No. 247.
Woensdag 13 Februari.
1884.
Phosphorus.
FEUILLETON.
Mal'occhio
Uitgever: L. J. VEERMAN neusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
Abonnementsprijsper 3 maanden f
verhooging.
en ZATERDAG.
1.Eranco per post
zonder
prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
10 uur. Ingezonden
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Het vuur is uit en moet weer aangemaakt
worden. O, dat ia niet erg, dat is een werk
van niemendal. Wat krullen of dunne spaan
tjes, een lucifer aangestoken en klaar is het.
Dat is tegenwoordig zoo eenvoudig en het
huidige geslacht is zoo goed met deze manier
van handelen bekend, dat men er niet aan
denkt dat het vroeger anders is geweest en
hoe het is geweest. En toch hoe betrekkelijk
kort is het nog maar geleden, dat het een
heel ding in een huishouden was, wanneer
het vuur was uitgegaan. In een gewoon bur
gerhuishouden was doorgaans het laatste
wat de vrouw des huizes vóór het naar bed
gaan deed, zeer zorgvuldig een kool-vuur
onder de asch stoppen, opdat zij zeker mocht
zijn den volgenden morgen vuur bij de
hand te hebben. Of de tonderdoos met
behulp van een zwavelstok moest haar dienst
bewijzen, hoewel het dikwijls oneindige moeite
kostte om des nachts of des morgens in de
duisternis vuur te slaan, zonder zich de han
den te wonden. Wij hebben het zelfs bij
gewoond dat een wanhopig man, na vele
vruchtelooze pogingen, tot het middel de
toevlucht nam om zich door middel van een
pistool met los kruit geladen, vuur te ver
schaffen. En nu spreken wij nog maar van
de tijden die kort voor ons liggen, waarin
men de geheimen van kruit en zwavel en
tonder kende, maar hoe moet het veel vroeger
wel geweest zijn, toen van dit alles, zoo het
al niet zelf onbekend was, ten minste het
goede gebruik een geheim was.
Het vuur toch is altijd eene kostbare zaak
geweest en, dit ten volle erkennende, be
hoeven wij ons volstrekt niet te verwonderen
dat de onden meenden, dat het door eene
koene heldendaad aan den hemel ontroofd
was en dat het bij alle godsdiensten van
den ouden en bij sommige nog van den
nieuwen tijd, een groote rol speelt. Het
onderhouden van een eeuwigdurend vuur
was bij sommige volken zelfs zulk een dure
plicht, dat er tal van wetten en voorschriften
gemaakt waren om het te regelen en dat
de personen die er mede belast waren, als
eene soort van uitverkorenen werden be
schouwd, wien vele voorrechten waren toe
gestaan, maar die ook bij de minste achte
loosheid met den dood gestraft werden.
Gelijk vele nuttige zaken, lag het geheim
om op zeer onkostbare en gemakkelijke wijze
vuur te maken, zeer voor de hand, men
gebruikte het voor andere zaken en dacht
niet aan datgene wat ons tegenwoordig on
misbaar is geworden, aan lucifers. Meer dan
twee-honderd jaar is het geleden dat een
zekere Boudewijn, schout te Grossenhagn in
Saksen, met een zijner vrienden op het denk
beeld kwam om te beproeven of zij den
yeest der wereldspiritus mundi konden ma
ken en verzamelen en zoo ja, hem voor een
billijken prijs verkoopen als een geneesmiddel
tegen alle kwalen. Te dien einde namen
zij krijt, lieten het oplossen in salpeterzuur
en dampten de oplossing tot droog worden
toe uit. Het prodoct slorpte vocht op als
het aan de lucht was blootgesteldzij dis
tilleerden het en dreven er zoo het water
weer uit, dat zij onder den naam van wereld
geest verkochten tegen ongeveer 2 centen
de gram. Door een toeval, het breken van
een kroes, bespeurde Boudewijn dat het ver
kregen zout in het donker licht gaf, als het
den vorigen dag aan het zonlicht was bloot
gesteld geweest. Hij vertelde het verschijnsel
aan anderen, maar gaf niet te kennen hoe
hij de stof bereid hadde geleerde Künkel
ontdekte het geheim en slaagde er in phos
phorus of, zooals het toen genoemd werd,
het vuur dragende zout te maken.
Boudewijn bracht staaltjes van hetgeen
hij vervaardigd had naar Hamburgdaar
was men echter over zijne ontdekking vol
strekt niet verwonderd. Daar woonde een
zekere Brandtdie ook iets vervaardigd had
dat in donker licht gaf. Die Brandt had zijn
vermogen door den handel verloren en trachtte
het door de alchimi terug te krijgenhij
zocht den steen der wijzen. Brandt zocht
uit de menschelijke urine goud te maken.
Wat hij zocht vond hij er niet in, maar wel
een zonderling lichaam, dat licht gaf in het
donker, dat in de lucht van zelf ontbrandde
en een witten rook verspreidde, die een ver-
stikkenden en scherpen reuk had, namelijk
phosphorus. Brandt begreep dat deze stof,
zoo al niet een middel om goud te maken,
er toch een was om het te verkrijgen. Hij
verkocht zijn geheim aan een zekeren Kruft,
die het naar Engeland bracht, waar hij veel
geld verdiende met de stof als curiositeit
te laten zien.
