No. 243.
Woensdag 30 Januari.
1884.
De eenige weg.
FEUILLETON.
Mal'occhio
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1Franco per post zonder
verhooging.
prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
We vangen dit stukje, dat weder eens,
doch in een andere richting over het volks
gezang zal handelen, aan niet een dwaas
begin.
In zekere stad wonen een 50-tal raenschen,
mannen en vrouwen, die pleizier hebben eens
in de week te vergaderen. Zij hebben school
gegaan op hun tijd doch kennen geen a voor
een b meer en nu bekruipt hun de lust
zich gezamenlijk in 't lezen te oefenen.
Natuurlijk is thans hun eerste werk iemand
op te zoeken die in 't a-b-c volleerd is en
dien vinden ze en benoemen hem tot hun
directeur. Dat gaat goed. Maar aangezien
't nu voor volwassenen toch allerzotst zou
staan met 't a-b aan te vangen, begint de
directeur maar terstond met 't lezen, b. v.
uit de Camera Obscura. De leden der ver-
eeniging schaffen zich dat boek aan en men
begint. De directeur leest voor, eenmaal,
andermaal, voor de derde maal en nog
eenige keeren, brok voor brok, tot de vlug
sten courage genoeg krijgen om mee te
lezen, die op hun beurt 't weer aan de
anderen voordoen en zoo komt men na
ontzettend veel moeite de eerste halve bladzij
ten einde, met dien verstande dat er altijd
nog een tiental overblijven, die 't ook na
geen honderd voorlezingen zullen machtig
worden en zich dus bepalen tot het napraten
en een halve seconde achter de anderen
aankomen.
De heeren en dames vergaderen driejaar
trouw en met opoffering van tijd en geld.
Doch wanneer men na drie jaar hun een
allereenvoudigst prentenboekje voor kinderen
van zes jaar voorlegt, kunnen ze die kinder
versjes niet lezen. Zij kunnen alleen lezen,
d. w. z. napraten wat ze met moeite hebben
geleerd, doch alle andere druk is voor hen
een gesloten boek.
Ge zoudt die lui een adreskaart van
Meerenberg uitreiken Precies, daar zouden
ook wij hen verder hun oefeningen willen
laten voortzetten.
En toch wat zacht in uw oordeel
toch wordt er alzoo gedaan in ons land en
elders.
Een enkele vraag. Wat zou er terecht
komen van het kerkgezang, wanneer bij den
aanvang der godsdienstoefening gezangboeken
werden uitgereikt met liederen op geheel
nieuwe wijzen Niet waar, het volk kan
zingen, maar wat kan het van het a-b c der
muziek? Letterlijk niets. En dat a-b-c is,
ook na lange oefening op de lagere scholen
en in gezelschappen zoo totaal onbegrijpelijk
en bij al zijn eenvoud (voor ingewijden
w. t. v.) zóó samengesteld, dat men gerust
alle moeite, besteed om 't volk langs dien
weg te leeren muzieklezen, gelijk kan stellen
met het vullen van een bodemloos vat.
In Engeland, Frankrijk, in het muzikale
Duitschland, ook in ons land gaan er stemmen
op en worden er krachtige pogingen in
't werk gesteld om dat aloude a-b-c van
koppen, staarten en vlaggen op zij te zetten
en een nieuw, maar reeds bekend alfabet
in te voeren.
Groot behoeft het niet te zijn. We hebben
aan zeven teekens precies genoeg.
Daarvoor dienen de cijfers I tot 7. In
deze cijfers kan men alle mogelijke muziek
uitdrukken, van 't Wilhelmus af tot de Opera
toe. Wanneer men deze teekens nu de alom-
bekende namen ut, re, mi enz. geeft en
voor de tusschentonen cijfers met een streepje
er dwars doorheen gebruikt, is men, voor
koraal muziek althans, geheel klaar.
Ziehier Gez. 22 vs. 1.
1 2 3 1 3 4 5 3
Rust mijn zieluw God is Koning,
6 5 5 3 4 4 3
Heel de wereld Zijn gebied;
55 5234 32
Alles wisselt op Zijn wenken,
1 2 3 4 3 2 I
Maar Hij zelf verandert niet.
