover geërgerd, hield hij op en
maakte zijn vriend wakker. Deze veront
schuldigde zich en zeide tevens dat hij van
het geleerde boek niets begreep. Toen sprak
Brüsig het merkwaardige woord//Men
leest ook niet, van wegens het begrijpen,
maar men leest pour passer le temps."
Hij radbraakte die Fransche woorden wel
wat, maar dat komt er voor ons nu niet
op aan.
Wij dachten dadelijk aan dit woord van
Brüsig, toen wij eenige dagen geleden de
geschiedenis hoorden van het ongeluk aan
het stoombootenhoofd te Heusden. Wij lezen
niet van wegens het begrijpen". Ja, het is
wel degelijk waar, men leest wel, maar
men begrijpt niets, men onthoudt niets. In
onze dagen, dat bijna ieder in de gelegen
heid is eene krant te lezen, is het klaar
onmogelijk dat wij ons menschen voorstel
len die zoo weinig opletten op hetgeen zij
hooren en lezen. Hoe menigmaal hooit of
leest men niet van drenkelingen die uit
het water worden gehaald, maar die men
dan ook aan hun lot overlaat. Van de tien
keer gebeurt het zeker negen maal, dat het
zelfde vooroordeel allen beheerscht en dat
men den drenkeling zoolang met de voeten
in het water laat, totdat men de politie
verwittigd heeft. Maar elke maal leest men
er dan ook de verzuchting bij //hoe komt
het toch dat de menschen zoo dom zijn
,/Hoe komt het toch dat zij niet beter
weten
Zij kunnen het wel beter weten, de
meesten ten minste, want wie een courant
leest, of een almanak leest of wat dan ook,
die moet er wel eens van gehoord hebben
dat het geene verplichting is de politie
eerst te waarschuwen, maar dat het de
zedelijke plicht is van iedereen die helpen
kan, om dadelijk hulp aan te brengen, eene
hulp die in ieders macht staat.
De wijze van handelen die zoo dikwijls
onnadenkend gevolgd of door straatgeleer-
den aangeraden wordt, is nog een over
blijfsel van vorige tijden. Vroeger, toen het
met de rechtsbedeeling nog zoo ellendig
gesteld was, behoefde men er niet naar te
verlangen met de justitie in aanraking te
komen. Men hield zich liefst zooveel moge
lijk uit hare handen. Want ging er veel
ongestraft en onvervolgd door, waar zij een
maal de hand op legde, daar was de druk
king van de hand loodzwaar. Waar men
zoo weinige middelen had om vermoedelijke
oveitreders tot bekentenis te brengen, daar
werden zulke geweldige middelen (pijnigin
gen) gebruikt, dat menige onschuldige
misdaden bekende die hij niet bedreven
had, alleen om aan de folteringen te ont
UIT RET DUITSCH.
2)
Ja, op dien dag begon mijne geschiedenis, 't was
op een Vrijdag.
Mijn leven was tot op dat oogenb'ik als een eten
zee langs mij heea gegleden er was me, buiten mijn
moeders dood, niets treurigs overkomen en toen deze
mij trof, was ik nog te klein ora het droevig verlies
te gevoelen. Ik herinner mij nog duidelijk in een
hoek gedoken en daae in mijn zakdoek geweend te
hebben als de gioote menschen ik herinner mij nog
den lijkwagen met zilveren engeltjes en ontelbare
bloemkransen doch anders niets uit die dagen
van rouw.
Mijn arme vader trok zich het smartelijk verlies
zeer aan. In zijn droefheid verzonken, vergat hij
maanden lang mijne opvoeding. Ik zag hem dikwijls
met gebogen schouder den stok tusschei de banden
op den rug, de donkere parklaan op en neer loopen,
menigmaal zacht voor zich heen mompe'end, somtijds
weenende. Wanneer ik mij dan bij hem voegde,
streelde hij mij, doch ik betwijfel of hij op zulke
oogenbl'kken onderscheid maakte tusschen een ge
trouwen hond en een medegevoelend menschenkind.
Hij had de gewoonte gansche avonden tot in den
laten nacht op de vleugelpiano te spelen en zoejong
als ik was, had reeds toen de muziek een grooten
invloed op mij.
Eens, toen mijne oppasster, mij ingeslapen wanende,
zich verwijderd had om een praatje met de huishoud
ster le maken, kroop ik langzaam u:t mijn bedje,
liep zachtjes de trappen af 'at aan de deur der mu
ziekkamer. Zij stond open ik trad bmnen, heel zacht,
op mijn bioo.e voetjes, in mijn wit nachtkleedje. Er
was geen licht, behalve dat 't welk de maan door
de ruiten zond. Da meubels zagen er spookachtig
groot uit en als gehuld in een witten damp. Zwart
en scheip teekenden zich de ramen op den vloer af.