Brandt verdiende niet veel geld met zijn
geheim. De meergenoemde Künkel trachtte
te vergeefs het geheim meester te worden en
toen hem dit noch bij Brandt noch bij Kruft
gelukte, toog hij zelf aan het werk en vond
het ook.
Gedurende eene eeuw lang wist men
phosphorus op geene andere wijze te berei
den en men deed er niet veel nut mede
ook. Men had het als eene merkwaardig
heid, men bewaarde het in een goed ge
kurkt apothekersfleschje en zat er voor de
aardigheid bij te werken. Eerst in 1769
vonden twee geleerden, dat er eene groote
hoeveelheid phosphorzure kalk zich bevindt
in de beenderen van zoogdierenzij gaven
de eenvoudige methode aan, waarop men
phosphorus uit beenderen kon halen, eene
methode, die nog in hoofdzaak gevolgd
wordt en die wij hier niet zullen beschrij
ven. Men kent den phosphorus in verschil
lende toestanden. Vooreerst heeft men den
doorschijnenden phosphorus, dien men don
normalen noemt, omdat hij het eerst in deze
gedaante en gedurende langen tijd niet an
ders gemaakt is. Hij geeft licht in het donker
op een gewone temperatuur en kan niet
aan de lucht worden blootgesteld zonder
min of meer schielijk te vergaan. Ten
tweede de witte, vervolgens de zwarte
de roode en de violettein een woord er is
phosphorus van elke kleur.
De zonderlingste van alle is de roodeom
dat hij het meest van don normalen verschilt
hij wordt ook amorphe, vorraloozo phospho
rus geheeten.
De gewone phosphorus verandert vanzelf
in rooden phosphorus, als hij aan den in
vloed van de zonnestralen wordt blootgesteld,
namelijk in het luchtledige of in een gas,
dat geen invloed op hem uitoefent. In plaats
van in aanraking met de lucht van zelf te
ontbranden, verandert hij er in het geheel
niet in en wordt slechts op eene tempera
tuur van 200 graden lichtend. Het smelt
punt van den gewonon phosphprus is 44
graden, van den rooden 250 graden, verhit
men hem echter tot 260 graden, dan keert
hij in zijn gewonen toestand terug.
Men behoeft nog zoo heel oud niet te
zijn, om zich den tijd te kunnen herinneren,
dat lucifers in een huishouden onbekende
zaken waren en dat men toen zij verschenen,,
er vreeselijk bang voor was. Daarenboven
waren zij zeer gevaarlijk voorkinderen en voor
groote naenschen. Maar zoo als alle zaken,
die een gemak aanbrengen, stapt men spoe
dig over het gevaar heen en de luciferlicht
drager, veroverde zich stormenderhand eene
plaats in onze woningen. Zij waren dan
ook zoo gemakkelijk, men had elk oogen-
blik vuur bij de hand, tonderdoos en doove-
kool raakten uitgediend. Toch bleef het
altijd nog een bezwaar, dat zij een sterk
-
UIT HET DU1TSCH.
9)
Beneden werd er gepraat en gelachen. Zij zijn te
ruggekeerd van de jacht. Binnen een half uur zal de
schelle klok ons aan den maaltijd verzamelen. Er
wordt geklopt aan mijn deur. Het is mijn kamenier,
die stipt als een automaat, tot me komt om me voor
't diner te kleeden. Ik onderwerp mij geheel lijdelijk
aan haar smaak. Doch in de laatste oogenblikken be
gin ik belang te stellen in mijn toilet. Ik werp een
blik in den spiegel. Mijn gelaat is witter, mijne lippen
voller en rooder, mijn oogen donkerder en schitteren
der dan gewoonlijk. Met zegepralenden trotsch, waar
over ik mij in 't volgende oogenblik schaam, zeg ik
mijzelven dat ik nooit zoo schoon was als heden. Lang
peins ik of een eenvoudig paarlensnoer of een zilveren
collier beter bij mijn witte japon passen zou.
Daar klinkt de etensbel.
Het diner is in mijne herinnering niets dan een bonte
mengeling van bouquetten, fonkelend zilver en klinkend
glaswerk, heldere meisjesstemmen en onduidelijk brom
mende mannenstemmen. Ik zat tusschen Frits en een
jongen edelman. Frits was zeer bleek en at niets,
doch scheen over 't geheel meer verdrietig dan ver
stoord zooveel merkte ik nog op. De edelman, die
pas geleden van de Weener tentoonstelling was thuis
gekomen, vertelde druk over de cholera en den Shach
van Perzië.
droeg een ziekelijken
tegenwoordigheid van
Het ademen viel me zwaar, het hart lag me als
een koude klomp in de borst. Een ijskorst dekte het
toe. Daaronder klopte en hamerde het misschien
ik wist het zelf niet recht. Ik lachte en babbelde
en 't was mij, alsof ik een vreemde hoorde. Na het
eten speelden zij whist, de dames Lorzins, de edelman
en Koenraad. De kleine Nina zat in een hoek over
haar borduurwerk gebogen. Ik
wals voor en behield genoeg
geest over om mijn plicht als gastvrouw waar te nemen.