Wie heeft niet dikwijls opgemerkt hoe
zangvereenigingen, na met veel vuur aan't
werk getogen te zijn, al spoedig den eersten
ijver verloren, hoe de leden, de een na den
ander, de repetitiën verzuimden en einde
lijk geheel weg bleven, hoe de vereeniging
na eenige flikkering van hoop voor de toe
komst, ging kwijnen en eindelijk stuiptrek
kend den adem uitblies. Wat is in zoo'n
geval de gewone troost? Deze: er kan hier
(vul in elke plaats die u 't eerst invalt) ook
niets blijven bestaan 1
'tls echter gemakkelijk te verklaren. Op
den duur kan niets ter wereld een mensch
belangstelling inboezemen, waarvan hij geen
begrip kan krijgen, dal hem niet aanspoort
zich in te spannen. Hoe zal iemand jaar
in, jaar uit met een boek in handen zitten,
waarvan de taal hem volkomen vreemd
blijft't Verveelt hem, hij werpt het ver
van zich. Na een tijd lang met inspan
ning gezongen te hebben, na uitvoeringen
zelfs van omvangrijke stukken, staat de zan
ger uit het volk nog even ver in 't lezen
als toen hij begon. Zijn stem zal omvang
rijker, voller en leniger geworden zijn, zijn
gehoor scherper en dat is veel, maar
voor hem nog zeer weinig maar in de
kunst van muzieklezen, ook wanneer het
een simpel liedje geldt, is hij nog even
weinig gevorderd als toen hij begon. Hij
gevoelt dat hij tegenover die koppen met
staarten en vlaggetjes, die kruisen en mol
len, die geheimzinnige sleutels vooral, staan
blijft als een hulpelooze schipbreukeling
tegenover den oneindigen oceaan, 't maakt
hem gemelijk dat hij 't ziet, maar niet kan
doorgronden en hij trekt zich van lieverlede
terug om mee te zingen in dat koor van
de verafstaanden: //hier kan niets blijven
bestaan ln
Geef die jongelui een notenschrift in
handen, dat ze begrijpen en waarmee ze,
ook zonder hulp, terecht kunnen en we
zijn zeker dat de lust om zich in gezelschap
pen te vereenigen, zal toenemen en deze in
UIT HET DUITSCH.
5)
Wij gingen wandelen. Papa maakte mij opmerk
zaam, dat de zon reeds ondergegaan was en de
vruchtboomen veel beloofden. Ik hoorde het nauwe
lijks 's avonds kon ik niet eten en 's nachts snikte
ik hard verscheurend en vermoedde eindelijk dat men
nog over iets anders ongelukkig zijn kon dan over
Fransche werkwoorden.
Ik had nog veel te leeren!
Een dag verliep en nog een tweede. Papa was
zeer bleek; zijn gang was onzeker, zijn adem ging
moeilijk en zijn handen sidderden wanneer hij iets
aanvatte.
Het sneed mij door de ziel hem zoo te zien lijden
Aan den avond van den tweeden dag, toen hij na
het souper met mij in ons lief verschoten salon zat,
vroeg hij met bevende stem en mij verlegen de han
den steelende
»Nu Alix, hebt ge er over gedacht?
Waarover papa?»
«Over Gerlach.»
«Papa, staat ge er sterk op?»
«Ja kind hm ja mijn arm dingwanneer
ik niet zoo'n erbarmelijk kreupel schepsel was, zou
ik er niet op aandringen en kon ik voor mijn lieve
ling nog wel wat doen. Maar nu nu en zijn
stem brak en een traan liep over zijn bleeke, gerim
pelde wang. Toen hield ik het niet langer uit, legde
mijn arm om zijn hals en fluisterde:
«Wacht tot overmorgen!» Overmorgen zou papa
jarig zijn. 's Avonds elf uur sloop ik in mijn nacht
toilet den langen gang door naar de bibliotheek, waar
ik papa in zijn grooten zorgstoel vond.
«Alix, wat komt ge doen?»
«Papa, ik kan niet slapen en kom een boek halen.
Ik nam een woordenboek mee.
Men had mij dikwijls met de Fransche vervoegingen
geplaagd, doch mijn moedertaal was schrikkelijk ver
waarloosd. Zoo studeerde ik nu den ganschen nacht,
snuffelde elk woord na en beschreef alle rose en he
melsblauwe velletjes uit mijn met nikkei beslagen brief-
mappe, die ik van tante Jenny drie jaren te voren op
Kerstmis gekregen had.
Mijn vingers waren zwart, mijn oogleden brandden
toen ik eindelijk mijn brief voleind had. Het was geen
meesterstuk en had twee inktvlekken, die ik met zorg
uilkrabde. Wanneer ik mij goed herinner, luidde hij,
zonder aanspraak:
«Papa deelde mij mede dat ge ons de eer
hebt aangedaan mij ten huwelijk te vragen. Ik
stond er zeer verbaasd over. Wanneer gij wer
kelijk een zoo kinderachtig meisje, als ik ben,
voor lief wilt nemen, zoo kom dan morgen. Wees
echter zoo vriendelijk mij aan den parkmuur bij
den beuk op te wachten. Het is papa's geboor
tedag en ik wil hem met u verrassen
Uw Dw. Dienares,
Alix van Werden.