Hij zuchtte, ik zuchite ook, hem navolgende.
Plotseling sprong hij op. »Wie is daar, wie
riep hij. Hij geloofde aan geesten en had jaren ge
hoopt op een verschijning mijner moeder dat hoorde
ik echter veel later eerst. Wie is daar, wie?«
»Ik, Aüx«, riep ik weenend.
Alixherhaalde hij (m:jne moeder heette ook zoo).
-Alix, papa, en ik ga weer dadelijk heen, ik heb
wat geluisterd.
Ik stond ju'st in de 'Thtstreep, die de maan door
het venster wierp. Mijn vader kwam op mij toe, nam
mijn hoofdje, mijn .gansche k'e:n persoontje tusccnen
zijne handen en mij tot hem opheffend, mompelde hij
zij zendt u, zij zendt mij uen kuste mij, tot ik ang
stig werd.
Van dat uur af zijn wij trouw bj elkaar gebleven,
hij en ik, tot aan zijn einde!
Hij was een oud man, mijn vader, en was zeer,
zeer laat gehuwd. Ik heb hem nooit anders gekend
dan als een Kortademigen grijsaard, me', een groot,
goedig en op een wit collier g r e c na, glad ge
schoren gelaat.
Hij was zeer goed, doch te zeer door zijn herin
neringen meegesleept en den tegenwoordigen tijd ont
rukt, om veel goeds te doen. Zijne zaken verstond
hij slecht, waardoor ons vermogen zeer achteruitging.
komen. Iemand, die in de nabijheid van
een verslagene of een verdronkene gevon
den was, werd doorgaans in scherp verhoor
genomen en men liet dientengevolge menig
een die met dadelijke hulp gered had kun
nen worden, maar liever aan zijn lot over
dan het er op te wagen met de heilige
Hermandad in aanraking te komen. Later
toen die vrees niet zoo erg meer was, werd
het toch eene verplichting een lijk, dat men
vond, in denzelfden toestand te laten waarin
men het gevonden had, opdat het gerecht
zou kunnen onderzoeken wat er gebeurd
was en opdat er geene bewijzen zouden
vernietigd worden. Bij drenkelingen volgde
men dezelfde formaliteiten men haalde ze
uit het water, doch men liet hen verder zoo
veel mogelijk in den toestand waarin men
ze gevonden had. Het bijgeloof speelde
hierin ook zijne rol. Omdat het volk over
het algemeen zeer moeilijk iets leert en op
schijnbaar gelijke zaken dezelfde handelingen
toepast, zoo kwam het dat men menschen,
die men had zien verdrinken, die men te
water had zien geraken, op dezelfde wijze
behandelde als degene wier dood aan eene
misdaad moest worden toegeschreven. En
het eenige middel om langzamerhand dit
wanbegrip voor een beter begrip te laten
plaats maken is, dat men duidelijk en be
knopt algemeene regelen bekend make, die
den niet deskundige aanwijze wat hij in
voorkomende gevallen te doen hebbc. Die
regelen moeten dan niet in dag- of week
bladen gepubliceerd worden, maar op plaat
sen waar men ze telkens onder de oogen
heeft, zoodat het publiek er gemeenzaam
mede wordt. Dan kan de dwaze gewoonte
minder worden, die wij nu ook weder tot
onze ergernis hebben zien volgen, om den
drenkeling met de voeten in het water te
houden tot zoolang dat de politie aanwe
zig is.
Ik spreek daarvan met om m:j te beklagen, neen,
doch 't behoort bij mijne geschiedenis.
Hij leerde mij lezen, schrijven, rijden en legde mij
voor 't eerst de vingers op de toetsen. Aan mijn
pianospel beleefde hij echter weinig genoegen, mijn
ongeschiktheid daarvoor was even groot als mijn
liefde voor de muziek.
Toen ik negen jaar oud was, kreeg ik een Fransche
gouvernantedie leerde mij hoe ik zitten moest en
wandelen. )k las met haar de Télemaque, Paul et Vir-
ginie en eenige Scenen i,:t Racine. Ook moest ik onder
hare leiding etudes spe'en van Herz cn Steibelt en aller
lei schoone wenschen voor mijn vader schrijven met
nieuwejaar en op z:jn geboortedag. Zij kwelde mij ont
zettend met Fransche spelregels en in 't bijzonder niet
de werkwoorden, waarvan ik niets begreep en ik kon
haar niet uitstaan. Ik zie haar nog, de gele Zwitser-
sche met het zwarte dons op de bovenlip en de strenge
trekken eencr opvoedster van beroep om den mond, ik
zie haar nog met den Engelschcn hoed, haar volmaakt
rechten ug en met halve hertslederen handschoenen
door 't bosch wandelen, telkens schrikkend voor de
kikkers en den blik niet afschuw van de halfnaakte
Flora's en Diana's afwendende. Vijf jaren heb ik haar
in m;jn bijzijn moeten dulden; daarna huwde zij met
een ambtenaar.