Frits liep intusschen verdrietig van den een naar
den ander, de eene hand in den zak, het voorhoofd
betrokkenhij bladerde een paar photografie-albums
door en draaide gedachteloos de lampen op of neer,
waarbij er een onder zijn handen stierf.
Hebt ge ook een boodschap naar Weenen vroeg
hij plotseling naar de speeltafel tredende, aan zijne
tante.
»Neen waarom?»
Ik reis morgen daarheen.»
Hoezoo?»
Och zaken ik heb heden een brief ont
vangen.
Het was een van de vele brieven, die de post nooit
gezien had.
Dat alles hoorde ik tusschen mijn wals door. In
tusschen hamerde ik voort met kracht en in de maat.
Daar bemerkte ik dat Frits naast mij stond.
Alix moet ik gaan?» fluisterde hij
»Ja» zei ik kortaf en kon toch de oogen niet van
hem afwenden. Plotseling verbleekte hij. »Kijk me
niet zoo aan,» zei hij, »uwe oogen doen mij pijn
Doch ik hield de oogen op hem gevestigd het
deed me op dat oogenblik genoegen, hem pijn te
veroorzaken. »Ga,« zei ik hardop. Hij ging.
Intusschen had Nina haar werk bij elkaar ge
zocht, kuste hare mama, maakt hel overige gezel
schap haar compliment en trok zich terug.
Arm klein ding! Hoe haar Frits onverwachte reis
ter harte ging! Een gedwongen lachje ontsierde haar
heldhaftig gezichtje. Frits ijlde haar na, waarschijn
lijk om haar op den corridor buiten een vriendehjk
afscheidswoord toe te spreken.
De nacht kwam. Ik had mijn kamenier weggezon
den en zat nu alleen in mijn friseerstoel. Al mijn
kunstmatige rust was gebroken, de smart overwel
digde mij. Duizend zoete herinneringen gingen mij
door de ziel als verlammend gif en fluisterden mij
toelaat ons u troosten wij zijn immers maar
schaduwen geniet den droom, nu de werkelijk
heid u ontzegd is!»
Ik zocht ze te bannen met de tooverwoorden
dankbaarheid en eer doch steeds weer klonk hun
gefluister, liefelijk en treurig, als bloemen, die 't
kopje opbeuren
heeft.
Mijn hart schreidemij hongertik sterf
heb medelijden! Ik trachtte het in slaap te zingen
met het kille sluimerlied van den plicht. Tevergeefs!
Eén oogenblik slechts één kort ontzettend oogen
blik overweldigde mij de hartstocht geheel. Ik strekte
de armen omhoog in de ijdele ruimte en stamelde:
»Frits!» Het duurde slechts één oogenblik, God
zij dank, daarna bedekte ik van schaamte mijn bran
dende oogen met de handen!
De eerste bleeke morgenschemering drong tot mij
door. Daar ontwaarde ik een witte gestalte, met
en
nadat een slagregen ze weggeslagen
schouders hangende roodach-
lange, verward om de
tige haren een misvormd gezicht met blauwe
lippen en strakke oogen, met zwarte kringen omge
ven mijzelf in den spiegel!
Ik schrok voor mijn eigen oogen die kleine
episode uit mijn huwelijksreis waaraan ik sedert jaren
niet meer gedacht had, viel me in.
Mal'occhio!» mompelde ik.
Het werd lichter een lichte stap op den kor-
ridor gaat mijn deur voorbijblijft staan!I*
't niet, als drukt iemand een kus op het harde hout?...
Alles wordt stil. Ik vlieg op, hoor en ijl naar de
deur, doch blijf staan. Wat wil ik? wat zoek ik?
Beide handen aan 't hoofd treed ik naar buiten op
den corridor en wandel als waanzinnig heen en terug.
Wat wil ik? wat zoek ik?
Daar hoor ik wielen knarsen. Hij is voort!... Ik;
voel twee schroeven op het hoofd, en dan een
zware slag
Eerst weken later kwam ik weder tot bewust
zijn.
Ik was door typhus aangetast geworden, de gra
vin Lorzin was met hare dochters gevlucht Koen-
ïaad en de oude huishoudster Kaatje verpleeg
den mij.
Ik werd spoedig beter, opmerkelijk spoedig en
leefde voort.
Nu volgde een booze, booze tijd! De dagen kwa
men en gingen langzaam als met looden schoenen en
eentoonig voorbij. Zij brachten geen genezing
geen verzachting! Mijn hart behield de wonde en
mijn lichaam was als mijne ziel vermoeid.
Toch verrichtte ik alles, wat ik gewoon was t*
doen; ik las, bezocht zieke werklieden en inspec
teerde sleehte scholen, ik musiceerde en ging uit rij-
d nmenigmaal ontving ik gasten. Doch ik moest
me tot alles dwingen en alles scheen me totaal nut-
NIEUWSBLAD
Het Land van Insta en Alten»,
DE LANGSTRAAT
BOMMELERWAARD
O O O