Dit hoffelijk schrijven zond ik des morgens naar
Sollnegg. Voortdurend zat ik in angst over mijn spel
kunst. Had ik wel de hoofdletters van pas gebruikt?...
i Den volgenden dag trok ik een witte japon aan, een
dikwijls gewassen dingetje, waarvan ik pas drie op-
naaisels had laten lostornen om het wat langer te
maken en wandelde naar den beuk mijn toekomst
tegen.
Na een oogenblik wachtens stond Koenraad Gerlach
voor mij zijn wagen had hij naar 't slot laten door
rijden hij nam mijne beide handen in de zijne en
sprak als gewoonlijk zonder de tanden van elkaar te
doen, vlug en onduidelijk
«Ik heb gisteren uwen br'ef ontvangen zeer
verheugd is 't u ernst?»
»Ja« antwoordde ik met hartklopping.
Gij huwt mij terwille van uw papa arm meisje
Gerlach was bijziende en fronste derhalve 't voorhoofd,
wanneer hij zonder bril iemand aanzag. Dat deed hij
ook nu.
Ik voelde hoe ik onder zijn vorschenden blik rood
werd. «Het verheugt pupa« antwoordde ik eerlijk,
«doch. voegde ik er hij, maar bleef steken.
«Ik maak er geen aanspraak op natuurlijk
dat gij een romantische toeneiging tot mij gevoelt
als ge maar niet afkeerig van mij zijt
«Maar baron!» Toen was 't weer stil, totdat Hector
met groote sprongen kwam toegeloopen en zich kwis
pelstaartend aan Koenraads voeten neervleide. De beuk
boven onze hoofden ruischte en de lucht was vol van
de geuren der wilde rozen aan 't einde van 't park
bij den straatweg.
«Ik was een weinig bang voor u» zeide ik open
hartig, wanneer ge echter dikwijls over komt, zal dat
wel wennen, gelooft ge niet?»
Hij schudde verlegen het hoofd. «Veroorloof mij u
het voorhoofd te kussen» mompelde hij. Ik vond dat
wonderlijk doch stak hem mijn hoofd toe, 't welk hij
voorzichtig met zijne lippen aanraakte en toen ik hem
daarna rustig, ik geloof zelfs een weinig opgebeurd
aanzag, drukte hij me de handen, als wilde hij die
verbrijzelen en riep; «gaan we nu naar uw vader!»
Een paar minuten later riep ik, Koenraad Gerlach
de bibliotheek binnentrekkend, zegevierend uit: «ik
schenk u op uw verjaardag een schoonzoon papa!»
En weer enkele minuten daarna was de drukte,
door mijn woorden veroorzaakt gestild en de feeste
lijke stemming tot een gewone werkendags-atmosfeer
gedaald. Gerlach zat als gewoonlijk stijf in zijn stoel
en hield een oud boek voor zijn kortzichtige oogen,
een van die oude uitgaven, waarop papa zoo troisch
was. Ik echter zette mij zeer verlicht aan de voeten
mijns vaders, als een kind dat na zich goed gehou
den te hebben, om lof bedelt. Buiten zat in den lin-
d nboom een roodborstje en zag ons met zijn kleine
r uide oogjes zoo verstandig aan alsof het de heele
h >torie begrepen had en zond ons uit volle borst
z,n melodische gelukwenschen tegen!
Op 12 October huwden wij. Ik droeg te dien
dage een wit atlaskleed met een lange, lange sleep,
die me evenals de gansche ceremonie, feestelijk stemde,
liet was een nare, grauwe dag; de wind wierp den
kobolden en dwergen op het terras het gele en roode
herfstloof dat hij van de boomen geroofd had, in de
breede aangezichten. Bovendien een feest zonder
gasten in de kleine, achthoekige kapel op een gras
veld in het midden van 't park! De predikant hield
een lange toespraak, was zeer verlegen en bleef
herhaaldelijk stekende meester speelde iets op 't orgel,
droefgeestig en valsch! Tweemaal zag ik gedurende
de plechtigheid om, eens naar mijn vader, die, over
't gansche lichaam sidderend, achter ons knielde
en eens naar mijn sleep, die in zulke prachtige vou
wen achter mij lag. Koenraad was doodsbleek!
Op den achtergrond stonden de dorpelingen een
verzameling van oplettende, vooruitgestrekte stompneuzen
NIEUWSBLAD
Hel Land ran Huisden en Altcna,
DE LANGSTRAAT EN DE EOHHELERWAARD
*«1;V u I