Nadat mademoiselle Poirier vertrokken was, haalde
ik mijn vader over me n:et langer met een Zwitsersche
of Parijsche kwe'gcest last'g te vallen. Hij troostte zich
over die toegevendhrd met de gedachte mij later nog
een paar jaar op een kostschool te doen, dewijl zijn
geweten hem een we-nig beschuldigde mijn opvoed'ng
verwaarloosd te hebben. Op dien zonnigen Vrijdag was
hij nog altijd bes'uiteioos waar heen hij mij zenden
zou, naar Lausanne of Genêve, naar madame Gaerrv
of Lagrange, doch de stecnen waren geworpen en mijn
u i
In vroeger tijd was de behandeling
van drenkelingen volgens eene strenge me
thode elke drenkeling moest zoogenaamd de
kuur ondergaan. Daartoe waren in de meeste
steden afzonderlijke lokalen ingericht, waarin
behalve de noodige reddingstoestellen, ook
de vereischte geneeskundige instrumenten
voorhanden waren. Die kuur werd echter
veel te stelselmatig toegepast, dat wil
zeggen elk geval werd op dezelfde wijze
behandeld; tegenwoordig behandelt men
elk geval meer op zichzelf naar bevind van
omstandigheden. Daar het in do minste
gevallen gebeurt dat er dadelijk een genees
heer bij de hand is, komt het er op aan
de middelen aan te wijzen, die onder ieders
bereik zijn.
Men heeft in het algemeen op twee din
gen te letten wanneer een drenkeling uit
het water gehaald wordt ten eerste, dat de
ademhaling hersteld wordt en ten tweede, dat
de huidwaimte ivordl opgewekt. Te dien einde
zorgt men dat de drenkeling in een ver
warmd lokaal komt (niet te warm en ook
niet te dicht bij het vuur), men legt hem
op een zijner zijden met het hoofd eenig-
zins naar beneden, klopt hem op den rug
en tracht hem op die wijze het overtollige
water te doen lozen daarbij ontdoet men
neus en mond van alle vuiligheid wanneer
de drenkeling zoodoende heel wat water is
kwijt geraakt, tracht men de ademhaling
weer aan den gang te brengen. Deze kan
men daardoor zoeken op te wekken, dat
liefst een sterk, gezond persoon, met den
mond op den mond des schijndoo-
den geplaatst, lucht in de longen blaast,
waarmede men zachtjes begint en langza
merhand sterker voortgaat; nageblazen te
hebben drijft men de ingeblazen lucht door
het naar boven drukken der borstkas weer
naar buiten, dan blaast men weder en drukt
weder op de borstkas naar boven en ver
zocht. Daar hoorde
grijs hoofd schudde:
lot was reeds beschikt
Drie dagen later bevonden wij ons in den tuin,
papa en ik. De zon was bijna onder en de schaduwen
waren eindeloos 'ang en doorzicht'g grijs. Papa zat
op een bank in gedachten verzonken, met beide han
den op zijn stok leunende. Ik had mijn zakdoek ver
stopt en Hector bevolen hem op te zoeken. Ademloos
vo'gde ik hem met de oogen, terwijl hij snuivend
ik papa zeggen, terwijl hij zijn
«wat zijt ge nog kinderachtig,
Alix
Ja pjpa
Waarom leest ge niet wat?«
-Wel, als ik in uw bibliotheek een mooi boek op-
ZO'U dan neemt gij 't me telkens af, omdat het niet
go d voor me is. Ik kan toch niet altijd »de reis
iia>r Siberiëlezen
»Ik zal boeken voor u bestellen.#
-En ge k aagt all'jd, papa, dat ge geen geld hebt.
Hector had middelerwijl mijn zakdoek te voorschijn
gebracht en ik po'nsde op een nieuwe plaats van
verstopping.
Geld geld!* bromde papa ongeduldig. Gij
spreekt van zaken, waarvan ge geen verstand hebt.
Maar he_ ge geen langer kleed dan dat?«
-Is dat dan te kom, bet komt mij toch tot de
enkels!* en ik keek mijzelven verbaasd aan. Tot
hieiioe droeg ik een grijslinnen blouse met aan0e-
naa'-den rok en lederen ceintuur, en de haren los,
ge!ijk een kmd, slechts met een strikje op 't achter
hoofd vastgebonden.
Hebt gijhebt gij geen nette, gekleede ja
ponnen, zooals andere meisjes?* vroeg papa.
-Gekleede? Ik heb mij tot heden altijd voor
gekleed gehouden,* antwoordde ik verwijtend, «gij
zijl onuitstaanbaar papaen als gij niet ophoudt